Zoekresultaten 20751-20760 van de 42624 resultaten

  • ECLI:NL:TGZCTG:2016:323 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2016.068

      Klacht tegen anesthesioloog. Klager is door zijn tandarts naar de anesthesioloog verwezen voor een preoperatieve screening in verband met door de tandarts bij klager te verrichten restauraties en extracties onder (algehele) narcose. De anesthesioloog concludeerde dat er een te hoog risico verbonden was aan algehele anesthesie en dat de behandeling goed zou kunnen geschieden onder lokale anesthesie. Klager verwijt de anesthesioloog grove nalatigheid, neerbuigend gedrag, arrogantie, onbeschoftheid en schending van zijn mens-zijn. Het Regionaal Tuchtcollege heeft geoordeeld dat de klacht over de bejegening faalt en dat er geen aanknopingspunten zijn voor het oordeel dat de anesthesioloog in enig opzicht professioneel in gebreke is gebleven. De klacht is door het Regionaal Tuchtcollege als kennelijk ongegrond afgewezen. Het Centraal Tuchtcollege heeft het beroep verworpen.

  • ECLI:NL:TNORARL:2015:92 Kamer voor het notariaat Arnhem-Leeuwarden AL/2014/163

      Van tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen door de notaris is slechts sprake als hij de bepaling in het testament over het executeurschap redelijkerwijs niet zo heeft kunnen uitleggen als hij heeft gedaan. Die situatie doet zich in het onderhavige geval niet voor.   De notaris zich had moeten realiseren dat hij in dit geval, juist omdat de bepaling in het testament niet geheel eenduidig was en ook vanwege de moeizame familieomstandigheden - waarmee hij in ieder geval tot op zekere hoogte bekend was - de andere erfgenamen direct van de afgifte op de hoogte had moeten stellen.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2016:324 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2016.074

      Klager heeft als scheikundig ingenieur gewerkt in een Research laboratorium van een grote Multinational. Hij stelt dat hij sinds 1978 een chronisch ziektebeeld (schildersziekte) heeft ontwikkeld door het omgaan met o.m. chemicaliën en oplosmiddelen. In het kader van een civiele procedure tegen zijn werkgever heeft het Gerechthof een deskundigenbericht bevolen en daartoe drie deskundigen (een neuroloog, een longarts en een KNO-arts) benoemd. Naar aanleiding van de deskundigenberichten heeft het Gerechtshof geoordeeld dat er geen causaal verband bestaat tussen de gezondheidsklachten van klager en blootstelling aan de schadelijke stoffen met uitzondering van de (lichte) polyneuropathie. Klager en zijn echtgenote verwijten de aangeklaagde neuroloog : 1. dat hij bij de beoordeling van de blootstelling aan oplosmiddelen onjuiste cijfers heeft aangenomen; 2. dat hij onjuist heeft gesteld dat er geen eerder EMG-onderzoek was geweest; 3. dat hij onvoldoende heeft uitgelegd waarom er bij de neuropsychologische screeningtest slechts vier tests zijn afgenomen en de z-scores niet heeft gegeven; 4. dat hij niet heeft medegedeeld dat een slaapapneusyndroom veroorzaakt kan worden door oplosmiddelen. Het RTG wijst de klacht in alle onderdelen als kennelijk ongegrond af. Het Centraal Tuchtcollege vernietigt de bestreden beslissing en verklaart klagers alsnog niet ontvankelijk in hun klacht.

  • ECLI:NL:TNORARL:2015:93 Kamer voor het notariaat Arnhem-Leeuwarden AL/2014/156 en 2015/14

      Ondanks de lessen die de notaris zegt te hebben getrokken uit de negatieve bewaringsposities waarop de eerste klacht ziet, heeft hij niet weten te voorkomen dat zich - weliswaar door andere oorzaken, maar toch - ook in de tweede helft van 2014 twee maal een negatieve bewaringspositie heeft voorgedaan. Deze negatieve bewaringsposities heeft de notaris weliswaar zelf aan het BFT gemeld en ook terstond weer aangevuld, maar dit neemt niet weg dat al met al binnen één jaar bij herhaling sprake is van negatieve bewaringsposities. Dit maakt oplegging van een maatregel terzake van de tweede klacht onontkoombaar. Vanwege het vertrouwen dat de notaris bij de kamer heeft weten te wekken voor wat betreft de inmiddels genomen maatregelen ter voorkoming van verdere problemen in de bewaringspositie, blijft de sanctie hier beperkt tot een waarschuwing.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2016:325 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2016.075

      Klager heeft als scheikundig ingenieur gewerkt in een Research laboratorium van een grote Multinational. Hij stelt dat hij sinds 1978 een chronisch ziektebeeld (schildersziekte) heeft ontwikkeld door het omgaan met o.m. chemicaliën en oplosmiddelen. In het kader van een civiele procedure tegen zijn werkgever heeft het Gerechthof een deskundigenbericht bevolen en daartoe drie deskundigen (een neuroloog, een longarts en een KNO-arts) benoemd. Naar aanleiding van de deskundigenberichten heeft het Gerechtshof geoordeeld dat er geen causaal verband bestaat tussen de gezondheidsklachten van klager en blootstelling aan de schadelijke stoffen met uitzondering van de (lichte) polyneuropathie. Klager en zijn echtgenote verwijten de  aangeklaagde KNO-arts : 1. dat hij niet de gegeven relevante stukken volledig heeft gelezen; 2.dat hij verkeerd heeft gesteld dat antilichamen nodig zijn bij een LMG-allergeen; 3.dat hij niet heeft gemeld dat o.a. scheikundige stoffen (waaronder nikkel (verbindingen)) een oorzaak zijn van nasale poliepen; 4.dat hij heeft gesteld dat een “slightly positive” huidtest voor House Dust Mite een allergie voor HDM betekent en een oorzaak voor astma is; 5.dat hij niet heeft uitgelegd dat 40% van de bevolking atopisch is en positieve huidtesten heeft; 6.dat hij niet heeft aangegeven wat het belang van de leeftijd is in atopie (met verwijzing naar bepaalde onderzoeken; 7. dat hij onjuistheden in zijn rapport heeft gesteld en slordig en onvolledig is geweest in zijn analyse van het probleem. Het RTG wijst de klacht in alle onderdelen als kennelijk ongegrond af. Het Centraal Tuchtcollege vernietigt de bestreden beslissing en verklaart klagers alsnog niet ontvankelijk in hun klacht.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2016:319 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2015.169

      Klaagster is in 2010 getroffen door een herseninfarct. Na haar revalidatieperiode is klaagster overgeplaatst naar een verpleegafdeling van een zorginstelling. De aangeklaagde  verpleegkundige  is verbonden aan voornoemde instelling. De verpleegkundige was weekendhoofd respectievelijk centrale verpleegkundige op afstand en heeft toen  medische informatie van de verzorgende over klaagster beoordeeld en de situatie met de dienstdoende specialist ouderengeneeskundige besproken. Deze arts heeft toen besloten dat een spoedvisite niet nodig was en dat een dag kon worden gewacht totdat de eigen arts van klaagster weer beschikbaar zou zijn. Klaagster is na het weekend opgenomen in het ziekenhuis waar de diagnose ‘parotitis rechts en acute pre-renale nierinsufficiëntie’ is gesteld. De klacht houdt in dat de verpleegkundige heeft beslist dat klaagster, die uitdrogingsverschijnselen vertoonde, langer dan een dag kon wachten op een visite van de eigen specialist ouderengeneeskundige zonder te beschikken over het medisch dossier van patiënte, een anamnese, of patiënt te bezoeken. Het RTG wijst de klacht af. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep van klaagster, maar geeft wel aan hoe in het vervolg in deze gevallen gehandeld dient te worden en gelast de publicatie.

  • ECLI:NL:TNORARL:2015:94 Kamer voor het notariaat Arnhem-Leeuwarden AL/2014/162

      De klacht is ingediend buiten de vervaltermijn van drie jaren. De kanttekening van klager dat hem bepaalde zaken pas later duidelijk zijn geworden brengt daar geen wijziging in. Dat laatste is niet bepalend voor het antwoord op de vraag of een klacht tijdig is ingediend. Daarvoor is slechts bepalend op welk moment kennis is genomen van de gewraakte documenten of kennis had kunnen worden genomen.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2016:326 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2016.076

      Klager heeft als scheikundig ingenieur gewerkt in een Research laboratorium van een grote Multinational. Hij stelt dat hij sinds 1978 een chronisch ziektebeeld (schildersziekte) heeft ontwikkeld door het omgaan met o.m. chemicaliën en oplosmiddelen. In het kader van een civiele procedure tegen zijn werkgever heeft het Gerechthof een deskundigenbericht bevolen en daartoe drie deskundigen (een neuroloog, een longarts en een KNO-arts) benoemd. Naar aanleiding van de deskundigenberichten heeft het Gerechtshof geoordeeld dat er geen causaal verband bestaat tussen de gezondheidsklachten van klager en blootstelling aan de schadelijke stoffen met uitzondering van de (lichte) polyneuropathie. Klager en zijn echtgenote verwijten de aangeklaagde longarts : 1. dat hij het blokkeringsrecht van klager heeft geschonden; 2. dat hij het recht op bescherming van persoonlijke gegevens heeft geschonden; 3.dat hij, door de gegevens van de universiteiten van Bonn, Londen en Gent niet op te vragen, er voor heeft gezorgd dat hijzelf en zijn collega’s onvolledig  en onvoldoende zijn geïnformeerd ten aanzien van klagers aandoeningen; 4.dat hij de kundigheid  van zijn “senior collegae” in twijfel heeft getrokken; 5.dat hij de bevindingen van een bepaalde arts incorrect heeft geïnterpreteerd; 6.dat hij een verkeerde datum heeft vastgesteld als het begin van de aandoening van klager; 7.dat hij niet heeft gemeld aan klager en aan het Gerechtshof hoeveel ervaring en kennis hij heeft van nikkelaandoeningen en specifieke bronchiale provocatietests met nikkel; 8.dat hij een foutieve voorstelling heeft gegeven van nikkelastma door te stellen  dat er (steeds) antilichamen nodig zijn voor de diagnose astma. Dat ondanks wetenschappelijke literatuur; 9.dat hij de bevindingen van een bepaalde  professor van tafel heeft geschoven en stelt dat diens conclusies “onbegrijpelijk”zijn maar niet de moeite neemt om contact met deze professor op te nemen en ook niet rapporteert waarom hij dat niet heeft gedaan;10.dat hij niet heeft vermeld dat hij de richtlijn niet heeft gevolgd en ook niet waarom hij die niet heeft gevolgd; 11.dat hij geen verdere adviezen zoals van een allergoloog of een toxicoloog heeft genomen; 12. dat hij niet het schade-effect van isopropylalcohol tezamen met n-hexaan aan de longen heeft aangegeven en in hoeverre ontwikkeling van astma hierdoor bevorderd wordt;  en 13.dat hij niet heeft aangegeven dat klager slaapapneu heeft en niet heeft aangegeven dat dit een complicatie kan zijn voor klagers astma. Het RTG wijst de klacht in alle onderdelen als kennelijk ongegrond af. Het Centraal Tuchtcollege vernietigt de bestreden beslissing en verklaart klagers alsnog niet ontvankelijk in hun klacht.

  • ECLI:NL:TNORARL:2015:95 Kamer voor het notariaat Arnhem-Leeuwarden AL/2015/35

      Het gaat om de vraag of de notaris nader had moeten wijzen op het al dan niet zekerheid hebben van de fiscale aftrekbaarheid of onderzoek daarnaar had moeten doen. Naar het oordeel van de kamer is dat het geval. De notaris heeft ter zitting nog toegelicht dat het hem bekend was dat de aftrekbaarheid van belang werd geacht en dat dit ook op 26 juni 2013 nog door partijen is genoemd. In die situatie is het verweer van de notaris dat niet van hem verwacht mocht worden dat hij eveneens onderzoek zou doen naar de beoogde rechtsgevolgen niet afdoende. Ook de omstandigheid dat [D] voor financiële zaken kennelijk een belastingadviseur raadpleegde en dat hij ook notaris [F] raadpleegde brengt niet met zich dat de notaris hierin geen taak had. De kamer acht in dit verband van belang dat het hier gaat om het aspect dat recent, vanaf 1 januari 2013, de vereisten voor aftrekbaarheid van rente waren gewijzigd. De vraag of [D] aan deze nieuwe vereisten moest voldoen hoefde de notaris wellicht niet te kunnen beantwoorden, maar gegeven de actualiteit en de door partijen uitgesproken wens, was het aan de notaris om hier al in de voorfase op te wijzen en aan [D] mee te delen dat hij hierover geen duidelijkheid kon geven en [D] te adviseren daarover bij eigen adviseurs informatie te vragen

  • ECLI:NL:TGZCTG:2016:320 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2015.373

      Klacht tegen orthopeed. Klaagster is van april 2012 tot en met mei 2014 onder behandeling geweest van de orthopeed. Vervolgens heeft klaagster na een second opinion van een andere orthopeed in mei 2014 en aanvullend onderzoek besloten tot een totale heupprothese. Klaagster verwijt de orthopeed: 1) Het stellen van een verkeerde diagnose; 2) Het nalaten om klaagster te volgen en te begeleiden in de verschillende stappen van de verschillende diagnostische activiteiten; 3) Een onvolledige en slecht leesbare decursus. Het Regionaal Tuchtcollege heeft de klacht gegrond verklaard en de maatregel van berisping opgelegd. Het Centraal Tuchtcollege verklaart de klacht ongegrond en vernietigt de beslissing waarvan beroep. Hoger beroep van de orthopeed slaagt.