ECLI:NL:TNORARL:2015:92 Kamer voor het notariaat Arnhem-Leeuwarden AL/2014/163

ECLI: ECLI:NL:TNORARL:2015:92
Datum uitspraak: 28-05-2015
Datum publicatie: 03-11-2016
Zaaknummer(s): AL/2014/163
Onderwerp: Personen- en Familierecht
Beslissingen: Klacht gegrond zonder maatregel
Inhoudsindicatie:   Van tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen door de notaris is slechts sprake als hij de bepaling in het testament over het executeurschap redelijkerwijs niet zo heeft kunnen uitleggen als hij heeft gedaan. Die situatie doet zich in het onderhavige geval niet voor.   De notaris zich had moeten realiseren dat hij in dit geval, juist omdat de bepaling in het testament niet geheel eenduidig was en ook vanwege de moeizame familieomstandigheden - waarmee hij in ieder geval tot op zekere hoogte bekend was - de andere erfgenamen direct van de afgifte op de hoogte had moeten stellen.

KAMER VOOR HET NOTARIAAT IN HET RESSORT ARNHEM-LEEUWARDEN

Kenmerk: AL/2014/163

Beslissing van de Kamer voor het notariaat in het ressort Arnhem-Leeuwarden op de klacht van

mevrouw [A]

wonende te […],

klaagster,

gemachtigde: mr. M. van Hunnik, advocaat te Barneveld,

tegen

mr. [B],

notaris te […]

Partijen zullen verder als ‘klaagster’ en ‘de notaris’ worden aangeduid.

1. De procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit:

-        de brief met bijlagen van klaagster van 5 december 2014, waarin de klacht tegen de notaris is neergelegd;

-        het e-mailbericht van de secretaris van de kamer voor het notariaat in het ressort Arnhem-Leeuwarden van 18 december 2014 en het antwoord daarop van klaagster bij e-mailbericht van eveneens 18 december 2014;

-        de brief met bijlagen van de notaris van 20 januari 2015;

-        de brief met bijlagen van de gemachtigde van klaagster van 2 april 2015, aangevuld bij e-mailbericht met bijlage van 7 april 2015;

-        het e-mailbericht met bijlage van de notaris van 6 april 2015;

-        de mondelinge behandeling van de klacht op 8 april 2015, waarbij zijn verschenen klaagster tezamen met haar gemachtigde en de notaris;

2. De feiten

2.1 Op 5 juni 2014 is de heer [C], vader van klaagster (hierna ook: erflater), overleden. Erflater had vier kinderen: [D] en klaagster zijn uit zijn eerste huwelijk geboren, dochter [E] en zoon [F] (hierna ook: de halfbroer van klaagster) zijn uit zijn tweede huwelijk geboren.

2.2 Erflater heeft zijn vier kinderen tot zijn erfgenamen benoemd. De notaris [B] heeft op 22 mei 2014 een testament van erflater gepasseerd ter aanvulling op en wijziging van eerdere testamenten. In hoofdstuk 5 van dit testament heeft hij zijn zoon [F] tot executeur benoemd.

2.3 Op 2 juni 2014 is het laatste testament van erflater verleden voor mr. [G], notaris te […]. Hierin is onder meer bepaald:

Verder herroep ik uitdrukkelijk nog hetgeen in het testament van twee en twintig mei tweeduizend veertien in hoofdstuk 5 is bepaald.

Ik ben tot de conclusie gekomen dat het beter is dat mijn nalatenschap door al mijn kinderen wordt afgewikkeld; dit is beter voor de onderlinge verhoudingen. Hierin past geen benoeming van één kind tot executeur en afwikkelingsbewindvoerder.

Daarom benoem ik mijn kinderen gezamenlijk tot executeurs met dien verstande dat zij in onderling overleg hun werkzaamheden mogen verdelen en daarvoor over en weer de benodigde volmachten kunnen verlenen.

2.4 Op 19 juni 2014 heeft de notaris [B] aan [F] een verklaring van executele afgegeven. In deze verklaring is vermeld dat de overledene in zijn laatste testament zijn kinderen, waaronder [F], heeft benoemd tot executeur.

2.5 In zijn brief van 4 juli 2014 heeft notaris [G] de erfgenamen en de notaris [B] uitgenodigd voor een overleg over de afwikkeling van de nalatenschap van erflater. In de brief is vermeld dat notaris [G] van tevoren had overlegd met de notaris [B] dat deze bereid was om aan het overleg deel te nemen. Notaris [G] heeft de geadresseerden opgeroepen om door te geven op welke van de voorgestelde data zij het overleg zouden kunnen voeren.

2.6 De notaris [B] heeft bij brief van 16 juli 2014 aan klaagster, [D] en [E] een kopie van de door hem aan hun halfbroer [F] afgegeven verklaring van executele toegezonden.

2.7 Op 26 juli 2014 heeft notaris [G] aan de erfgenamen en in kopie aan de notaris [B] bericht dat het maken van een gezamenlijke afspraak als bedoeld in zijn brief van 4 juli 2014 niet is gelukt en dat hij zijn inspanningen dienaangaande heeft gestaakt.

3. De klacht en het verweer

3.1 Klaagster verwijt de notaris [B] dat hij ten onrechte een verklaring van executele aan haar halfbroer [F] heeft afgegeven. Dit is namelijk in strijd met de in het laatste testament neergelegde bedoeling van erflater. Blijkens het testament van 2 juni 2014 heeft erflater het executeurschap anders willen regelen dan in zijn voorlaatste testament van 22 mei 2014, waarin de halfbroer [F] van klaagster tot enig executeur was benoemd.

In artikel 4:142 lid 2 van het Burgerlijk Wetboek (BW) is bepaald dat indien er meer executeurs zijn, ieder van hen alle werkzaamheden alleen mag verrichten, tenzij de erflater anders heeft beschikt. Uit de woorden in het laatste testament “ik benoem mijn kinderen gezamenlijk tot executeurs met dien verstande dat zij in onderling overleg hun werkzaamheden mogen verdelen en daarvoor over en weer de benodigde volmachten kunnen verlenen”, blijkt dat erflater inderdaad in dit geval anders heeft beschikt. Daar komt bij, dat de notaris [B] op de hoogte was van de zeer complexe familiesituatie en de omvangrijke en eveneens complexe nalatenschap. Onder deze omstandigheden was het onzorgvuldig van de notaris [B] om aan één van de erfgenamen zonder enig overleg een verklaring van executele af te geven. Bovendien was het gevolg van de afgifte van de verklaring dat haar halfbroer [F] daarna geen behoefte meer had aan overleg met de overige erfgenamen en medewerking daaraan weigerde.

Tevens verwijt klaagster de notaris [B] dat hij de andere erfgenamen niet heeft geïnformeerd over de afgifte van de verklaring. Pas een maand na afgifte heeft de notaris [B] onder druk van notaris [G] een kopie van de verklaring naar de overige erfgenamen gezonden.

Tot slot klaagt klaagster erover dat de notaris [B] geen gehoor heeft gegeven aan de uitnodiging van notaris [G] voor een bespreking met alle erfgenamen.

3.2 De kamer zal op het verweer van de notaris hierna, voor zover dit van belang is voor de beoordeling, nader ingaan.

4. De beoordeling van de klacht

4.1 Ingevolge artikel 93 lid 1 van de Wet op het notarisambt (hierna: Wna) zijn notarissen aan het tuchtrecht onderworpen ter zake van handelen of nalaten in strijd met hetzij enige bij of krachtens deze wet gegeven bepaling, hetzij met de zorg die zij behoren te betrachten ten opzichte van degenen te wier behoeve zij optreden en ter zake van handelen of nalaten dat een behoorlijk notaris niet betaamt. De kamer dient derhalve te onderzoeken of de handelwijze van de notaris [B] een verwijtbare gedraging in de zin van dit artikel oplevert.

4.2 De notaris [B] heeft met betrekking tot de afgifte van de verklaring van executele het volgende verweer gevoerd.

Indien onder oud recht meerdere executeurs waren benoemd, betekende dit dat zij hun werkzaamheden alleen gezamenlijk mochten verrichten, tenzij was geregeld dat zij dat ook afzonderlijk konden. Echter, in het huidige artikel 4:142 lid 2 BW is het tegenovergestelde bepaald: als meerdere executeurs zijn benoemd, mag ieder van hen alle werkzaamheden alleen verrichten, tenzij de erflater anders heeft beschikt. In het laatste testament van erflater was geen bepaling opgenomen dat de executeurs hun werkzaamheden uitsluitend gezamenlijk mogen verrichten. Als erflater iets anders had gewild dan de hoofdregel volgens het nieuwe erfrecht, had de notaris dit expliciet en eenduidig in het testament moeten verwoorden. Nu dit niet het geval was, bestond er geen aanleiding om de halfbroer van klaagster [F] de afgifte van de verklaring te weigeren. Als klaagster zich bij de notaris had gemeld, had hij overigens ook aan haar een verklaring van executele afgegeven.

Tijdens de mondelinge behandeling van de klacht heeft de notaris desgevraagd verklaard dat hij op het moment van afgifte van de verklaring zich nog niet ten volle bewust was van de mate waarin de familieverhoudingen verstoord waren.

4.3 De kamer stelt voorop dat van tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen door de notaris [B] slechts sprake is als hij de bepaling in het testament over het executeurschap redelijkerwijs niet zo heeft kunnen uitleggen als hij heeft gedaan. Die situatie doet zich echter naar het oordeel van de kamer in het onderhavige geval niet voor. De bepaling in het testament is voor tweeërlei uitleg vatbaar. Zowel het standpunt van klaagster als dat van de notaris [B] is verdedigbaar. De notaris [B] heeft de bepaling in het testament kunnen opvatten zoals hij heeft gedaan en daarom heeft hij niet onzorgvuldig gehandeld door de verklaring aan de halfbroer van klaagster [F] af te geven. In die verklaring was overigens correct vermeld dat erflater alle vier kinderen tot executeur had benoemd. De klacht is in zoverre ongegrond.

4.4 In reactie op het verwijt van klaagster dat hij de overige erfgenamen niet direct heeft geïnformeerd over de afgifte van de verklaring, heeft de notaris [B] tijdens de mondelinge behandeling van de klacht naar voren gebracht dat hij heeft voldaan aan de verplichting om binnen redelijke termijn de andere erfgenamen in te lichten over de afgifte van de verklaring van executele.

De kamer is daarentegen van oordeel dat de notaris [B] zich had moeten realiseren dat hij in dit geval, juist omdat de bepaling in het testament niet geheel eenduidig was en ook vanwege de moeizame familieomstandigheden - waarmee hij in ieder geval tot op zekere hoogte bekend was - de andere erfgenamen direct van de afgifte op de hoogte had moeten stellen. Vanwege deze bijzondere omstandigheden acht de kamer het

onzorgvuldig dat de notaris [B] pas ongeveer een maand na de afgifte van de verklaring, al dan niet na aandringen van notaris [G], de andere erfgenamen daarvan op de hoogte heeft gebracht.

De klacht is op dit onderdeel dan ook terecht voorgesteld. De kamer is echter van oordeel dat het opleggen van een maatregel te ver strekkend is.

4.5 Met betrekking tot het verwijt van klaagster dat de notaris [B] geen gehoor heeft gegeven aan de uitnodiging van notaris [G] in zijn brief van 4 juli 2014, overweegt de kamer dat blijkens het schriftelijke verweer van de notaris [B] veelvuldig contact is geweest tussen de notaris [B] en notaris [G] over de te houden bespreking en dat de notaris [B] al in een vroeg stadium zijn bereidheid om het overleg bij te wonen aan notaris [G] te kennen had gegeven. Het verwijt dat de notaris [B] niet is ingegaan op de uitnodiging van notaris [G] is hiermee voldoende weerlegd. Dit onderdeel van de klacht is dan ook tevergeefs voorgesteld.

5. De beslissing

De Kamer voor het notariaat

verklaart de klacht gegrond voor zover deze betrekking heeft op het niet tijdig informeren van de overige erfgenamen over de afgifte van de verklaring van executele aan één van de erfgenamen;

verklaart de klacht voor het overige ongegrond;

legt aan de notaris geen maatregel op.

Deze beslissing is gegeven door mr. D. Vergunst, voorzitter, mrs. C.J. Hofman-Wels,

F.M.J. Mulder, F.L.M. van de Graaff, W.J. Hordijk, leden en in tegenwoordigheid van mr. W.E. Markus-Burger, secretaris, in het openbaar uitgesproken op

De secretaris                                                                            De voorzitter