ECLI:NL:TNORARL:2015:94 Kamer voor het notariaat Arnhem-Leeuwarden AL/2014/162

ECLI: ECLI:NL:TNORARL:2015:94
Datum uitspraak: 02-06-2015
Datum publicatie: 03-11-2016
Zaaknummer(s): AL/2014/162
Onderwerp: Personen- en Familierecht
Beslissingen: Klacht niet-ontvankelijk
Inhoudsindicatie:   De klacht is ingediend buiten de vervaltermijn van drie jaren. De kanttekening van klager dat hem bepaalde zaken pas later duidelijk zijn geworden brengt daar geen wijziging in. Dat laatste is niet bepalend voor het antwoord op de vraag of een klacht tijdig is ingediend. Daarvoor is slechts bepalend op welk moment kennis is genomen van de gewraakte documenten of kennis had kunnen worden genomen.

KAMER VOOR HET NOTARIAAT IN HET RESSORT ARNHEM-LEEUWARDEN                              

Kenmerk: AL/2014/162

Beslissing van de kamer voor het notariaat op de klacht van

drs. [A], wonende te […], klager,

tegen

mr. [B],

notaris te […]

Partijen worden hierna klager en notaris genoemd.

1. Het verloop van de procedure

1.1 Het verloop van de procedure blijkt uit:

-      de klacht, met bijlagen, van 2 december 2013;

-      het verweer, met bijlagen, van de notaris van 27 december 2013;

-      een e-mail van klager van 15 januari 2014;

-      een brief van de notaris van 12 maart 2014;

-      een beslissing van de plaatsvervangend voorzitter van de kamer van 3 juli 2014;

-      het verzet, met bijlagen, van klager van 17 juli 2014;

-      een brief van de notaris van 4 november 2014;

-      een beslissing van de kamer van 15 december 2014;

-      een e-mail, met bijlagen, van klager van 7 april 2015;

-      een e-mail, met bijlagen, van de notaris van 9 april 2015.

1.2 De klachtzaak is ter zitting van 17 april 2015 behandeld. Klager is in persoon verschenen. De notaris is eveneens in persoon verschenen.

2. De feiten

2.1 Gelet op hetgeen klager en de notaris over en weer hebben aangevoerd en op basis van de daarbij overgelegde stukken en de behandeling ter zitting, gaat de kamer uit van de volgende feiten.

2.2  Klager is gehuwd geweest met [C], de zuster van de notaris.

2.3  Op 3 juli 2002 is door notaris mr. [D] het testament gepasseerd van [E], de vader van de notaris.

2.4 In een schriftelijke overeenkomst van 2003 is de moeder van de notaris, handelende voor zich en - voor zoveel nodig- als gevolmachtigde van zijn vader met de notaris en zijn twee zusters, onder wie [C], overeengekomen dat zij een met name genoemd bedrag aan ieder van

hun kinderen zullen schenken, waarbij tevens is bepaald dat de schenking niet zal vallen in enige gemeenschap waarin de begiftigde is gehuwd.

2.5 Na het overlijden van de vader van de notaris in 2005, zijn soortgelijke overeenkomsten in 2005, 2006 en 2007 aangegaan tussen de moeder van de notaris enerzijds en de notaris en zijn twee zusters anderzijds.

2.6. Klager heeft in 2007 vernomen dat het testament van zijn schoonvader een uitsluitingscauluse bevatte. Dit is voor hem aanleiding geweest om in 2007 huwelijksvoorwaarden op te laten stellen.

2.7. In het kader van de in 2009 gestarte echtscheidingsprocedure tussen klager en [C], waarin laatstgenoemde de vernietiging van de huwelijksvoorwaarden heeft ingeroepen, heeft klager kennis genomen van de aanwezigheid van de vier hiervoor genoemde schenkingen met uitsluitingsclausules.

3. De standpunten

3.1  Klager verwijt de notaris dat hij fraude dan wel valsheid in geschrifte heeft gepleegd en in strijd met de wet op het notarisambt heeft gehandeld bij het opstellen van de vier overeenkomsten (vastlegging uitsluitingsclausule) en het testament.

Klager stelt, wat betreft de overeenkomst uit 2003, dat deze bij volmacht door de echtgenote van [E] is getekend, terwijl die volmacht niet is aangehecht of bijgevoegd. Daarnaast wijst klager erop dat [E] in 1998 door een zwaar herseninfarct is getroffen, waardoor hij niet in staat was een volmacht te tekenen. Er blijkt volgens klager helemaal geen volmacht te bestaan. Klager verdenkt de notaris ervan de overeenkomst in 2005, na het overlijden van zijn vader, of in 2009 ten tijde van klagers echtscheiding te hebben opgesteld. In dat licht verwijst klager verder naar de overeenkomsten uit 2005, 2006 en 2007, die volgens hem identiek zijn aan die uit 2003 en doen vermoeden dat zij alle op dezelfde dag, en niet op de tekendata, zijn ondertekend.

Wat betreft het op 3 juli 2002 opgemaakte testament betoogt klager dat [E] na zijn herseninfarct in 1998 niet meer compos mentis was en dus nooit zijn medewerking aan het testament heeft kunnen verlenen. Volgens klager ligt het in de rede te veronderstellen dat de notaris zijn collega heeft bewogen het testament van [E] te passeren.

Klager verzoekt in verband met zijn klacht een onderzoek in te stellen naar het, naar zijn mening, frauduleus handelen van de notaris

3.2 Op het verweer van de notaris zal de kamer hierna, voor zover het verweer van belang is voor de beoordeling, nader ingaan.

4. De beoordeling

4.1 Ingevolge artikel 93, lid 1, van de Wet op het notarisambt (Wna) zijn notarissen, toegevoegd notarissen en kandidaat-notarissen aan tuchtrechtspraak onderworpen ter zake van handelen of nalaten in strijd met hetzij enige bij of krachtens deze wet gegeven bepaling, hetzij met de zorg die zij als notaris, toegevoegd notaris of kandidaat-notaris behoren te betrachten ten opzichte van degenen te wier behoeve zij optreden en ter zake van handelen of nalaten dat een behoorlijk notaris, toegevoegd notaris of kandidaat-notaris niet betaamt. Ook handelingen die de notaris niet in die hoedanigheid maar als privé-persoon heeft verricht kunnen klachtwaardig zijn, indien de notaris zodanig heeft gehandeld dat daardoor het vertrouwen in het notariaat is geschaad.

4.2 In artikel 99, lid 15, Wna is bepaald dat een klacht slechts kan worden ingediend gedurende drie jaren na de dag waarop de tot klacht gerechtigde van het handelen of nalaten van een notaris, toegevoegd notaris of kandidaat-notaris dat tot tuchtrechtelijke maatregelen aanleiding kan geven kennis heeft genomen.

4.3 De kamer zal eerst ingaan op de vraag of klager kan worden ontvangen in zijn klacht en overweegt als volgt.

4.4 Voor zover de klacht ziet op de mogelijke betrokkenheid van de notaris bij het testament van zijn vader van 2 juli 2002, is de kamer van oordeel dat de klacht te laat is ingediend. Klager heeft ten tijde van het overlijden van erflater in 2005 als toenmalige schoonzoon kennis genomen of kennis kunnen nemen van het testament. Klager stelt ook dat dit aanleiding voor hem is geweest om alsnog huwelijksvoorwaarden op te laten maken. Dat brengt met zich dat een klacht van 3 december 2013 niet binnen de vervaltermijn van drie jaar is ingediend. De klacht zal daarom wat dit onderdeel betreft niet-ontvankelijk worden verklaard.

4.5 Met betrekking tot de schenkingensovereenkomsten met uitsluitingsclausule volgt uit de beslissing van de kamer van 15 december 2014 dat de notaris in verband daarmee tuchtrechtelijk kan worden aangesproken. Dat neemt echter niet weg dat ook hier de vraag of de klacht tijdig is ingediend aan de orde moet komen.

4.6 Ter zake van de overeenkomsten acht de kamer van belang dat klager daarvan ten tijde van zijn echtscheiding in 2009 heeft kennis genomen. Klager heeft dit bevestigd tijdens de behandeling ter zitting. Weliswaar heeft klager daarbij de kanttekening geplaatst dat hem pas later, in 2013, naar aanleiding van de verschillende procedures, duidelijk is geworden dat schriftelijke volmacht van zijn voormalige schoonvader ontbrak. Dat laatste is echter niet bepalend voor het antwoord op de vraag of een klacht tijdig is ingediend. Daarvoor is slechts bepalend op welk moment kennis is genomen van de gewraakte documenten of kennis had kunnen worden genomen.

4.7 Het voorgaande leidt tot de slotsom dat de klacht, voor zover deze de uitsluitingsovereenkomsten betreft, ook buiten de vervaltermijn van drie jaar is ingediend en om die reden niet-ontvankelijk zal worden verklaard.

4.8 Tot slot overweegt de kamer met betrekking tot de discussie over de vraag of moeder met betrekking tot de schenkingen met  wel of niet op basis van een (generieke) volmacht heeft gehandeld, op dezelfde wijze als hiervoor moet worden geoordeeld dat de klacht te laat is ingediend. Overigens heeft de notaris er terecht op gewezen dat voor het doen van de schenkingen geen schriftelijke volmacht was vereist.

4.9 Gelet op het voorgaande komt de kamer niet toe aan de door klager geformuleerde klacht en wordt als volgt beslist.

5. De beslissing

De kamer voor het notariaat in het ressort Arnhem-Leeuwarden;

-          verklaart de klacht van klager niet-ontvankelijk.

Deze beslissing is gegeven door mr. D.T. Boks, voorzitter, mrs. J.G.T.M. Castrop, H.J. Hettema, V. Oostra en M.E. van Rossum, leden, en in tegenwoordigheid van G.J. Doeleman, secretaris, door de voorzitter in het openbaar uitgesproken op 2 juni 2015.

De secretaris,                                                            De voorzitter,