Zoekresultaten 13471-13480 van de 42643 resultaten

  • ECLI:NL:TGZCTG:2019:116 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2018.127

    Klacht tegen een bedrijfsarts die gedurende een half jaar verantwoordelijk was voor de verzuimbegeleiding van klager. Het Regionaal Tuchtcollege heeft de klacht in alle onderdelen kennelijk ongegrond verklaard. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep van klager.

  • ECLI:NL:TGZRSGR:2019:79 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag 2018-230a

    Ongegronde klacht tegen een arts. Uit het medisch dossier is gebleken dat de arts op de SEH op de hoogte was van (de redenen van) de verwijzing van het kleinkind van klaagster door de huisarts en dat zij daar ook naar heeft gehandeld. Geen verwijt dat de arts geen kennis heeft genomen van de verwijsbrief. De anamnese, het lichamelijk onderzoek en de beoordeling zijn zorgvuldig en conform de richtlijnen uitgevoerd. Gezien de bevindingen en het ontbreken van alarmsymptomen was er geen indicatie om het kleinkind ter observatie op te nemen. Het kan de arts niet worden verweten dat zij de specialistenbrief heeft verstuurd aan de door de ouders, achteraf onjuist, opgegeven huisarts. Klacht afgewezen.  

  • ECLI:NL:TGZCTG:2019:110 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2018.236

    Klacht van een moeder tegen een psychiater, een huisarts en twee apothekers (verweerders) na overlijden dochter, hierna patiënte. Patiënte had een borderline-persoonlijkheidsstoornis. Zij was hiervoor in behandeling bij een psychiater en kreeg hiervoor ook van de huisarts (C2018.233) medicatie. Deze is verstrekt door de apotheek waar twee apothekers werkzaam zijn die eveneens zijn aangeklaagd (C2018.235 en C2018.236). Klaagster had vanaf enig moment, ondanks verschillende pogingen daartoe van haar zijde, geen contact meer met patiënte. Twee maanden nadien is patiënte overleden. Klaagster verwijt de psychiater dat hij patiënte te veel en te zware medicatie heeft voorgeschreven. Klaagster vermoedt dat deze medicatie heeft geleid tot de dood van patiënte. Het Regionaal Tuchtcollege overweegt het navolgende: De stukken in het dossier leveren in onderling verband en samenhang bezien zodanige aanwijzingen op dat gerede twijfel bestaat of klaagster met het indienen van haar klacht de wil van de overleden patiënte vertegenwoordigt. Het college laat daarbij zwaar meewegen dat klaagster sinds een half jaar geen contact meer met haar dochter had. Het college kan er niet van uitgaan dat klaagster met het voeren van deze tuchtprocedure de wil van de overleden patiënte vertegenwoordigt, zodat zij geen van de wil van patiënte afgeleid klachtrecht heeft. Het Regionaal Tuchtcollege verklaart klaagster niet-ontvankelijk in haar klacht. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep van klaagster.

  • ECLI:NL:TGZRAMS:2019:78 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam 2018/181

    Klager verwijt verweerder het bewust achterhouden en manipuleren van de medische gegevens van klager en deze gegevens bewust en met opzet in het medisch verslag vermelden, zodat derden die klagers medisch verslag doornemen een onjuiste indruk krijgen die niet gebaseerd is op de werkelijkheid.   Ongegrond

  • ECLI:NL:TGZCTG:2019:117 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2018.155

    Klacht tegen een chirurg. Klager verwijt de chirurg dat hij een medische fout heeft gemaakt bij de operatie van 11 oktober 2012, waarbij een sutured haemorroidopexie is uitgevoerd. Het Regionaal Tuchtcollege heeft de klacht afgewezen. Het Centraal Tuchtcollege komt op grond van het schriftelijk en mondeling debat ter terechtzitting in beroep wat betreft het handelen van verweerder in zijn hoedanigheid van chirurg tot dezelfde bevindingen als het Regionaal Tuchtcollege. Het Centraal Tuchtcollege neemt hetgeen het Regionaal Tuchtcollege onder ‘5. De overwegingen van het college’ heeft overwogen hier over. Daarmee onderschrijft het Centraal Tuchtcollege het oordeel van het Regionaal Tuchtcollege dat de keuze van de chirurg voor de uitgevoerde operatie, gelet op de omstandigheden, juist voorkomt, omdat herhaling van de standaard haemorroidectomie zeer veel kans geeft op incontinentie en andere klachten en ook de PPH methode veel complicaties kent. Het beroep wordt verworpen.

  • ECLI:NL:TGZRSGR:2019:67 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag 2018-354

    Ongegronde klacht tegen een arts. De arts heeft voldoende onderbouwd dat de baring bij klaagster onvoldoende vorderde en dat de episiotomie en de fundusexpressie noodzakelijk waren. Niet gebleken dat de arts de wond niet lege artis heeft gehecht. De communicatie en de uitleg over de fundusexpressie en de episiotomie hadden wel zorgvuldiger kunnen verlopen, maar dit is niet zodanig dat dit tuchtrechtelijk verwijtbaar is. Klacht afgewezen.  

  • ECLI:NL:TGZCTG:2019:111 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2018.431

    Klager was opgenomen op de gesloten afdeling van een GGZ-instelling waar verweerder als teamleider bedrijfsvoering werkzaam is. Er was geen behandelrelatie tussen klager en verweerder. Klager verwijt verweerder onder meer dat hij niet serieus werd genomen en allerlei diagnoses opgeplakt kreeg en dat verweerder niet heeft ingegrepen toen klager door een medepatiënt werd getrapt en uitgescholden. Klager is van mening dat verweerder als teamleider eindverantwoordelijk is voor de incidenten op de afdeling en voor zijn behandeling. Het Regionaal Tuchtcollege concludeert dat het handelen of nalaten van verweerder niet kan worden getoetst aan de in artikel 47, lid 1, onder a en b, van de Wet BIG neergelegde eerste en tweede tuchtnorm en verklaart klager niet-ontvankelijk in zijn klacht. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep van klager.

  • ECLI:NL:TGZRSGR:2019:80 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag 2018-230b

    Ongegronde klacht tegen een kinderarts. De kinderarts werkte op desbetreffende dag als supervisor. Zij mocht op basis van de feitelijk correcte presentatie van de casus door de arts-assistent tot de slotsom komen dat het kleinkind van klaagster na aankomst op de SEH zorgvuldig werd behandeld door de arts-assistent en haar tussenkomst niet nodig was. Het kan de kinderarts niet worden verweten dat de specialistenbrief is verstuurd aan de door de ouders, achteraf onjuist, opgegeven huisarts. Klacht afgewezen.

  • ECLI:NL:TADRARL:2019:55 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 19-024

    Op grond van artikel 4 van het openbare wrakingsprotocol Raden van Discipline oordeelt de wrakingskamer schriftelijk dat verzoeker te laat, want niet meteen nadat hij bekend is geworden met de feiten en omstandigheden die hij aan zijn wraking ten grondslag heeft gelegd (artikel 1 lid 5), de behandelende raad heeft gewraakt. Het verzoek tot wraking is daarom kennelijk ongegrond en wordt afgewezen.

  • ECLI:NL:TADRARL:2018:300 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 18-281

    Voorzittersbeslissing. Klacht tegen advocaat wederpartij kennelijk ongegrond. Dat verweerder klager in de dagvaarding heeft vermeld op de wijze zoals hij heeft gedaan is niet tuchtrechtelijk verwijtbaar.