Zoekresultaten 19001-19050 van de 44758 resultaten

  • ECLI:NL:TAHVD:2018:19 Hof van Discipline 's-Hertogenbosch 170136

    Tussenbeslissing. Klagers zijn niet-ontvankelijk in hun klacht dat verweerder een verborgen rekening claimt die een aantal niet traceerbare uren en dubieuze werkzaamheden bevat, aanzien het hof reeds over dit verwijt heeft geoordeeld (ne bis in idem), althans voor zover de klacht nieuwe aspecten bevat in vergelijking met de eerdere klacht de termijn van drie jaar van artikel 46g lid 1 sub a Advocatenwet is verstreken. De klacht dat verweerder niet duidelijk heeft gemaakt op basis van welke stukken de raad van toezicht de door hem verrichte werkzaamheden zou hebben goedgekeurd, is ongegrond nu verweerder niet kan worden verweten dat klagers niet op de hoogte waren van het ingediende begrotingsverzoek en zij door de raad van toezicht niet naar hun standpunt zijn gevraagd. Ten aanzien van de klacht dat verweerder meineed zou hebben gepleegd, overweegt het hof dat niet kan worden vastgesteld wat is gebeurd nu de verklaringen van klagers en verweerder tegenover elkaar staan. Het hof heeft de deken opdracht gegeven om nader onderzoek in te stellen. Het hof houdt iedere verdere beslissing aan.

  • ECLI:NL:TADRAMS:2018:32 Raad van Discipline Amsterdam 17-893/A/A

    Gedeeltelijk gegronde klacht over eigen advocaat. Verweerder heeft tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld door de inboedellijst niet bij de rechtbank in te dienen en door niet te reageren op de klachtbrief van klager. Waarschuwing en kostenveroordeling.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2018:51 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2017.162

    Klacht tegen anesthesioloog. Klager is onder algehele anesthesie geopereerd aan een aneurysma. Enkele dagen na de operatie ontstond een partiële dwarslaesie zonder aanwijzing van epidurale bloedingen. Klager verwijt verweerder dat er sprake was van onvoldoende informed consent, dat er afspraken niet zijn nagekomen, dat de epiduraal niet volgens de geldende standaard is geplaatst en dat verweerder na het optreden van de complicatie niet actief genoeg heeft opgetreden. Het Regionaal Tuchtcollege verklaart het klachtonderdeel dat betrekking heeft op het informed consent gegrond en legt verweerder de maatregel van waarschuwing op. In beroep legt verweerder bewijs over waaruit blijkt dat er wel sprake was van informed consent. Het Centraal Tuchtcollege vernietigt de beslissing ten aanzien van het genoemde klachtonderdeel en wijst dit klachtonderdeel alsnog af.

  • ECLI:NL:TNORAMS:2018:3 Kamer voor het notariaat Amsterdam 635653/NT 17-65

    Klaagster verwijt de notaris dat hij niet enkele dagen na ontvangst van het depot-testament van 12 mei 2016 is overgegaan tot het ‘belehren’ van erflaatster door van haar een verklaring te verlangen dat zijzelf het stuk had geschreven en vervolgens een akte van bewaargeving op te maken waarmee het depot-testament voldeed aan de wettelijke vereisten. Verder heeft de notaris geen uitvoering heeft aan de herroeping door erflaatster, bij brief van 12 mei 2016, van de aan de neef van erflaatster gegeven volmacht, maar hem juist meegedeeld dat hij deze kon blijven gebruiken. De kamer acht aannemelijk en begrijpelijk, gelet op de hoeveelheid van de door de notaris van klaagster ontvangen brieven en de strekking daarvan, dat het de notaris niet is opgevallen dat de brief van 12 mei 2016 een holografisch testament van erflaatster bevatte, in welk geval een spoedige (re)actie noodzakelijk was. Dat de notaris pas reageerde na rappel van de broer van erflaatster bij brief van 5 juni 2016, is naar het oordeel van de kamer dan ook niet tuchtrechtelijk verwijtbaar. Nu de schriftelijke intrekking van de volmacht aan neef [R] bij dezelfde brief van 12 mei 2016 is gedaan, acht de kamer ook aannemelijk en begrijpelijk dat deze intrekking de notaris in eerste instantie niet is opgevallen. De notaris hoefde er echter niet zonder meer van uit te gaan dat erflaatster de volmacht daadwerkelijk wenste in te trekken, nu erflaatster hem in een bespreking op 4 april 2016 immers nog had bevestigd dat de volmacht onverkort moest doorlopen. Klacht ongegrond.

  • ECLI:NL:TGZRZWO:2018:46 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle 209/2017

    Klager verblijft in een PI. Uitstel behandeling bult op de borst van klager ter hoogte van het sternum (lipoom) levert in dit geval geen tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen van verweerder op.

  • ECLI:NL:TADRAMS:2018:33 Raad van Discipline Amsterdam 17-793/A/NH

    Ongegrond verzet.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2018:52 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2017.165

    Klacht tegen bedrijfsarts. De bedrijfsarts heeft klager op spreekuur gezien in het kader van advisering over de re-integratie van klager, mede naar aanleiding van een deskundigenoordeel van het UWV. De bedrijfsarts heeft nadien aan de werkgever gerapporteerd dat het gesprek dusdanig was verlopen dat zij niet in staat was advies te geven. Klager verwijt de bedrijfsarts onprofessioneel te hebben gehandeld door de LESA-richtlijnen niet te volgen, door klager te beschuldigen van seksuele intimidatie en door tijdens het spreekuur niet (duidelijk) aan de orde te stellen dat zij geen of een negatief advies zou geven. Het Regionaal Tuchtcollege heeft de klacht op alle onderdelen afgewezen, waarbij het college heeft overwogen dat het beter was geweest als de bedrijfsarts met klager had gecommuniceerd wat zij zou rapporteren en wat klager zou kunnen doen om alsnog een inhoudelijk advies mogelijk te maken, maar heeft het achterwege laten daarvan onvoldoende geacht om de bedrijfsarts een tuchtrechtelijk verwijt te maken. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep.

  • ECLI:NL:TADRAMS:2018:34 Raad van Discipline Amsterdam 17-627/A/NH

    Deels gegrond verzet. Klachtonderdeel a) alsnog ongegrond.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2018:53 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2017.210

    Klacht tegen anesthesioloog. Klager is aan een bovenarmfractuur geopereerd en daarbij is (onder meer) gebruik gemaakt van plexusanesthesie. Na de operatie was klager hees, had hij een hangend ooglid en had hij last van benauwdheid. Klager verwijt verweerder onder meer dat hij de verkeerde zenuw heeft verdoofd en dat de plexusanesthesie niet het gewenste gevolg heeft gehad. Voorts verwijt klager verweerder dat deze de signalen van klager betreffende zijn hees- en benauwdheid heeft weggewuifd. Het Regionaal Tuchtcollege heeft de klacht afgewezen. Het beroep van klager wordt verworpen.

  • ECLI:NL:TNORDHA:2018:1 Kamer voor het notariaat Den Haag 17-44

    Herzieningsverzoek van wrakingsbeslissing

  • ECLI:NL:TADRAMS:2018:35 Raad van Discipline Amsterdam 17-720/A/A

    Klacht over eigen advocaat gegrond. Verweerder is meerdere toezeggingen aan klager niet nagekomen en heeft de zaak van klager niet voortvarend en zorgvuldig behandeld. Waarschuwing en kostenveroordeling

  • ECLI:NL:TGZCTG:2018:54 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2017.226

    Klacht tegen gz-psycholoog. De aangeklaagde gz-psycholoog heeft klager neuropsychologisch onderzocht (geheugentraject). Klager verwijt de gz-psycholoog dat deze klager tijdens het onderzoek onheus heeft bejegend. Er is volgens hem sprake van schending van klagers mens zijn en het kleineren van klager. De vraagstelling van de gz-psycholoog kan niet door de beugel en hij heeft daarbij allerlei kleinerende en insinuerende opmerkingen gemaakt. Het RTG heeft de klacht als kennelijk ongegrond afgewezen. Het CTG bekrachtigt deze beslissing.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2018:48 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2016.471

    Klacht tegen klinisch geriater. De klacht heeft betrekking op de behandeling van de echtgenoot van klaagster, destijds verblijvend op de afdeling gespecialiseerd in de zorg voor ouderen met dementie en ernstige gedragsproblemen waar verweerder werkzaam was. De klacht betreft de communicatie over de behandeling van patiënt en de diagnose en behandeling van de heupfractuur. Het Regionaal Tuchtcollege heeft beide klachtonderdelen gegrond verklaard en aan verweerder de maatregel van berisping opgelegd. Het Centraal Tuchtcollege vernietigt de beslissing en wijst de klacht die betrekking heeft op de communicatie over de behandeling alsnog af. De klacht over de diagnose en behandeling van de heupfractuur acht ook het Centraal Tuchtcollege gegrond. Volstaan wordt met oplegging van een waarschuwing.

  • ECLI:NL:TNORDHA:2018:2 Kamer voor het notariaat Den Haag 17-59

    Vanwege het feit dat de notaris zich (kennelijk pas maanden na het transport) op het standpunt gesteld heeft dat er sprake was van ernstige onregelmatigheden en/of frauduleuze handelingen, had hij de koopsom van het appartementsrecht in depot dienen te houden. De notaris heeft slechts een bedrag van € 2.857,20 ingehouden. Nu de notaris tot uitbetaling van de koopsom aan verkoper is overgegaan en geen deugdelijke grond heeft voor zijn beweringen heeft hij zijn zorgplicht geschonden.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2018:55 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2017.269

    Klacht van moeder over melding door huisarts bij Veilig Thuis. Het Regionaal Tuchtcollege wijst de klacht af en het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep. De huisarts heeft voordat hij tot melding over ging de in de KNMG-meldcode kindermishandeling opgenomen stappen doorlopen en is, gezien de feitelijke situatie, terecht tot melding overgegaan.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2018:49 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2016.472

    Klacht tegen klinisch geriater. De klacht heeft betrekking op de behandeling van de moeder van klager, destijds verblijvend op de afdeling gespecialiseerd in de zorg voor ouderen met dementie en ernstige gedragsproblemen waar verweerder werkzaam was. Klager verwijt verweerder dat hij tekort is geschoten op het gebied van communicatie over de behandeling en de medicatie en voorts dat hij patiënte verkeerde medicatie heeft doen toedienen zonder haar te zien. Het Regionaal Tuchtcollege heeft het klachtonderdeel dat betrekking heeft op de communicatie over de behandeling gegrond verklaard en aan verweerder de maatregel van waarschuwing opgelegd. Van dit laatste komt verweerder in principaal beroep, welk beroep slaagt. Het incidenteel beroep van klager faalt. Het Centraal Tuchtcollege vernietigt derhalve de beslissing voor zover de klacht daarbij gegrond is verklaard en aan verweerder de maatregel van waarschuwing is opgelegd en wijst de klacht alsnog in zijn geheel af.

  • ECLI:NL:TNORDHA:2018:3 Kamer voor het notariaat Den Haag 17-55 en 17-56

    Klager verwijt de notarissen dat hij op geen enkele wijze betrokken is geweest bij het passeren van de akten op 17 november 2016.

  • ECLI:NL:TGZRZWO:2018:44 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle 191/2017

    Klacht tegen verpleegkundige betreft intraveneuze injecties met een stollingspreparaat aan een hemofiliepatiëntje. Klager verwijt verweerder de injectie onzorgvuldig te hebben toegediend. Geen medisch dossier aanwezig. Daarover heeft het college zich verbaasd, echter kan verweerder niet tuchtrechtelijk worden verweten. Niet vastgesteld kan worden dat verweerder onzorgvuldig heeft gehandeld. Klacht kennelijk ongegrond.

  • ECLI:NL:TNORDHA:2018:4 Kamer voor het notariaat Den Haag 17-47

    Klagers verwijten de notaris het volgende: 1. het niet goed uitvoeren van het financieel niet verstandige testament van erflater, dat het notariskantoor zelf heeft opgesteld. Een andere notaris, notaris [R] heeft ontdekt dat er fouten zaten in de aangifte erfbelasting van erflater. Er was € 50.000,- teveel belasting betaald; 2. de opmerking tegen [G] dat hij een voorschot op zijn erfenis kan krijgen van € 200.000,-, zonder overleg met de echtgenote, terwijl de notaris volledig op de hoogte was van de problemen met [G] en zijn ouders over geld wat tot bedreigingen en geweld aan toe leidde. De notaris had zelf het testament opgesteld en wist dat het vermogen van [G] onder bewind zou komen te staan; 3. tijdens een bespreking vlak na het overlijden van [G] vertelde de notaris [I] tussen neus en lippen door dat zij zal moeten verhuizen om de erfbelasting te kunnen betalen; 4. boos en geïrriteerd reageren tegen [O] en notaris [R]. [O] is zeer onfatsoenlijk behandeld en te woord gestaan. Op aandringen van notaris [R] dat de notaris iets moest ondernemen richting de echtgenote of [A] is niets vernomen. Pas nadat de klacht was ingediend heeft de notaris de echtgenote een brief geschreven.

  • ECLI:NL:TADRAMS:2018:31 Raad van Discipline Amsterdam 17-517/A/A

    Gedeeltelijk gegronde klacht over advocaat wederpartij. Verweerder heeft tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld door klaagster niet in kennis te stellen van zijn voornemen om namens de werkgever een verzoekschrift tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst in te dienen. De raad ziet aanleiding af te zien van het opleggen van een maatregel nu verweerder onbetwist heeft gesteld dat de werkgever klaagster wel op de hoogte heeft gesteld.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2018:50 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2016.473

    Klacht tegen klinisch geriater. De klacht heeft betrekking op de behandeling van de moeder van klager, destijds verblijvend op de afdeling gespecialiseerd in de zorg voor ouderen met dementie en ernstige gedragsproblemen waar verweerder werkzaam was. Klager verwijt verweerder dat hij tekort is geschoten op het gebied van communicatie over de behandeling en de medicatie en voorts dat hij patiënte verkeerde medicatie heeft doen toedienen zonder haar te zien. Het Regionaal Tuchtcollege heeft het klachtonderdeel dat betrekking heeft op de communicatie over de behandeling gegrond verklaard en aan verweerder de maatregel van waarschuwing opgelegd. Van dit laatste komt verweerder in principaal beroep, welk beroep slaagt. Het incidenteel beroep van klager faalt. Het Centraal Tuchtcollege vernietigt derhalve de beslissing voor zover de klacht daarbij gegrond is verklaard en aan verweerder de maatregel van waarschuwing is opgelegd en wijst de klacht alsnog in zijn geheel af.

  • ECLI:NL:TNORAMS:2018:2 Kamer voor het notariaat Amsterdam 635643/NT 17-63 636401/NT 17-67

    Klachten: de notaris had niet in de akte mogen opnemen dat toestemming voor bewoning van het appartement, gelegen onder het appartement van klager; de notaris heeft misleidende informatie daarover verschaft en zich naar klager intimiderend gedragen. De kamer is van oordeel dat de notaris zorgvuldig heeft gehandeld: hij mocht afgaan op de verklaring van de (enige) andere appartementseigenaar/verkoper (tevens bestuurder van de VvE) dat toestemming voor bewoning door koper was geregeld. Klachten ongegrond.

  • ECLI:NL:TGZRZWO:2018:45 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle 295/2017

    Klager beklaagt zich over het voorschrijven van onjuiste medicatie en over het schenden van de geheimhoudingsplicht. Het college volgt verweerder in zijn beleid om de medicatie voor te schrijven en oordeelt dat niet gebleken is dat verweerder zijn geheimhoudingsplicht heeft geschonden. Klacht kennelijk ongegrond.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2018:44 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2017.080

    Klacht tegen assistent-gynaecoloog. De klacht betreft de bevalling van klaagster. Klaagster heeft in 2006 een niertransplantatie ondergaan. Klaagster werd in april 2013 wegens nierfunctieverslechtering ingeleid voor haar bevalling en is twee dagen na opname prematuur bevallen van een dochtertje die een matige start had. Na de bevalling is de dochter van klagers opgenomen op de neonatale intensive care unit, in verband met verdenking van een infectie. Verweerster was als arts-assistent gynaecologie werkzaam onder de supervisie van een gynaecoloog (eveneens aangeklaagd: C2017.079). Klagers verwijten verweerster evenals de gynaecoloog dat zij heeft gehandeld in strijd met de richtlijn van de NVOG ‘Preventie van neonatale GBS-ziekte’ dan wel de richtlijn onvoldoende in acht heeft genomen en zij: 1. gelet op de premature bevalling (36 weken en 6 dagen) en de beslisboom een kweek had moeten inzetten, waarbij verweerster op de hoogte was en zelf heeft aangegeven dat de kans groot was dat klaagster prematuur zou bevallen; 2. gelet op de duur van de gebroken vliezen (23 uur) ten minste een kweek had moeten inzetten. Voor zover verweerster de richtlijn juist heeft geïnterpreteerd zijn klagers van oordeel dat genoeg redenen aanwezig waren voor het afwijken van de richtlijn en verweerster daartoe had moeten besluiten, zeker gelet op de twijfel over de conditie van de baby. Er werd getracht een MBO te doen, hetgeen niet is gelukt; 3. ten onrechte eventuele resistentie tegen antibiotica boven het leven van een kind heeft gesteld. Het RTG Zwolle wees de klacht af. De arts kon en mocht vertrouwen op eerder ingezet beleid met betrekking tot bevalling door derdelijns gynaecoloog en perinatoloog. Geen aanleiding tot GBS-diagnostiek aanwezig voor de arts. Het beroep wordt verworpen. Het RTG pleitte ten overvloede nog voor helderheid in de NVOG richtlijn GBS-ziekte. Die is inmiddels herzien.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2018:45 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2017.114

    Klaagster heeft een niertransplantatie ondergaan. Klaagster werd ingeleid voor de bevalling in verband met verslechtering van de nierfunctie en oplopende bloeddruk. Na de bevalling is de dochter van klagers opgenomen op de neonatale intensive care unit i.v.m. de verdenking van een infectie. Uiteindelijk bleek er sprake te zijn van een GBS-meningitis en sepsis. Klagers verwijten de aangeklaagde gynaecoloog dat hij - als hoofdbehandelaar verantwoordelijk voor de begeleiding van klaagsters zwangerschap - onzorgvuldig en in strijd met de vigerende richtlijn GBS-ziekte heeft gehandeld doordat hij: 1. heeft nagelaten GBS-diagnostiek uit te voeren gelet op de in december 2011 bij klaagster aangetoonde urine infectie waardoor klaagster draagster was geworden van GBS. De gynaecoloog had tijdens de zwangerschap onderzoek moeten doen naar GBS-dragerschap bij klaagster, gelet op de recidiverende urineweginfecties voorafgaande aan en tijdens de zwangerschap; 2. gelet op de premature bevalling volgens de beslisboom een kweek had moeten inzetten, zeker nu hij betrokken was bij deze beslissing en ook overigens zelf heeft aangegeven dat de kans groot was dat klaagster prematuur zou bevallen. Voor zover de gynaecoloog de richtlijn juist heeft geïnterpreteerd zijn klagers van oordeel dat genoeg redenen aanwezig waren voor het afwijken van de richtlijn en dat de gynaecoloog daartoe had moeten besluiten; 3. gelet op de duur van de gebroken vliezen (23 uur) ten minste een kweek had moeten inzetten; 4. ten onrechte eventuele resistentie tegen antibiotica boven het leven van een kind heeft gesteld, door strikt de richtlijn te volgen; 5. gelet op de door klaagster gebruikte afweermedicatie, die ook invloed hadden op haar ongeboren kind, ook had moeten hebben voor de verminderde weerstand van het kind. De gynaecoloog heeft geen informatie opgevraagd bij het Medisch Centrum. 6. veel te laat pas alert is geworden op de GBS-bacterie. Pas een dag na de bevalling is een kweek bij klaagster afgenomen. Het RTG Zwolle verklaart de onderdelen 1, 2, 4 en 5 gegrond, de onderdelen 3 en 6 ongegrond en berispt de gynaecoloog. Het Centraal Tuchtcollege vernietigt de beslissing, omdat er onvoldoende aanleiding was voor de arts om nader onderzoek te doen. De eerdere GBS-infectie was – vanwege een onvolledige brief – niet bekend bij de arts en (frequent terugkerende) urineweginfecties zijn geen risicofactor voor GBS. Met de in de beslisboom van de richtlijn GBS-ziekte genoemde premature bevalling is bovendien bedoeld een spontane vroeggeboorte, en niet een ingeleide bevalling, zoals bij klaagster. Geoordeeld wordt dat de arts niet tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld heeft. Aan hem wordt dus geen maatregel opgelegd.

  • ECLI:NL:TADRAMS:2018:27 Raad van Discipline Amsterdam 17-837/A/A

    Klacht over advocaat wederpartij deels gegrond. Verweerder heeft zich in de dagvaarding onnodig grievend over de wederpartij uit te laten door gebruik te maken van zeer persoonlijke brieven met gevoelige inhoud om daaraan vervolgens vergaande conclusies te verbinden betreffende de relatie tussen klager en zijn ouders. Waarschuwing en kostenveroordeling.

  • ECLI:NL:TADRSGR:2018:22 Raad van Discipline 's-Gravenhage 17-809/DH/DH

    voorzittersbeslissing; klacht tegen advocaat wederpartij over het niet adequaat reageren op e-mails van de advocaat van klager kennelijk ongegrond.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2018:46 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2017.385

    Klacht tegen tandarts. Klager heeft op enig moment van de (assistente van) verweerder een standaardbegroting gekregen voor het plaatsen van twee implantaten. Het in de begroting gedane aanbod was blijkens de begeleidende brief 6 maanden geldig. Na het verstrijken van deze termijn heeft klager laten weten akkoord te gaan met de begroting waarna de tandarts niet meer van zich heeft laten horen. Klager verwijt de tandarts contractbreuk. Het Regionaal Tuchtcollege heeft de klacht afgewezen. Het Centraal Tuchtcollege constateert dat de tussen partijen ontstane onduidelijkheid over de behandelrelatie hen beiden valt aan te rekenen en verwerpt het beroep van klager.

  • ECLI:NL:TADRAMS:2018:28 Raad van Discipline Amsterdam 17-625/A/NH

    Ongegrond verzet.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2018:47 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2017.396

    Klacht van de inspectie tegen een orthodontist. De inspectie verwijt verweerder dat hij (seksueel) grensoverschrijdend gedrag heeft vertoond ten opzichte van meerdere, deels minderjarige, vrouwelijke patiënten. Het Regionaal Tuchtcollege heeft de klacht gegrond verklaard, de inschrijving van de orthodontist in het BIG-register doorgehaald dan wel hem het recht op wederinschrijving ontzegd, de inschrijving van de orthodontist bij wijze van voorlopige voorziening met onmiddellijke ingang geschorst en publicatie van de beslissing gelast. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep van de orthodontist hetgeen meebrengt dat de maatregel van doorhaling gehandhaafd blijft en dat aan de orthodontist, voor het geval hij niet meer is ingeschreven in het register, het recht wederom te worden ingeschreven wordt ontzegd. Ook het Centraal Tuchtcollege gelast publicatie van de beslissing.

  • ECLI:NL:TADRAMS:2018:29 Raad van Discipline Amsterdam 17-894/A/A

    Klacht over eigen advocaat deels gegrond. Verweerder heeft tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld door zonder overleg met klaagster te proberen uitstel te verkrijgen voor een zitting. Geen maatregel.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2018:42 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2016.455

    Klacht tegen een internist. Klaagster verwijt de internist dat zij -) de verhoogde waarden van de trombocyten van 24 en 28 juni 2013 niet heeft gezien en niet in verband heeft gebracht met een (toen nog) niet gediagnosticeerd en ernstig ziektebeeld -) geen externe expertise heeft ingeroepen bij haar (toen nog) niet gediagnosticeerd ziektebeeld -) het verzoek van haar echtgenoot van 16 juli 2013 om de expertise van een intensivist in te roepen niet heeft gehonoreerd, terwijl het ziektebeeld nog niet was gediagnosticeerd -) klaagsters ziektebeeld, zonder het inroepen van externe expertise, heeft bestempeld als een psychiatrische aandoening. Het Regionaal Tuchtcollege heeft de klacht afwezen. Het Centraal Tuchtcollege komt op grond van de stukken en hetgeen door partijen over en weer ter terechtzitting in beroep nog naar voren is gebracht tot dezelfde bevindingen als het Regionaal Tuchtcollege. Het beroep wordt verworpen.

  • ECLI:NL:TADRSGR:2018:25 Raad van Discipline 's-Gravenhage 17-815/DH/DH

    voorzittersbeslissing; klacht tegen de advocaat van de wederpartij gedeeltelijk niet-ontvankelijk gelet op de vervaltermijn en overigens kennelijk ongegrond bij gebrek aan voldoende feitelijke onderbouwing.

  • ECLI:NL:TADRAMS:2018:30 Raad van Discipline Amsterdam 17-732/A/A

    Ongegrond verzet.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2018:43 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2017.079

    Klacht tegen gynaecoloog. De klacht betreft de bevalling van klaagster. Klaagster heeft in 2006 een niertransplantatie ondergaan. Zij werd op 26 april 2013 wegens nierfunctieverslechtering electief ingeleid voor haar bevalling en is op 29 april 2013 prematuur bevallen van een dochtertje die een matige start had. Na de bevalling is de dochter van klagers opgenomen op de neonatale intensive care unit, in verband met verdenking van een infectie. De arts was werkzaam op 28 april 2013 en had de supervisie over de arts-assistent gynaecologie (eveneens aangeklaagd: C2017.080). Klagers verwijten de arts evenals de arts-assistent gynaecologie dat hij heeft gehandeld in strijd met de richtlijn van de NVOG ‘Preventie van neonatale GBS ziekte’ dan wel de richtlijn onvoldoende in acht heeft genomen en hij: 1. gelet op de premature bevalling (36 weken en 6 dagen) en de beslisboom een kweek had moeten inzetten, waarbij verweerder op de hoogte was en zelf heeft aangegeven dat de kans groot was dat klaagster prematuur zou bevallen; 2. gelet op de duur van de gebroken vliezen (23 uur) ten minste een kweek had moeten worden ingezet. Voor zover verweerder de richtlijn juist heeft geïnterpreteerd zijn klagers van oordeel dat genoeg redenen aanwezig waren voor het afwijken van de richtlijn en verweerder daartoe had moeten besluiten, zeker gelet op de twijfel over de conditie van de baby. Er werd getracht een MBO te doen, hetgeen niet is gelukt; 3. ten onrechte eventuele resistentie tegen antibiotica boven het leven van een kind heeft gesteld. Het RTG Zwolle heeft de klacht ongegrond verklaard. Verweerder kon en mocht vertrouwen op eerder ingezet beleid met betrekking tot bevalling door derdelijns gynaecoloog en perinatoloog. Geen aanleiding tot GBS-diagnostiek aanwezig voor verweerder. Het beroep wordt verworpen. Het RTG pleitte ten overvloede nog voor helderheid in de NVOG richtlijn GBS-ziekte. Die is inmiddels herzien.

  • ECLI:NL:TADRSGR:2018:26 Raad van Discipline 's-Gravenhage 17-969/DH/DH

    voorzittersbeslissing; klacht over het opstellen van en de inhoud van een cassatieadvies kennelijk ongegrond. klacht over het aanvragen van een toevoeging en het indienen van bezwaar tegen de afwijzing van de aanvraag ook kennelijk ongegrond.

  • ECLI:NL:TADRARL:2017:204 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 17-493

    Betreft de vraag of Gedragsregel 7 lid 5 van toepassing is. Verweerder is advocaat geweest van een vennootschap die failliet is gegaan. De curator is een procedure gestart tegen een derde, gebaseerd op de faillissementspauliana. Voor die derde trad in de procedure in eerste aanleg een andere advocaat op. In de hoger beroepsprocedure is verweerder gaan optreden als advocaat van deze derde tegen de curator. De raad oordeelt dat Gedragsregel 7 lid 5 niet van toepassing is, omdat de curator niet vereenzelvigd mag worden met de failliete vennootschap. De curator treedt immers op namens de gezamenlijke crediteuren van de vennootschap en is niet de (wettelijke) vertegenwoordiger van de vennootschap. Wel is sprake van een handelen dat een behoorlijk advocaat niet betaamt, doordat verweerder tot vlak vóór het faillissement nauw betrokken is geweest bij de financiële problemen van de vennootschap en bij rechtshandelingen waarvan de curator nadien de nietigheid heeft ingeroepen op grond van de faillissementspauliana. Verweerder moet derhalve bekend zijn met de procespositie van de curator en weet wat deze wel en niet kan bewijzen. Dit is bezwaarlijk voor de bereddering van de boedel door de curator. Onder die omstandigheden staat het verweerder niet vrij tegen de curator op te treden. Klacht gegrond zonder oplegging van een maatregel.

  • ECLI:NL:TGZREIN:2018:19 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Eindhoven 17195

    Klaagster verwijt haar broer die de huisarts was van hun (inmiddels overleden) moeder dat hij misbruik heeft gemaakt van de arts-patiëntrelatie , dat hij tijdens het leven van moeder geschenken heeft aangenomen die in onevenredige verhouding tot de gebruikelijke honorering staan, dat hij misbruik heeft gemaakt van de kwetsbare, beïnvloedbare en dementerende moeder en dat er een vermenging van rollen is ontstaan. Voor het college bestaat gerede twijfel dat klaagster met het indienen van haar klacht de wil van de overleden patiënte vertegenwoordigt. Geen van de wil van patiënte afgeleid klachtrecht. Niet-ontvankelijk.

  • ECLI:NL:TADRARL:2017:205 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 17-079

    Klacht tegen eigen advocaat. Niet gebleken is dat verweerster de belangen van klager onvoldoende heeft behartigd. Dat verweerster het verzoekschrift van de wederpartij niet direct aan klager heeft doorgestuurd, is in de gegeven omstandigheden niet tuchtrechtelijk verwijtbaar nu verweerster in de veronderstelling was en mocht zijn dat klager zich aan het verzoekschrift zou refereren, zoals besproken was. Geen grievende uitlatingen. Evenmin tuchtrechtelijk laakbaar dat verweerster heeft geweigerd om verweer te voeren. Klacht ongegrond.

  • ECLI:NL:TADRARL:2017:206 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 17-105

    Klacht tegen eigen advocaat. Dat verweerster onvoldoende deskundig en bekwaam rechtsbijstand heeft verleend aan klaagster, is niet komen vast te staan. Klacht onvoldoende feitelijk onderbouwd. Klacht ongegrond.

  • ECLI:NL:TADRARL:2017:207 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 17-148

    Klacht tegen advocaat wederpartij. Verweerster heeft niet tuchtrechtelijk laakbaar gehandeld door de akte van berusting van haar cliënte (in een echtscheidingsprocedure tegen klager) vlak voor de inschrijving daarvan bij de gemeente om te ruilen voor een akte met een voorbehoud. Klacht niet-ontvankelijk voor zover deze zich richt op het gebruiken van de echtscheidingsbeschikking door verweerster in een andere procedure tegen klager.  

  • ECLI:NL:TADRARL:2017:208 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 17-196

    Verweerder heeft als advocaat van de wederpartij de grenzen van de hem toekomende vrijheid niet overschreden jegens klaagster. Klaagster is ontvankelijk in haar klacht over vermeende onbevoegdheid van verweerder om via een tussenpersoon voor 20 personen op te treden. Verweerder heeft niet gehandeld in strijd met gedragsregel 35 en art. 7.1 en 7.2 van de Verordening op de Advocatuur. Verweerder heeft zich genoegzaam ervan overtuigd dat de opdracht van de tussenpersoon om een beslagrekest in te dienen tegen klaagster met instemming van de 20 cliënten is gegeven. Beperkte werkzaamheden en duidelijke afspraken gemaakt met tussenpersoon. Dat verweerder in strijd met het reglement in kort geding jegens klaagster heeft gehandeld wordt door de raad als een niet tuchtrechtelijk verwijtbare omissie beschouwd. Klacht ongegrond.

  • ECLI:NL:TADRARL:2017:202 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 16-1153

    Klacht tegen de advocaat van de wederpartij. Niet is komen vast te taan dat verweerder klager heeft beschuldigd van diefstal van paarden en dat hij zich daardoor onnodig grievend jegens klager heeft uitgelaten. Evenmin kan worden vastgesteld dat verweerder de vermeende beschuldigingen heeft gepubliceerd dan wel heeft laten publiceren in de media zonder de juistheid van de stellingen van zijn cliënt te verifiëren, zoals klager heeft gesteld. Klacht ongegrond.

  • ECLI:NL:TADRARL:2017:209 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 17-177

    Het letselschade adviesbureau van klager (niet-advocaat) heeft het dossier van een cliënt op verzoek overgedragen aan verweerster. Onverplicht heeft verweerster na haar kennisname van de nog openstaande factuur terzake buitengerechtelijke kosten van klager geprobeerd om die kosten in de schikkingsonderhandelingen met de verzekeraar mee te nemen. Dat dat niet is gelukt, kan verweerster tuchtrechtelijk niet worden verweten. Beroep op gedragsrechtelijke normen faalt nu klager geen advocaat is. Overige verwijten falen wegens geheimhoudingsplicht van verweerster jegens haar cliënt. Ongegrond.

  • ECLI:NL:TADRARL:2017:203 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 17-431

    Dekenbezwaar wegens tekort aan opleidingspunten. Onjuistheid van handelen wordt erkend, maar is, volgens verweerster, te wijten aan zwaarwegende persoonlijke omstandigheden. De raad oordeelt de klacht gegrond, maar houdt rekening met de persoonlijke omstandigheden van verweerster, terwijl verweerster bovendien haar goede wil heeft getoond door in de periode van januari 2017 tot oktober 2017 reeds 30 opleidingspunten te behalen. Dekenbezwaar gegrond zonder oplegging van een maatregel.

  • ECLI:NL:TGZREIN:2018:18 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Eindhoven 17193

    Huisarts wordt verweten dat het medisch dossier van klager als gevolg van waterschade beschadigd is geraakt en zonder toestemming van of na communicatie met klager is vernietigd waardoor klager geen inzicht meer in heeft zijn medische gegevens van voor 2002. Partijen zijn niet ter zitting verschenen. Daardoor geen nadere informatie van partijen. Het college kan niet vaststellen dat het dossier van klager een van de verloren gegane dossiers betreft. Ongegrond.

  • ECLI:NL:TGZRZWO:2018:43 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle 268/2017

    Klacht tegen arts over een medisch advies, aangevraagd door de gemeente over een WMO aanvraag. De arts heeft niet met de vereiste zorgvuldigheid gehandeld door zijn advies op aandringen van de gemeente aan te passen, zonder klaagster daarin te kennen en haar op enigerlei wijze daarbij te betrekken. De klacht daarover is gegrond. Het college legt een waarschuwing op.

  • ECLI:NL:TNORARL:2018:3 Kamer voor het notariaat Arnhem-Leeuwarden C/05/326468 KLRK 17-140

    De broer van klager is overleden. De broer had één dochter. Die dochter is een dag na haar vader overleden. De broer had geen testament opgemaakt. De notaris heeft een verklaring van erfrecht opgemaakt waarin staat dat de moeder van de dochter van de broer gerechtigd is tot de nalatenschap van de broer. Klager is van mening dat de notaris een onjuiste verklaring van erfrecht heeft afgegeven. Klager stelt dat zijn vader en moeder de erfgenamen van de broer zijn. De Belastingdienst zou dezelfde mening zijn toegedaan. Klager is van mening dat er sprake is van fraude. De kamer heeft klager niet ontvankelijk verklaard in zijn klacht en daartoe het volgende overwogen. Omdat de broer geen testament had, is het wettelijk erfrecht van toepassing. Klager is op grond van het wettelijk erfrecht geen erfgenaam van de broer en evenmin van de dochter van de broer. Klager is dus geen direct belanghebbende. Ook de vader en moeder van klager zijn geen wettelijk erfgenaam van de broer noch van de dochter van de broer. Klager kan dus ook niet als indirect belanghebbende worden aangemerkt.

  • ECLI:NL:TNORARL:2018:2 Kamer voor het notariaat Arnhem-Leeuwarden C/05/325152 KL RK 17-112

    Klager heeft zijn lidmaatschapsrecht in een vereniging verkocht. De akte van levering is ten overstaan van de notaris gepasseerd. Voor de overdracht was de toestemming van de vereniging vereist. De vereniging heeft de inhouding van een waarborgsom als voorwaarde gesteld. Klager stelt dat de notaris zich onbeschoft heeft gedragen. In het licht van deze onheuse bejegening heeft klager een aantal punten aangevoerd, waarvan hij vindt dat de notaris kwalitatief slecht werk heeft geleverd. Voorts is klager van mening dat er geen grondslag is voor de waarborgsom en dat de notaris door het inhouden van de waarborgsom medeplichtig is aan het plegen van een onrechtmatige daad. De kamer heeft de klacht op alle onderdelen ongegrond verklaard en daartoe het volgende overwogen. Uit hetgeen over en weer door partijen is aangevoerd, blijkt dat partijen de overdracht elk heel anders hebben ervaren. Dat de notaris tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld is niet komen vast te staan. Wel overweegt de kamer dat de notaris, bijvoorbeeld door het geven van een nadere toelichting, meer begrip voor zijn handelwijze kunnen kweken bij klager, waardoor klager de communicatie anders zou hebben ervaren. Ten aanzien van de inhouding van de waarborgsom heeft de kamer als volgt overwogen. Nu op grond van de statuten voor de overdracht de toestemming van de vereniging was vereist en de vereniging de bevoegdheid had om voorwaarden aan de overdracht te verbinden, heeft de notaris met het inhouden van de waarborgsom niet klachtwaardig gehandeld

  • ECLI:NL:TGZRZWO:2018:39 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle 187/2017

    Klaagster verwijt verweerster (gezondheidszorgpsycholoog) door gezinsvoogden gestelde vragen partijdig en in strijd met de waarheid te hebben beantwoord, waarbij zij ongefundeerde aannames als onderzochte feiten heeft gepresenteerd en feiten heeft verdraaid. Klacht op alle onderdelen ongegrond.