ECLI:NL:TGZRZWO:2018:46 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle 209/2017

ECLI: ECLI:NL:TGZRZWO:2018:46
Datum uitspraak: 16-02-2018
Datum publicatie: 16-02-2018
Zaaknummer(s): 209/2017
Onderwerp: Onjuiste behandeling/verkeerde diagnose
Beslissingen: Ongegrond/afwijzing
Inhoudsindicatie: Klager verblijft in een PI. Uitstel behandeling bult op de borst van klager ter hoogte van het sternum (lipoom) levert in dit geval geen tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen van verweerder op.

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE TE ZWOLLE

Beslissing d.d. 16 februari 2018 naar aanleiding van de op 14 augustus 2017 bij het Regionaal Tuchtcollege te Zwolle ingekomen klacht van

A , thans verblijvende te B te C,

k l a g e r

-tegen-

D , huisarts, justitieel geneeskundige, werkzaam te E,

v e r w e e r d e r

1. HET VERLOOP VAN DE PROCEDURE

Het college heeft kennisgenomen van de volgende stukken:

- het klaagschrift met bijlagen;

- het verweerschrift met bijlagen;

- het proces-verbaal van het op 23 november 2017 gehouden mondeling vooronderzoek.

2. FEITEN

Op grond van de stukken dient, voor zover van belang voor de beoordeling van de klacht, van het volgende te worden uitgegaan.

Klager, geboren in 1966, is bekend met ernstige gezondheidsproblematiek (COPD, levercirrose en hepatitis C) en verslavings- en psychiatrische problematiek. Nadat klager eerst in F was gedetineerd, is hij overgeplaatst naar de penitentiaire inrichting (PI) te

E (afdeling PPC). Op 17 juli 2017 heeft klager aan de justitieel verpleegkundige in de PI F gemeld dat hij last heeft van een bult op zijn borst ter hoogte van het sternum en dat hij daarvan – ook zonder aanraken – pijn heeft.

In het medisch journaal staat, voor zover hier van belang, het volgende vermeld (mede met betrekking tot de zorg in de PI waarheen klager vervolgens werd overgeplaatst en waar verweerder werkzaam is):

17-07-2017 S vpk G; dhr geeft aan last te hebben van een bult onder zijn borst. Bult zou eerder ter hoogte tussen maag en buik hebben gezeten, zit nu ter hoogte van het sternum. dhr heeft er pijn aan, niet alleen bij aanraken, ook zonder aanraken.

O Bult is wat verschuifbaar, grootte van +- 3 cm, huid is intact, wel verdikking waar te nemen.

E bult

P morgen visie ha ter beoordeling

18-07-2017 S MR-ha; mobiele tumor thv sternum, doet ook wat pijn

O insp. gb palpatie mobiele tumor van 2-3 cm thv sternum

E Lipoom/atheroom cyste

P inplannen excisie op verzoek pt

21-07-2017 S jvek ovp naar ppc E (…)

O (…) huisarts zou mogelijk vetbult verwijderen op borstkas is nog niet gedaan

24-07-2017 S J-bg; afspraak in augustus met longarts is door ons overgenomen

(…)

O informatie vanuit vorige inrichting;

(…)

* bult sternum > ingepland bij huisarts

26-07-2017 E lipoom onderste deel sternum

P niet noodzaklelijke ingreep, kan tot na detentie wachten

31-07-2017 S I-J: dhr. begrijpt niet waarom de arts van deze PI de cyste niet wil verwijderen. In de vorige PI zou dat wel gebeuren. Heeft er klachten van en wil wel een verwijzing naar het zkhs hiervoor. Is van mening dat hij niet gedurende zijn detentie (= in hoger beroep, dus onduidelijk hoelang deze detentie nog gaat duren) met de pijnklachten kan blijven zitten.

O laat zwelling op sternum zien

P Nogmaals uitgelegd wat K-D in zijn consult heeft staan.

02-08-2018 S bult op sternum

O lipoom op onderste deel sternum/Xyphoid grootte 4x4 cm goed verplaatsbaar boven en onderlaag

E lipoom, geen aanwijzingen voor pijn door druk /ontstoken zijn etc

P gezien de plek (sternum) niet in huisartsenpraktijk verwijderen ivm plek wat bekend staat als slecht genezend en mogelijk pijnlijk, ook de uitbreiding van een lipoom is altijd onzeker.. zo nodig via de chirurgie tzt.

S D-L; Ik heb een uitgebreid gesprek met de heer > 45 minuten

inclusief koffiepause. De heer ervaart alhier onvoldoende zorg. (…).

09-08-2017 S D-L: De heer verlaat het spreekuur na 1 minuut daar hij er van overtuigt is dat het lipoom op zijn sternum wijst op een ontsteking van de galblaas. Ontkenning mijnerzijts lijdt tot vertrek van de heer met de mededeling dat hij naar het medisch tuchtcollega gaat.

16-08-2017 S M: Lang gesprek over zijn klachten en zijn gezondheid. Is erg gefocused op zijn gezondheid en op de lipoom sternaal. Is er van overtuigd dat al die dingen met elkaar te maken hebben en voortekenen zijn van ernstigere zaken.

O (…). Laag bij het sternum een vast elastische massa zonder roodheid, mobiel van de ondergrond, aanvoelend als een lipoom.

P Nu geen alarmsymptomen. Uitleg geprobeerd te gegeven over zijn ziektebeelden: COPD GOLD II, hepatitis C. Het lipoom heeft daar niets mee te maken en er zijn geen tekenen van een abces oid. Dhr. is niet tevreden met het gevoerde beleid en blijft bij zijn standpunten.

23-08-2017 S I-J: dhr zal vandaag worden overgeplaatst naar PI H.

3. HET STANDPUNT VAN KLAGER EN DE KLACHT

Klager verwijt verweerder - zakelijk weergegeven - dat (a) hij hem niet heeft doorverwezen naar het ziekenhuis in verband met een bult op zijn borst. Ook verwijt klager verweerder dat (b) hij hem niet heeft doorverwezen naar de longarts.

4. HET STANDPUNT VAN VERWEERDER

Verweerder heeft tegen de klacht ingebracht dat hij na onderzoek van de bult op de borst van klager – ter hoogte van het sternum – heeft geconcludeerd dat het een niet noodzakelijke ingreep is die tot na detentie kan wachten. Volgens verweerder betreft het een zachte verdikking los van de onderlaag van 3-4 cm doorsnee, welke verdikking door hem als een lipoom is beoordeeld. Verweerder betoogt dat een excisie op het sternum niet is aan te raden, omdat het een minder doorbloede plek is en moeilijk heelt. Ook wijst verweerder erop dat een lipoom niet altijd eenduidig en eenvoudig te verwijderen is en dat een lipoom flink de diepte kan ingaan. Verweerder is daarom niet bereid het lipoom te excideren. Omdat het verder een onschuldige afwijking betreft die geen noodzaak tot behandeling heeft en langzaam groeit kan dit rustig wachten tot na detentie conform de richtlijnen van het vademecum “Verstrekkingenpakket medische zorg – Rol zorgprofessional en het beheersbaar houden van zorgkosten”, aldus verweerder. Wat zijn verweerder tegen het hem onder (b) gemaakte verwijt betreft, verwijst het college naar hetgeen onder 5.3 wordt overwogen.

Verweerder voert aan dat hem geen tuchtrechtelijk verwijt kan worden gemaakt.

5. DE OVERWEGINGEN VAN HET COLLEGE

5.1

Het college wijst er allereerst op, dat het bij de tuchtrechtelijke toetsing van professioneel handelen er niet om gaat of dat handelen beter had gekund, maar om het geven van een antwoord op de vraag of de beroepsbeoefenaar bij het beroepsmatig handelen is gebleven binnen de grenzen van een redelijk bekwame beroepsuitoefening, rekening houdend met de stand van de wetenschap ten tijde van het klachtwaardig geachte handelen en met hetgeen toen in de beroepsgroep ter zake als norm of standaard was aanvaard.

5.2

Klachtonderdeel (a) heeft betrekking op het handelen dan wel nalaten van verweerder ten aanzien van de bult op de borst van klager, meer in het bijzonder is hierbij aan de orde de vraag of verweerder klager dienaangaande had moeten verwijzen naar het ziekenhuis/een specialist.

Bij de beantwoording van deze vraag is van belang dat in het “Vademecum Verstrekkingenpakket medische zorg van de Dienst Justitiële Inrichtingen” (DJI) het volgende staat vermeld:

“De behandelaar (de justitieel geneeskundigen, psychiaters en tandartsen in de inrichting) bepaalt in eerste instantie de noodzaak en urgentie van het opstarten van een bepaalde behandeling. Hij/zij heeft daarmee dus ook een belangrijke rol in de kostenbeheersing en legt verantwoording af aan het lokale lijnmanagement. Behandelingen die reeds buiten DJI zijn ingezet, worden in principe gecontinueerd, tenzij een behandelaar van de inrichting anders beslist.”

Hieruit volgt dat DJI als uitgangspunt/stelregel hanteert dat DJI zich beperkt tot de zorg die noodzakelijk is. Een behandeling die uitgesteld kan worden tot na de detentie, voert DJI niet uit (Strategisch kader bij de gezondheidszorgvisie DJI 2013).

Het college overweegt dat op basis van de gedingstukken – in het bijzonder gelet op het hiervoor onder “Feiten” geciteerde deel van het medisch journaal – niet kan worden geoordeeld dat verweerder op 26 juli 2017 dan wel nadien ter zake van de bult c.q. het lipoom op de borst van klager ten onrechte heeft geconcludeerd dat er geen noodzaak en urgentie van een verwijzing was. Verweerder heeft voldoende gemotiveerd toegelicht dat sprake is van een niet-noodzakelijke en niet-urgente ingreep die tot na de detentie van klager kan worden uitgesteld. Dat de dienstdoende huisarts in PI F op verzoek van klager had ingestemd met het inplannen van een excisie, doet daar niet aan af. Verweerder bepaalt als behandelaar/justitieel geneeskundige immers zelfstandig de noodzaak en urgentie van het opstarten van een bepaalde behandeling. De conclusie is dat verweerder bij het beroepsmatig handelen is gebleven binnen de grenzen van een redelijk bekwame beroepsuitoefening. De onder (a) geformuleerde klacht is ongegrond.

5.3

Tegen klachtonderdeel (b) heeft verweerder aangevoerd dat er reeds een verwijzing naar de longarts te H in augustus 2017 stond gepland die door de PI E was overgenomen op 24 juli 2017, dat een nieuwe verwijzing hiervoor niet noodzakelijk was en dat het daarnaast staande praktijk is dat afspraken met specialisten pas op de dag van de afspraak met gedetineerde worden gedeeld. Nu klager dit onvoldoende heeft weersproken, is klachtonderdeel (b) eveneens ongegrond.

5.4

De slotconclusie is dat de klacht in alle onderdelen kennelijk ongegrond is en dus moet worden afgewezen.

6. DE BESLISSING

Het college wijst de klacht af.

Aldus gedaan in raadkamer door mr. A.L. Smit, voorzitter, J.M. Komen en T.S. van der Veer, leden-artsen, in tegenwoordigheid van mr. P. van der Stroom, secretaris, en uitgesproken in het openbaar op 13 februari 2018 door mr. A.L. Smit, voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. P. van der Stroom, secretaris.

voorzitter

secretaris

Tegen deze beslissing kan binnen zes weken na de dag van verzending van het afschrift ervan schriftelijk hoger beroep worden ingesteld bij het Centrale Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg door:

a. de klager en/of klaagster, voor zover de klacht is afgewezen, of voor zover hij/zij niet-ontvankelijk is verklaard;

b. degene over wie is geklaagd;

c. de hoofdinspecteur of de regionale inspecteur van de volksgezondheid, wie de aangelegenheid uit hoofde van de hun toevertrouwde belangen aangaat.

Het tot het Centrale Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg gerichte beroepschrift wordt ingezonden bij de secretaris van het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Zwolle, door wie het binnen de beroepstermijn moet zijn ontvangen.