Zoekresultaten 13351-13400 van de 45118 resultaten

  • ECLI:NL:TGZRSGR:2020:33 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag 2019-149

    Kennelijk ongegronde klacht tegen een psychiater. De onafhankelijkheid van beklaagde staat vast. Beklaagde had klager nog niet eerder ontmoet. Ook was zij niet eerder betrokken bij de medische behandeling van klager. Aangezien beklaagde heeft aangegeven waarom zij niet persoonlijk contact heeft opgenomen met de huisarts van klager, is in dat opzicht voldaan aan het in art. 21, lid 2 Wet BOPZ gestelde vereiste voor een deugdelijke geneeskundige rapportage. De geneeskundige verklaring is conform de daarvoor geldende regels opgesteld, waarbij er sprake was van een (voor zover mogelijk in een acute situatie) zorgvuldig onderzoek van klager en een vooronderzoek op basis van informatie die op dat moment beschikbaar waren. Klacht kennelijk ongegrond verklaard.

  • ECLI:NL:TGZRSGR:2020:34 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag 2019-209

    Deels gegronde klacht tegen een huisarts. Beklaagde heeft een recept naar de apotheek gestuurd, waarop staat vermeldt “morfine HCL/CF RET 30 mg. TAB 2x perdag 1 tablet, dosis opgehoogd”. Het was de bedoeling dat klaagster morfine in plaats van oxycodone voorgeschreven zou krijgen, zodat beklaagde het woord opgehoogd beter niet had kunnen gebruiken. Voorts is gebleken dat beklaagde geen stoprecept heeft geschreven en ook niet met de familie of thuiszorg in contact is getreden over de medicijnwijziging. Hier komt bij dat beklaagde wist dat klaagster dementerend was en dat hij er daardoor niet op kon rekenen dat zij had begrepen wat de bedoeling van de wijziging was. Daarmee heeft beklaagde onzorgvuldig gehandeld en is hij niet binnen de grenzen van een redelijke bekwame beroepsuitoefening gebleven. Het overige klachtonderdeel is ongegrond verklaard. Klacht gedeeltelijk gegrond verklaard. Waarschuwing.

  • ECLI:NL:TGZRSGR:2020:35 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag 2019-196

    Kennelijk ongegronde klacht tegen een psychiater. Anders dan bij een medische (psychiatrische) rapportage is het bij een indicatiestelling geen voorschrift dat er een gesprek met betrokkene wordt gevoerd, waarbij inzage- en correctierecht kan worden uitgeoefend. In het onderhavige geval kon volstaan worden met dossieronderzoek, bestaande uit de informatie die door aanvrager was aangeleverd en informatie die al bekend was bij het NIFP. Dit betrof informatie waarop klager al inzage- en correctierecht had gehad. Beklaagde heeft op verzoek van Reclassering Nederland een indicatiestelling opgemaakt. Klager heeft aan Reclassering Nederland toestemming gegeven voor het opmaken van een indicatiestelling zodat hij – in het kader van het voorwaardelijk deel van zijn gevangenisstraf - kan worden toegeleid naar een kliniek waar hij behandeld kan worden voor zijn verslavingsproblematiek. Naast deze toestemming is geen toestemming vereist voor het opmaken van de indicatiestelling. Deze toestemming is evenmin nodig met betrekking tot het raadplegen van de informatie die door de aanvrager was aangeleverd en de informatie die bij het NIFP al bekend was. Klacht kennelijk ongegrond verklaard.

  • ECLI:NL:TGDKG:2020:21 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam C/13/668217 / DW RK 19/319

    De klacht ziet op het niet behalen van de benodigde aantal PE-punten. De kamer overweegt dat het in dit specifieke geval tot op zekere hoogte verschoonbaar is dat klager zijn verplichting tot het behalen van de benodigde aantal PE-punten uit het oog is verloren en niet is nagekomen. Klacht gegrond, maatregel van berisping. De kamer ziet af van het opleggen van een geldboete, omdat klager voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat hij een serieus draagkrachtprobleem heeft en hij bovendien al wordt veroordeeld in de kosten van de procedure. Oplegging van de gebruikelijke boete zou in dit specifieke geval onevenredig leedtoevoegend zijn.

  • ECLI:NL:TGZRGRO:2020:3 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Groningen G2019/61

    Klacht tegen arts, werkzaam als somatisch arts binnen een GGZ-instelling. Klager, verblijvende in die instelling, verwijt de arts dat deze geen actie heeft ondernomen naar aanleiding van afwijkende bloedwaarden, ondanks dat hiertoe was geadviseerd door de klinisch chemicus. Hierdoor is bij klager pas anderhalf jaar later leukemie geconstateerd. Het college verklaart de klacht gegrond en waarschuwt verweerder.

  • ECLI:NL:TGZRAMS:2020:28 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam 2019/375

    Klager verwijt verweerder, oogarts, twee staaroperaties onzorgvuldig te hebben uitgevoerd, waardoor klager aan een oog nog verziend is en aan het andere oog bijziend. Verweerder voert verweer. Ongegrond.

  • ECLI:NL:TGZRSGR:2020:36 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag 2019-214

    Klacht deels kennelijk ongegrond en deels kennelijk niet-ontvankelijk tegen een huisarts. Beklaagde heeft gehandeld conform de NHG-Standaard Lumbosacraal radiculair syndroom door klager na lichamelijk onderzoek en de diagnose Lumbosacraal Radiculair Syndroom met als differentiaal diagnose HNP, pijnstillers voor te schrijven en hem door te verwijzen naar een fysiotherapeut. Het was niet te verwachten dat klager op korte termijn naar een neuroloog zou worden doorverwezen, zodat beklaagde niet verweten kan worden dat zij niet aan klager heeft laten weten wat hij kon verwachten van een bezoek aan de neuroloog. Ten aanzien van de klacht die betrekking heeft op het verwijt aan de huisarts in opleiding, geldt in deze dat die zelf verantwoordelijk is voor zijn handelen. Klacht gedeeltelijk kennelijk ongegrond en gedeeltelijk kennelijk niet-ontvankelijk verklaard.

  • ECLI:NL:TGZRSGR:2020:37 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag 2019-170

    Ongegronde klacht tegen een arts. Klaagster is als naaste van de patiënte ontvankelijk in haar klacht. Uit het medisch dossier is niet gebleken van enige psychische stoornis en derhalve ook niet van een stoornis die van invloed zou kunnen zijn geweest op de wilsbekwaamheid de patiënte. Zo er al sprake zou kunnen zijn geweest van een psychische stoornis is niet gebleken dat beklaagde hiermee rekening had kunnen houden. Op basis van hetgeen is besproken tijdens de mondelinge behandeling alsmede op basis van het medisch dossier en de andere overgelegde [medische] informatie kon en mocht beklaagde ervan uitgaan dat in de namiddag van 21 juni 2019 bij patiënte de terminale fase was aangebroken en heeft hij het medicatiebeleid daar op juiste en tijdige wijze ingericht. Beklaagde heeft de pijn en angst van de patiënte bestreden en zij is uiteindelijk in haar slaap overleden. Evenmin kan worden gezegd dat beklaagde in de periode van 21 juni tot en met 23 juni 2019 onzorgvuldig heeft gecommuniceerd met klaagster. Klacht ongegrond verklaard.

  • ECLI:NL:TACAKN:2020:17 Accountantskamer Zwolle 19/735 Wtra AK

    Klacht naar aanleiding van de toetsing van de kwaliteit van het kantoor. Betrokkene wordt aangerekend dat de toetsing van 24 oktober 2017 na een eerder negatief eindoordeel over het kwaliteitsstelsel van het kantoor wederom tot een negatief eindoordeel heeft geleid. Daarbij had hij het stelsel in vergaande mate niet op orde en wel zodanig dat de situatie waarin de praktijk zich bevindt, zeer zorgelijk is. Betrokkene heeft daarbij nagelaten zijn in het verbeterplan van maart 2016 neergelegde voorgenomen plannen tot verbetering daadwerkelijk te realiseren. Hij heeft er al sinds de eerdere toetsing in 2010 geen blijk van gegeven het belang en noodzaak in te zien om te voldoen aan de eisen die worden gesteld aan het kwaliteitssysteem van zijn praktijk. Die indruk is versterkt door het beroep van betrokkene op de context waarin hij zijn praktijk uitvoert. Zijn pleidooi dat zijn focus inmiddels wel primair op de verbetering van die praktijk is gericht kan hem gelet op de uitkomst van de toetsing niet meer baten. Maatregel: doorhaling van de inschrijving van betrokkene in de registers met de bepaling dat betrokkene zich niet binnen een periode van achttien maanden na de datum van ingang van de doorhaling opnieuw in het register kan inschrijven.

  • ECLI:NL:TACAKN:2020:18 Accountantskamer Zwolle 19/948 Wtra AK

    Klacht tegen accountant die geen deel uitmaakte van team dat controlewerkzaamheden verrichtte, maar is geraadpleegd door de tekenend accountant. Geen sprake van formele consultatie. Niet kan worden vastgesteld dat betrokkene tekort is geschoten. Klacht ongegrond.

  • ECLI:NL:TACAKN:2020:19 Accountantskamer Zwolle 19/1022 Wtra AK

    Klacht tegen accountant die deel uitmaakte van team dat controlewerkzaamheden verrichtte. De jaarrekening bevat een aantal (schrijf)fouten maar deze zijn niet van dien aard dat de jaarrekening geen getrouw beeld geeft. De overige punten waarop de jaarrekening volgens klager niet klopt zijn door betrokkene gemotiveerd weersproken. Ook is overigens niet gebleken dat betrokkene een verwijt kan worden gemaakt. Klacht ongegrond.

  • ECLI:NL:TACAKN:2020:15 Accountantskamer Zwolle 19/275, 19/276, 19/277 Wtra AK

    Klacht over accountantscontrole van twee middelgrote rechtspersonen. Tijdens de controle is discussie ontstaan over de waardering van lopende projecten en correcties waardoor accountant afkeurende verklaring overwoog. Klaagster klaagt over voorlichting door de accountant over de controleverschillen en de consequenties daarvan voor de afgifte van de verklaring en over het niet verstrekken van informatie over het teruggeven van de opdracht. Volgens klaagster is er druk op haar uitgeoefend in verband met prijsafspraken. Ook zou vertrouwelijke- en onjuiste informatie in een dagvaarding tot betaling van de facturen (artikel 16 VGBA en artikel 21 RV) zijn vermeld. Op onjuiste gronden zou een oordeelonthouding zijn afgegeven en is ook geweigerd om het accountantsdossier ter beschikking te stellen. De klacht is in alle onderdelen ongegrond verklaard.

  • ECLI:NL:TACAKN:2020:16 Accountantskamer Zwolle 19/554 Wtra AK

    Klachten over controle jaarrekeningen en jaaropgaven niet voldoende onderbouwd en daarom ongegrond.

  • ECLI:NL:TACAKN:2020:13 Accountantskamer Zwolle 19/1700 Wtra AK

    Klacht naar aanleiding van weigering om inzage te verschaffen in pensioendossier van de B.V. van de voormalige partner van klaagster. Klacht over niet onafhankelijk advisering niet-ontvankelijk. Klacht over weigering inzage in pensioendossier ongegrond. Omdat geen sprake was van toestemming en evenmin gebleken is dat zich een andere uitzondering op de verplichting tot geheimhouding van vertrouwelijke gegevens voordeed, heeft betrokkene terecht geweigerd om de door klaagster gevraagde informatie te verschaffen.

  • ECLI:NL:TACAKN:2020:14 Accountantskamer Zwolle 19/92, 19/93 Wtra AK

    Twee accountants wordt onder andere verweten dat zij de toegang tot de tuchtrechter hebben belemmerd, omdat zij voor aanvaarding van een controleopdracht de voorwaarde hebben gesteld dat zij door de opdrachtgeefsters zullen worden gevrijwaard van alle kosten van een tuchtrechtelijke procedure. Dit klachtonderdeel is gegrond, omdat deze voorwaarde een niet toegestane drempel vormt voor het indienen van een tuchtklacht door de opdrachtgeefsters. Dat in dit geval sprake was van een “conflict-gebonden opdracht”, waardoor het risico op een klacht van één van de opdrachtgeefsters mogelijk groter was, maakt dat niet anders. Ook in een dergelijke situatie kan van een accountant worden verlangd dat hij verantwoording aflegt voor zijn handelen en mag hij geen drempels opwerpen. De overige 9 klachtonderdelen zijn niet-ontvankelijk, dan wel ongegrond. Waarschuwing.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2020:56 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2019.053

    Klacht tegen medisch adviseur. Klager heeft bij het CIZ een Wlz-aanvraag ingediend voor 24-uurs zorg vanwege klachten na een doorgemaakt ongeval. Beklaagde is werkzaam als medisch adviseur bij het CIZ. Na dossieronderzoek heeft beklaagde een rapportage uitgebracht met een voor klager negatief advies. Klager verwijt beklaagde dat zij een onjuist rapport heeft opgesteld en dat het rapport niet voldoet aan de criteria. Het Regionaal Tuchtcollege heeft de klacht afgewezen. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep.

  • ECLI:NL:TGZRZWO:2020:20 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle 147/2019

    Klager stelt dat hij, gelet op zijn klachten en de uitkomst van het bloedonderzoek, ter observatie had moeten worden opgenomen. Beklaagde, internist, had niet mogen volstaan met telefonisch overleg met de dienstdoende arts-assistent maar klager zelf moeten zien. Beklaagde stelt dat er voor opname geen reden was. Klager maakte geen zieke indruk, vertoonde geen misselijkheid, braken en dergelijke. De bij klager geconstateerde bloedwaarden konden duiden op een veelheid van oorzaken. Het college acht de klacht kennelijk ongegrond. Onder de gegeven omstandigheden heeft beklaagde kunnen oordelen dat voor opname onvoldoende aanleiding bestond. Ook gaven deze omstandigheden geen aanleiding de patiënt zelf te zien. Deze zaak hangt samen met de zaken 120 en 148/2019.

  • ECLI:NL:TNORARL:2020:5 Kamer voor het notariaat Arnhem-Leeuwarden C/05/356539 / KL RK 19-99

    De kamer is van oordeel dat de maatregel van ontzetting uit het ambt voor de notaris inmiddels onontkoombaar is geworden. Niet alleen omdat hij als notaris schriftelijk heeft verklaard iets te hebben waargenomen wat hij (minst genomen) niet met zekerheid wist of kon weten of heeft gecontroleerd, maar ook omdat hij zonder enige vorm van onderzoek naar de herkomst en bestemming van de (gestelde aanwezige) Venezolaanse Bolivars een (mogelijke) transactie faciliteerde waarmee een enorme hoeveelheid contant geld gemoeid was. Dit laatste gegeven alleen al had bij de notaris uit een oogpunt van Wwft-verplichtingen als hierboven (zie 4.1.5) bedoeld, een duidelijk teken moeten zijn om uiterst terughoudend te zijn en zeker reden moeten zijn om geen medewerking te verlenen. In de eerste plaats is er de aard en de ernst van de misstap van de notaris die hierboven is omschreven. Voor de oplegging van deze zwaarste maatregel is rekening gehouden de aard en de ernst van de misstap waar het in deze zaak om gaat. Ook is rekening gehouden met het feit dat de notaris alleen al al in 2018 twee keer voor drie maanden in de uitoefening van zijn ambt geschorst is geweest, ook vanwege Wwft-gerelateerde verzuimen.

  • ECLI:NL:TNORSHE:2020:4 Kamer voor het notariaat 's-Hertogenbosch SHE/2019/41

    Levering van woning uit de nalatenschap van de ouders van klager (executeur) en zijn broer aan derden. Op vordering van klager heeft de voorzieningenrechter vervangende toestemming verleend als bedoeld in 3:300 BW omdat de broer niet wilde meewerken aan de levering. Vervolgens heeft de notaris buiten medeweten van klager en zonder hem voor te lichten over de financiële consequenties daarvan contact opgenomen met de broer en honorarium in mindering gebracht op de verkoopopbrengst van de woning in verband met correspondentie met de broer en het opstellen van een volmacht voor hem. Dit acht de kamer in strijd met artikel 10 VBG 2011. Klacht gegrond, waarschuwing en proceskostenveroordeling.

  • ECLI:NL:TGZRZWO:2020:21 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle 148/2019

    Klager stelt dat beklaagde, neuroloog, hem ten onrechte niet in persoon heeft gezien. Daardoor was er geen vroege herkenning van de oorzaak van zijn klachten. Het college acht de klacht kennelijk ongegrond. Er waren op het moment dat beklaagde werd benaderd door de arts-assistent geen alarmsignalen die een acute beoordeling door beklaagde noodzakelijk maakten. Het maken van een afspraak op korte termijn, hetgeen ook is gebeurd, was voldoende. Deze zaak hangt samen met de zaken 120 en 147/2019.

  • ECLI:NL:TNORSHE:2019:37 Kamer voor het notariaat 's-Hertogenbosch SHE/2019/27

    Erfdienstbaarheid. De notaris heeft in 2012 een akte gepasseerd waarbij (mede) ten dienste van klagers een erfdienstbaarheid is gevestigd, waardoor zij recht kregen op toegang tot de openbare weg. Op verzoek van de eigenaren van de dienende erven (de opdrachtgevers) heeft de notaris in 2019 ambtshalve een proces verbaal van verbetering ex 45 lid 2 Wna opgesteld en ingeschreven in de registers, waarbij de erfdienstbaarheid buiten medeweten en zonder instemming van klagers in hun nadeel anders is omschreven en de toegang tot de openbare weg niet meer wordt vermeld. Daardoor heeft de akte materieel een andere inhoud gekregen. Nu geen sprake is geweest van verbetering van een kennelijke schrijffout of kennelijke misslag als bedoeld in 45 lid 2 Wna vindt de kamer het tuchtrechtelijk verwijtbaar dat de notaris in de gegeven omstandigheden gebruik heeft gemaakt van een proces-verbaal van verbetering als bedoeld in dat wetsartikel. Nu niet is gesteld of gebleken dat de erfdienstbaarheid op verzoek van de opdrachtgevers door de rechter was gewijzigd toen zij de notaris benaderden, is de kamer van oordeel dat daaruit volgt dat de notaris de opdracht alleen rechtsgeldig zou kunnen uitvoeren als de eigenaren van de heersende erven instemden met die wijziging. In lijn met de uitspraak van de hoogste notariële tuchtrechter (ECLI:NL:GHAMS:2018:166) is de kamer van oordeel dat het in de gegeven omstandigheden op de weg van de notaris had gelegen aan zijn opdrachtgevers te vragen of zij hem toestemming verleenden om contact op te nemen met klagers om te verifiëren of zij instemden met de beoogde wijziging. Dat heeft de notaris echter niet gedaan. Als de opdrachtgevers de gevraagde toestemming niet aan de notaris zouden hebben verleend, zou het de notaris gelet op zijn notariële geheimhoudingsplicht inderdaad niet toegestaan zijn geweest om zich desalniettemin tot klagers te richten. Dan had de notaris zich vervolgens moeten beraden over de vraag of hij aanleiding had om zijn ministerie te weigeren of op te schorten. Omdat niet bekend was of klagers instemden met de beoogde wijziging en deze daardoor niet rechtsgeldig tot stand kon komen zonder dat de rechter daarover zou hebben geoordeeld, had het op de weg van de notaris had gelegen om zich terughoudend op te stellen en aan zijn opdrachtgevers kenbaar te maken dat hij zijn ministerie zou weigeren of zou opschorten in afwachting van een rechterlijke beslissing uit hoofde waarvan de notaris bevoegd of gehouden zou zijn om zijn ministerie aan hen te verlenen. Klacht gegrond met oplegging van een schorsing voor de duur van een week en proceskostenveroordeling.

  • ECLI:NL:TNORSHE:2020:5 Kamer voor het notariaat 's-Hertogenbosch SHE/2019/40

    Klacht over de manier waarop de notaris de bezwaren heeft behandeld die klager had geuit over de dienstverlening van een kantoorgenote (toegevoegd notaris) van de notaris. Klager heeft ook een klacht ingediend tegen deze toegevoegd notaris, waarop de kamer afzonderlijk heeft beslist (SHE/2019/39). De kamer vindt dat de notaris in de gegeven omstandigheden telkens voortvarend, voldoende zorgvuldig en serieus op de bezwaren van klager heeft gereageerd. Daarbij neemt de kamer mede in aanmerking dat de notaris naar voren heeft gebracht dat er maatregelen zijn/zullen worden genomen om herhaling van gemaakte (slordigheids)fouten te voorkomen. Klacht ongegrond.

  • ECLI:NL:TGZRZWO:2020:22 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle 171/2019

    Rapport van een door een verzekeraar ingeschakeld medisch adviseur (beklaagde) voldoet op onderdelen niet aan de daaraan te stellen eisen; beklaagde vermeldt niet de medische stukken waarop het advies berust; beklaagde vermeldt niet altijd zijn bronnen; beklaagde treedt buiten de grenzen van zijn deskundigheid. Klacht gegrond; waarschuwing.

  • ECLI:NL:TNORSHE:2020:6 Kamer voor het notariaat 's-Hertogenbosch SHE/2019/39

    Klacht over dienstverlening van toegevoegd notaris, omdat niet direct een code aan klager is toegestuurd toen hij liet weten dat hij gebruik wilde maken van versleutelde e-mailcorrespondentie, terwijl ook de tenaamstelling van correspondentie onvolledig was en de communicatie over de passeerdatum niet goed is verlopen. De kamer vindt het weliswaar tuchtrechtelijk verwijtbaar dat er onder verantwoordelijkheid van de toegevoegd notaris in het dossier van klager meerdere (slordigheids)fouten zijn gemaakt, maar de kamer acht deze fouten, hoe vervelend ook, niet zo ernstig dat deze het opleggen van een maatregel rechtvaardigen. Op de klacht van klager tegen een kantoorgenoot van de toegevoegd notaris over de wijze waarop deze kantoorgenoot heeft gereageerd op de bezwaren van klager over de toegevoegd notaris, heeft de kamer afzonderlijk beslist (SHE/2019/40).

  • ECLI:NL:TGZRZWO:2020:19 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle 120/2019

    Klacht dat beklaagde (arts, toen nog arts-assistent) slechts telefonisch met haar supervisor, een internist, en met een neuroloog heeft overlegd. Het college acht de klacht kennelijk ongegrond. Gelet op de in het tuchtrecht geldende persoonlijke aanspreekbaarheid, kan het beklaagde niet worden aangerekend dat de benaderde internist en neuroloog besloten hebben klager niet persoonlijk te onderzoeken. Niet is gebleken dat beklaagde de specialisten onjuist of onvolledig heeft ingelicht. Ook kan niet worden geoordeeld dat beklaagde reden had om bij de specialisten aan te dringen op persoonlijk onderzoek. Deze zaak hangt samen met de zaken 147 en 148/2019.

  • ECLI:NL:TAHVD:2020:60 Hof van Discipline 's-Hertogenbosch 190180

    Geen doorbreking appelverbod. Wat klagers hebben gesteld over door hen aangedragen feiten waarop de raad niet is ingegaan betreft niet het beginsel van hoor en wederhoor, maar de inhoud van de beslissing en daarmee de motivering. Hoger beroep niet-ontvankelijk.

  • ECLI:NL:TNORARL:2019:75 Kamer voor het notariaat Arnhem-Leeuwarden C/05/362933 / KL RK 19-160

    Het notarisambt van de oud-notaris wordt vanaf 1 januari 2011 waargenomen. Het is de kamer ambtshalve bekend dat het protocol van de oud-notaris nog niet is toegewezen aan een opvolgend notaris. Voordat de voorzitter van de kamer (ambtshalve) een beslissing kan nemen over een eventuele verlenging van de waarneming met maximaal een jaar, dient de kamer te beoordelen of ontheffing kan worden verleend als bedoeld in de laatste zin van artikel 29 lid 4 Wna. Naar het oordeel van de kamer is niet gebleken van feiten of omstandigheden die de conclusie rechtvaardigen dat sprake is van een bijzonder geval dat een verdere verlenging van de waarnemingsperiode rechtvaardigt. Nu het protocol van de oud-notaris reeds sinds 1 januari 2011 vacant is, heeft de Minister ruimschoots de gelegenheid gehad om op grond van artikel 15 Wna een notaris aan te wijzen om het protocol van de oud-notaris over te nemen. Daarbij merkt de kamer op dat, in lijn met de genoemde uitspraak van het Gerechtshof, zij van oordeel is dat ook van de KNB verwacht mag worden dat – als er geen verzoek tot overname van het protocol van de oud-notaris door een notaris wordt ingediend - zij de Minister verzoekt om een notaris aan te wijzen om het protocol over te nemen. Dit vloeit voort uit haar in artikel 61 Wna omschreven taak.

  • ECLI:NL:TADRSHE:2020:16 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch 19-826 DB/OB

    Terzake de klachtonderdelen 1,2,3 en 4 geldt dat niet is gebleken dat klager rechtstreeks in zijn belang is of kan worden getroffen, zodat de klachtonderdelen 1,2,3 en 4 kennelijk niet-ontvankelijk zijn. Klachtonderdeel 5 is ongegrond. Er is geen advocaat-cliënt relatie tot stand gekomen en niet is gebleken dat verweerder niet heeft gereageerd.

  • ECLI:NL:TAHVD:2020:29 Hof van Discipline 's-Hertogenbosch 190093

    Klacht tegen advocaat, inhoudende dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld doordat hij het verzoek van klager heeft genegeerd om, indien klager inderdaad niet de cliënt van verweerder is geweest, het door hem betaalde bedrag terug te storten. Het onderzoek in hoger beroep heeft niet geleid tot andere beschouwingen en gevolgtrekkingen dan die vervat in de beslissing van de raad, zodat de grieven van klager worden verworpen. De beslissing van de raad wordt bekrachtigd.

  • ECLI:NL:TADRARL:2020:37 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 19-607

    Voorzittersbeslissing. Klacht over de advocaat van de wederpartij kennelijk ongegrond. Verweerder heeft de grenzen van de hem toekomende vrijheid niet overschreden. Verweerder is niet gehouden jegens klaagsters de onderbouwing van zijn aansprakelijkstelling weer te geven in de vorm van overlegging van de anonieme getuigenverklaringen die hij van zijn cliënte heeft ontvangen.

  • ECLI:NL:TADRSGR:2020:40 Raad van Discipline 's-Gravenhage 19-537/DH/RO

    Verzet ongegrond.

  • ECLI:NL:TADRSGR:2020:47 Raad van Discipline 's-Gravenhage 19-827/DH/DH

    Klacht van een advocaat over de gang van zaken rondom de overname van een dossier en het handelen van de opvolgende advocaat kennelijk ongegrond.

  • ECLI:NL:TADRARL:2019:320 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 19-368

    Voorzittersbeslissing. Verweerder heeft jegens klager niet in strijd gehandeld met Regel 9 (Gedragsregels 2018). Naar het oordeel van de voorzitter heeft verweerder door het gebruik van het briefpapier van zijn kantoor respectievelijk vermelding van de naam van zijn kantoor onder zijn e-mails, voldoende duidelijk gemaakt dat hij optrad als advocaat van de ouders van de echtgenote van klager en valt hem tuchtrechtelijk niet aan te rekenen dat hij onder zijn naam niet specifiek zijn hoedanigheid van advocaat heeft vermeld. Klacht kennelijk ongegrond.

  • ECLI:NL:TADRARL:2020:38 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 19-712

    Voorzittersbeslissing. Klacht over advocaat van klagers wederpartij. Onjuiste vermelding van voorletters klager en serienummers in vaststellingsovereenkomst van kennelijk onvoldoende gewicht. Als klager het, achteraf gezien, niet eens is met de inhoud van de VSO en/of de toevoeging van documenten aan de VSO, zal klager zich tot de civiele rechter moeten wenden. De voorzitter kan daar binnen de kaders van het advocatentuchtrecht niet over beslissen. Klacht voor het overige kennelijk ongegrond.

  • ECLI:NL:TADRSGR:2020:41 Raad van Discipline 's-Gravenhage 18-629/DH/DH

    Klacht over kwaliteit dienstverlening van verweerster. Verweerster heeft klaagster bijgestaan als overlegscheidingsadvocaat. De raad komt tot de slotsom dat van tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen van verweerster geen sprake is. De raad zal de klacht in alle onderdelen ongegrond verklaren.

  • ECLI:NL:TADRARL:2019:321 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 19-431

    Voorzittersbeslissing. Naar het oordeel van de voorzitter is verweerder binnen de grenzen van de hem, als advocaat van de wederpartij, toekomende vrijheid gebleven. Ook overigens zijn de klachten kennelijk ongegrond of kennelijk niet-ontvankelijk.

  • ECLI:NL:TADRARL:2020:39 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 19-723

    Voorzittersbeslissing. Klacht over eigen advocaat. Niet gebleken dat verweerster het dossier na vertrouwensbreuk op onbehoorlijke wijze heeft overgedragen. Geen sprake van tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen. Klacht kennelijk ongegrond.

  • ECLI:NL:TADRSGR:2020:42 Raad van Discipline 's-Gravenhage 19-403/DH/DH

    Verzet ongegrond

  • ECLI:NL:TADRSGR:2019:271 Raad van Discipline 's-Gravenhage 19-616/DH/RO

    Herstelbeslissing die behoort bij de voorzittersbeslissing van 27 november 2019.

  • ECLI:NL:TADRSGR:2020:36 Raad van Discipline 's-Gravenhage 17-523/DH/RO

    Klagers hebben de klacht ingetrokken. De raad ziet, na het horen van verweerder en de deken, geen redenen van algemeen belang die voortzetting van de klachtbehandeling vergen.

  • ECLI:NL:TAHVD:2019:235 Hof van Discipline 's-Hertogenbosch 180330D 180331

    Klacht tegen advocaat wederpartij over de vraag of verweerder mocht optreden tegen klaagster, terwijl een (nieuwe) kantoorgenoot van verweerder eerder als advocaat voor klaagster is opgetreden. Uitleg van artikel 5.3 Voda en Regel 7 (Gedragsregels 1992) / Regel 15 (Gedragsregels 2018). Klaagster heeft een geschil gehad met een bedrijf. Dat bedrijf werd destijds bijgestaan door verweerder, werkzaam bij de Nederlandse vestiging van een internationaal advocatenkantoor. In een ander geschil tussen klaagster en dat bedrijf werd klaagster bijgestaan door een Zwitserse advocaat. Deze Zwitserse advocaat is later overgestapt naar de Zwitserse vestiging van het kantoor waaraan ook verweerder is verbonden. Daarna is opnieuw een geschil ontstaan tussen klaagster en het bedrijf, waarbij verweerder optreedt namens dat bedrijf. Het hof merkt het indirecte samenwerkingsverband tussen de Zwitserse en de Nederlandse vestiging aan als een samenwerkingsverband in de zin van artikel 5.3 Voda. Het hof oordeelt dat de genoemde Gedragsregels, die zien op de situatie dat zich een nieuwe cliënt aandient, niet van belang zijn voor de beoordeling van deze klacht omdat sprake is van een reeds bestaande cliënt. Op zoek naar houvast voor een situatie als deze heeft het hof na een rechtsvergelijkend onderzoek en dan toegespitst op de hier geldende normen de maatstaven geformuleerd voor advocaten die in een vergelijkbare situatie terecht komen. Zo moet de advocaat direct de nodige maatregelen nemen om ervoor te zorgen dat de overgestapte advocaat wordt afgeschermd van alle informatie over de zaak en verdient het aanbeveling dat de advocaat de overgestapte advocaat vraagt contact op te nemen met zijn voormalige cliënt om te vragen of die cliënt ermee instemt dat een andere advocaat binnen zijn nieuwe samenwerkingsverband namens zijn wederpartij tegen hem optreedt. Deze overgestapte kantoorgenoot kan, zonder zijn geheimhoudingsplicht te schenden, aan zijn voormalige cliënt uitleg geven over zijn geheimhoudingsplicht ten opzichte van hem en toelichten op welke wijze hij daar na zijn overstap uitvoering aan heeft gegeven en zal geven. Tegen de achtergrond van de kernwaarden partijdigheid, integriteit en vertrouwelijkheid verdient het daarbij aanbeveling dat de overgestapte advocaat geen (direct) deel zal ontvangen van de vergoeding van die zaak (anders dan zijn normale salaris of winstdeel) zodat de overgestapte advocaat geen enkel (direct) belang bij de zaak heeft. Getoetst aan de norm van art. 46 Advocatenwet, mede tegen de achtergrond van de genoemde kernwaarden, is het hof van oordeel dat verweerder niet tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld door de belangen van X te blijven behartigen. Het hof vernietigt de bestreden beslissing en verklaart de klacht alsnog ongegrond.

  • ECLI:NL:TADRARL:2019:322 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 19-437

    Voorzittersbeslissing. De werkzaamheden van verweerder voor klager zijn voldoende van kwaliteit geweest en heeft de risico’s en verwachtingen voldoende met klager besproken. Kennelijk ongegrond.

  • ECLI:NL:TADRSGR:2020:43 Raad van Discipline 's-Gravenhage 19-399/DH/DH

    Verzet ongegrond

  • ECLI:NL:TADRSGR:2019:272 Raad van Discipline 's-Gravenhage 19-176/DH/DH

    Herstelbeslissing. Kennelijke fout die zich leent voor eenvoudig herstel.

  • ECLI:NL:TADRSGR:2020:37 Raad van Discipline 's-Gravenhage 20-044/DH/RO

    Verzoek op grond van 60ab, subsidiair 60b Aw. Verweerder is verdachte in een witwaszaak en hij wordt strafrechtelijk vervolgd in verband met een verdenking van belastingfraude. Beide verdenkingen houden verband met de praktijkvoering van verweerder. Daarnaast is een faillissementsverzoek ingediend tegen de praktijkvennootschap van verweerder. De raad heeft voldoende grond om aan te nemen dat de zorgvuldige praktijkvoering van verweerder wordt bedreigd. Het verzoek is op grond van 60ab Aw toegewezen. De raad wijst een waarnemer voor de praktijk van verweerder aan.

  • ECLI:NL:TADRARL:2019:323 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 19-451

    Voorzittersbeslissing over eigen advocaat. De voorzitter is, gegeven het, voor klager gunstige, vonnis en de gemotiveerde toelichting van verweerder waarom hij geen reden zag om daartegen een rechtsmiddel in te stellen, van oordeel dat verweerder geen tuchtrechtelijk verwijt kan worden gemaakt van het feit dat hij geen hoger beroep heeft ingesteld tegen het vonnis. Kennelijk ongegrond.

  • ECLI:NL:TADRSGR:2020:38 Raad van Discipline 's-Gravenhage 19-683/DH/DH

    Raadsbeslissing. Klacht over advocaat wederpartij. Geheimhouding is, zoals namens verweerster ter zitting ook is opgemerkt, een groot goed. Dat geldt niet alleen voor de geheimhouding tussen advocaat en cliënt, maar ook voor de geheimhouding die in andere gevallen is afgesproken en waarop niet alleen cliënten, maar ook hun wederpartijen moeten kunnen vertrouwen. Door in strijd met de afgesproken geheimhouding informatie over de inhoud van de mediation en de viergesprekken in het verweerschrift op te nemen en het niet getekende concept ouderschapsplan als bijlage bij het verweerschrift te voegen, heeft verweerster niet gehandeld zoals dat van een zorgvuldig en behoorlijk handelend advocaat mag worden verwacht. Klacht gedeeltelijk gegrond. Maatregel van een waarschuwing.

  • ECLI:NL:TADRARL:2019:324 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 19-452

    Voorzittersbeslissing over advocaat wederpartij in familierechtelijk geschil. Klaagster mocht in de procedure de standpunten namens haar cliënte innemen zoals door haar gedaan zonder dat zij daarbij, of anderszins, onnodig de belangen van klager heeft geschaad. Kennelijk ongegrond.

  • ECLI:NL:TADRARL:2019:318 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 19-229

    Voorzittersbeslissing. Naar het oordeel van de voorzitter is van excessief declareren geen sprake geweest. Daarnaast heeft verweerster gedaan wat van haar gezien de beperkte opdracht verwacht mocht worden. Kennelijk ongegrond.

  • ECLI:NL:TADRSGR:2020:39 Raad van Discipline 's-Gravenhage 19-677/DH/RO 19-678/DH/RO

    Klachtzaak en dekenbezwaar in alle onderdelen gegrond. De verweten gedragingen raken de kernwaarden van de advocatuur, met name de kernwaarden onafhankelijkheid en partijdigheid en (financiële) integriteit. Door het handelen van verweerder zijn de belangen van zijn cliënte ernstig, voornamelijk in financiële zin, geschaad. Daarbij acht de raad van belang dat cliënte van verweerder de Nederlandse taal niet goed beheerst en verweerder haar desondanks diverse documenten heeft laten tekenen met verstrekkende gevolgen, zonder zich ervan te vergewissen dat zij bekend was met de inhoud en de strekking hiervan. De gegronde klachtonderdelen hebben betrekking op ernstig en langdurig tuchtrechtelijk verwijtbaar gedrag. Daarnaast heeft verweerder niet gereageerd op de verzoeken van de deken. Met zijn opstelling geeft verweerder jegens de deken geen blijk van respect en gevoel voor de onderlinge verhoudingen en de toezichthoudende taak van de deken. Vanwege de verwevenheid van de aan verweerder in de klachtzaak en het dekenbezwaar gemaakte verwijten - het daaraan ten grondslag liggende feitencomplex is in beide zaken hetzelfde - ziet de raad aanleiding om in beide zaken één en dezelfde maatregel op te leggen. Schrapping.