ECLI:NL:TADRARL:2019:320 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 19-368

ECLI: ECLI:NL:TADRARL:2019:320
Datum uitspraak: 02-08-2019
Datum publicatie: 19-02-2020
Zaaknummer(s): 19-368
Onderwerp: Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Wat nooit geoorloofd is
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Voorzittersbeslissing. Verweerder heeft jegens klager niet in strijd gehandeld met Regel 9 (Gedragsregels 2018). Naar het oordeel van de voorzitter heeft verweerder door het gebruik van het briefpapier van zijn kantoor respectievelijk vermelding van de naam van zijn kantoor onder zijn e-mails, voldoende duidelijk gemaakt dat hij optrad als advocaat van de ouders van de echtgenote van klager en valt hem tuchtrechtelijk niet aan te rekenen dat hij onder zijn naam niet specifiek zijn hoedanigheid van advocaat heeft vermeld. Klacht kennelijk ongegrond.

Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden van 2 augustus 2019

in de zaak 19-368

naar aanleiding van de klacht van:

klager

tegen

verweerder

De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Midden-Nederland van 12 juni 2019 met kenmerk Z 687376/MV/sd, door de raad digitaal ontvangen, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.

1 FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken, van de volgende feiten uitgegaan.

1.1 Klager en de echtgenote van klager hebben in 2008 een geldbedrag van € 25.000,- ontvangen van de ouders van de echtgenote van klager, verder te noemen de ouders.

1.2 Verweerder heeft zich bij brief van 27 februari 2018 namens de ouders gewend tot klager en zijn echtgenote. Verweerder verzocht namens zijn cliënten om terugbetaling van de hoofdsom van € 25.000,- vermeerderd met de rente vanaf 2008.

1.3 Verweerder heeft voormelde brief ondertekend met zijn naam, zonder vermelding van zijn hoedanigheid van advocaat. Verweerder heeft de brief verzonden op briefpapier van zijn kantoor. Bovenaan de brief stond vermeld “(……) Advocatuur”.

1.4 Verweerder heeft tevens e-mails aan klager verzonden. Onder de e-mails stond de naam van verweerder alsmede “(…..) Advocatuur” met het adres van het advocatenkantoor van verweerder.

1.5 Per webformulier van 13 augustus 2018 heeft klager bij de deken een klacht ingediend over verweerder.

2 KLACHT

2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat verweerder onduidelijkheid heeft laten bestaan over de hoedanigheid waarin hij namens zijn cliënten optrad.

2.2 Klager heeft ter toelichting op de klacht het volgende naar voren gebracht. Verweerder heeft in de door hem met klager onderhouden communicatie niet kenbaar gemaakt in welke hoedanigheid hij optrad, te weten als advocaat dan wel anderszins. De moeder van de echtgenote van klager werkt sinds jaar en dag als schoonmaakster bij voornamelijk notaris- en advocatenkantoren. Vermoedelijk werkt zij ook bij het kantoor van verweerder. Dit zou verklaren waarom verweerder vermoedelijk als relatie van de ouders optreedt in plaats van als ingehuurd advocaat.

3 VERWEER

3.1 Het verweer luidt – zakelijk weergegeven – als volgt.

3.2 Verweerder heeft zijn cliënten als advocaat bijgestaan. Verweerder heeft voor het openen en na het sluiten geen andere contacten met zijn cliënten gehad.

3.3 De wijze waarop gecommuniceerd werd was voldoende duidelijk en correct. Er zijn (bijna) geen collega’s die in een brief of e-mail expliciet aangeven advocaat te zijn, omdat zulks voldoende blijkt uit het briefpapier en/of de e-mail.

3.4 Verweerder begrijpt wat klager zegt en vermeldt daarom voortaan onder zijn brieven specifiek zijn hoedanigheid van advocaat achter zijn naam en heeft de afzender van zijn e-mail laten aanpassen, in die zin dat achter zijn naam de aanduiding advocaat wordt vermeld.

4 BEOORDELING

4.1 De voorzitter volgt klager niet in zijn stelling dat verweerder in strijd met gedragsregel 9 heeft gehandeld, doordat hij in zijn correspondentie met klager zijn hoedanigheid als advocaat niet kenbaar heeft gemaakt.

4.2 Ingevolge het bepaalde in regel 9 van de voor advocaten geldende gedragsregels mag van een behoorlijk handelend advocaat worden verwacht dat hij tegenover zijn cliënt en in zijn contacten met derden ervoor zorgdraagt dat geen misverstand kan bestaan over de hoedanigheid waarin hij in een geen situatie optreedt. Hoewel een advocaat er, om geen enkel misverstand over zijn hoedanigheid te laten bestaan, goed aan doet om achter zijn naam zijn hoedanigheid van advocaat te vermelden, is hij hiertoe niet expliciet gehouden. De advocaat dient ervoor te zorgen dat er geen misverstand kan bestaan over zijn hoedanigheid. Indien een advocaat op briefpapier van zijn kantoor, waarop duidelijk staat vermeld dat die brief afkomstig is van dat advocatenkantoor, namens zijn cliënten een brief aan de wederpartij schrijft, is hiermee voldoende duidelijk dat de brief afkomstig is van een advocaat. Hetzelfde geldt voor e-mails waaronder de naam van het advocatenkantoor staat vermeld onder de naam van de betreffende advocaat. Naar het oordeel van de voorzitter heeft verweerder door het gebruik van het briefpapier van zijn kantoor respectievelijk vermelding van de naam van zijn kantoor onder zijn e-mails, voldoende duidelijk gemaakt dat hij optrad als advocaat van de ouders van de echtgenote van klager en valt hem tuchtrechtelijk niet aan te rekenen dat hij onder zijn naam niet specifiek zijn hoedanigheid van advocaat heeft vermeld.

4.3 Op grond van het voorgaande zal de voorzitter de klacht, met toepassing van artikel of 46j Advocatenwet, dan ook kennelijk ongegrond verklaren.

BESLISSING

De voorzitter verklaart:

de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, kennelijk ongegrond.

Aldus beslist door mr. A.E. Zweers, plaatsvervangend voorzitter, met bijstand van mr. I.J.M. Huysmans-van Opstal als griffier op 2 augustus 2019.

griffier voorzitter