Zoekresultaten 25201-25220 van de 44651 resultaten

  • ECLI:NL:TADRAMS:2015:312 Raad van Discipline Amsterdam 15-165A

    15-165A: Verzet. Belangenverstrengeling. Verzet ongegrond.

  • ECLI:NL:TADRAMS:2015:306 Raad van Discipline Amsterdam 15-207A 15-208A(d)

    15-207A en 15-208A(d): Klacht en dekenbezwaar. Klager heeft in opdracht van verweerster werkzaamheden verricht voor een cliënte van verweerster. Verweerster heeft tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld door de declaratie van klager niet te voldoen, althans door het van haar cliënte ontvangen bedrag – ter voldoening van de declaratie van klager – niet aan klager door te betalen. Verweerster heeft ook in strijd gehandeld met artikel 46 Advocatenwet doordat zij haar administratie en financiën onvoldoende op orde heeft. Voorwaardelijke schorsing.

  • ECLI:NL:TADRAMS:2015:313 Raad van Discipline Amsterdam 15-581/A/DH

    Voorzittersbeslissing. Geen sprake van een advocaat cliënt relatie. Gedragsregel 7 lid 4 mist toepassing. Klacht deels kennelijk niet-ontvankelijk en deels kennelijk ongegrond.

  • ECLI:NL:TADRAMS:2015:307 Raad van Discipline Amsterdam 15-146A

    15-146A: Verzet. Klacht tegen advocaat wederpartij. Ongegrond.

  • ECLI:NL:TADRAMS:2015:314 Raad van Discipline Amsterdam 15-580/A/A

    Samenvatting: Voorzittersbeslissing. Klacht in alle onderdelen kennelijk ongegrond.

  • ECLI:NL:TGZREIN:2015:104 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Eindhoven 15106

    Huisarts wordt verweten dat hij nalatig is geweest in de behandeling van klaagster en haar niet tijdig naar de neuroloog en de oogarts van een universitair medisch centrum heeft verwezen. Vast staat dat klaagster tijdens consult heeft ingestemd met een verwijzing naar de neuroloog van het perifere ziekenhuis. Niet kan worden vastgesteld dat er ook is gesproken over verergering van visusklachten en een verwijzing naar de oogarts. Ongegrond.

  • ECLI:NL:TADRAMS:2015:308 Raad van Discipline Amsterdam 15-173NH

    15-173NH: Klacht over eigen advocaat deels gegrond. Verweerder heeft tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld door derdengelden te verrekenen zonder de ondubbelzinnige instemming van klager. Verweerder heeft voorts niet gehandeld zoals een behoorlijk advocaat betaamt door de afspraak om geen bezwaar in te stellen niet schriftelijk te bevestigen. Schorsing voor de duur van één week.

  • ECLI:NL:TADRAMS:2015:315 Raad van Discipline Amsterdam 15-556/A/A

    Voorzittersbeslissing. Klacht tegen advocaat wederpartij deels kennelijk niet-ontvankelijk wegens tijdsverloop, deels kennelijk ongegrond.

  • ECLI:NL:TGZREIN:2015:105 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Eindhoven 1541a

    Arts wordt verweten dat hij een ondeugdelijk onderzoeksrapport heeft opgesteld. Het rapport voldoet niet aan de eisen. De conclusie van verweerder wijkt significant af van een eerdere conclusie in een medisch ongewijzigde situatie. Verweerder laat na zijn conclusie te onderbouwen. Rapport is onvoldoende inzichtelijk en consistent. Waarschuwing.

  • ECLI:NL:TADRAMS:2015:309 Raad van Discipline Amsterdam 15-179A

    15-179A: Klacht tegen advocaat wederpartij. Verweerder heeft in strijd met Gedragsregel 29 gehandeld door niet tijdig mee te delen dat de vordering waarover werd geprocedeerd aan zijn praktijkvennootschap was gecedeerd. Ook heeft hij de deken onjuist ingelicht. Klachten deels gegrond. Berisping.

  • ECLI:NL:TADRAMS:2015:316 Raad van Discipline Amsterdam 15-524/A/A

    Voorzittersbeslissing. De klacht bevat dezelfde verwijten aan verweerder als een eerdere klacht waarop reeds onherroepelijk is beslist. Geen nieuwe tuchtrechtelijk relevante feiten en/of gedragingen. Klacht kennelijk niet-ontvankelijk.

  • ECLI:NL:TGZREIN:2015:106 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Eindhoven 1513

    Huisarts wordt machtsmisbruik en pesterij verweten omdat hij medicijnen onthield aan de echtgenote van klager, het klager moeilijk maakte om zijn eigen medicatie bij de apotheek te kunnen halen en eiste dat klager naar het spreekuur kwam om zijn klacht te bespreken. Vermoeden van verslaving aan medicatie rechtvaardigt het verzoek van huisarts tot bespreking van de problematiek met klagers. Recept voor gevraagde medicatie is steeds verstrekt. Geen tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen indien huisarts de voorkeur geeft aan persoonlijk contact ter bespreking van een klacht boven telefonische afhandeling. Ongegrond.

  • ECLI:NL:TAHVD:2015:311 Hof van Discipline 's-Hertogenbosch 7584

    Klaagster is niet-ontvankelijk in haar beroep omdat artikel 46h lid 4 (thans: lid 7) Advocatenwet hieraan in de weg nu de raad de klacht van klaagster als kennelijk ongegrond heeft afgewezen.

  • ECLI:NL:TAHVD:2015:312 Hof van Discipline 's-Hertogenbosch 7565

    Verzoek aanwijzing advocaat als bedoeld in artikel 13 lid 1 Advocatenwet om een aansprakelijkheidsprocedure te voeren tegen voormalig advocaat van klager. Verzoek wordt afgewezen. De deken mocht het door hem ingewonnen advies van een advocaat tot uitgangspunt nemen en heeft daarmee terecht het verzoek van klager afgewezen omdat hij bijstand wenst voor een als kansloos aan te merken procedure.

  • ECLI:NL:TAHVD:2015:313 Hof van Discipline 's-Hertogenbosch 150097

    Verzoek aanwijzing advocaat als bedoeld in artikel 13 lid 1 Advocatenwet voor bijstand in een hoger beroepprocedure. Verzoek wordt afgewezen. Klager heeft geen belang meer bij zijn verzoek aangezien de mondelinge behandeling in hoger beroep inmiddels is gehouden en einduitspraak is gedaan. Omdat de cassatietermijn is verstreken heeft klager evenmin belang bij aanwijzing van een advocaat voor een cassatieadvies danwel een beroep in cassatie.

  • ECLI:NL:TAHVD:2015:314 Hof van Discipline 's-Hertogenbosch 7559

    Een van de klachten is dat verweerder klaagster onjuist heeft geadviseerd over een concurrentiebeding. Het verweer van verweerder dat klaagster niet-ontvankelijk is omdat de klachttermijn ten tijde van het indienen van de klacht reeds lang was verstreken, wordt verworpen. In de oude hier van toepassing zijnde Advocatenwet geldt geen algemene termijn voor de uitoefening van het klachtrecht. Belangenafweging. Deze valt in voordeel van klaagster uit omdat de advisering door verweerder weliswaar in 2007 plaatsvond maar de gevolgen daarvan pas vanaf 2009 voor klaagster zichtbaar werden door de geschillen die daarover toen ontstonden en bovendien niet is aangevoerd dat verweerder in zijn verdedigingsbelang is geschaad door late indiening van de klacht. Het hof is net als de raad van oordeel dat de klacht ongegrond is, omdat het concurrentiebeding ruim en op gebruikelijke wijze is geformuleerd, voor verweerder niet was te verwachten dat daarover geprocedeerd zou worden en klaagster in rechte in het gelijk is gesteld. Van bedrog, oplichting of handelen van verweerder in het belang van de wederpartij is niet gebleken.

  • ECLI:NL:TAHVD:2015:310 Hof van Discipline 's-Hertogenbosch 7567

    Onvoldoende kwaliteit geleverd door verweerder. Meer dan een optelsom van slordigheden. Verweerder had de zaak vooraf aan de zitting met klager moeten bespreken. Ook de weigering om een verzoekschrift op voorhand in concept aan klager toe te zenden is verwijtbaar. Voor verzwaring van de door de raad opgelegde maatregel - waarschuwing - is geen aanleiding.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2015:386 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2014.451

    Klacht van de Inspectie voor de Gezondheidszorg gericht tegen een cardioloog en diens maatschap. De Inspectie verwijt de maatschap cardiologie dat zij zowel in de wijze waarop de maatschap was georganiseerd en functioneerde als in de wijze waarop door de maatschap aan patiënten cardiologische zorg werd verleend, ernstig is tekortgeschoten in de zorg. Het Regionaal Tuchtcollege heeft geoordeeld dat er (in ieder geval op onderdelen) sprake was van tekortkomingen in de organisatie van geleverde zorg en samenwerking binnen de maatschap. Onduidelijke verantwoordelijkheidsverdeling; onzorgvuldige dossiervorming, onvoldoende en te late communicatie. Het verwijt van onvoldoende professionaliteit van het diagnostisch en therapeutisch handelen kan volgens het Regionaal Tuchtcollege niet worden beoordeeld op basis van de eerste tuchtnorm en kan niet onder de tweede tuchtnorm worden gebracht. Berisping. Zowel de Inspectie als de cardioloog komen in hoger beroep. In principaal hoger beroep komt alsnog de vraag aan de orde of de cardioloog op basis van de eerste tuchtnorm persoonlijk verantwoordelijk kan worden gehouden voor zijn handelen of nalaten in individuele patiëntendossiers. Ten aanzien van die vraag oordeelt het Centraal Tuchtcollege kort gezegd dat in vrijwel alle casus het aan de maatschap verweten tekortschieten in de organisatie van de zorg ten grondslag ligt aan wat er niet goed is gegaan en dat ter zake van de dossiers waarvan vaststaat dat de cardioloog individuele zorg heeft verleend hem niet ook nog een individueel verwijt worden gemaakt. Het principaal beroep wordt verworpen. Ook het incidenteel beroep, gericht tegen de hoogte van de maatregel, wordt verworpen.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2015:387 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2014.452

    Klacht van de Inspectie voor de Gezondheidszorg gericht tegen een cardioloog en diens maatschap. De Inspectie verwijt de maatschap cardiologie dat zij zowel in de wijze waarop de maatschap was georganiseerd en functioneerde als in de wijze waarop door de maatschap aan patiënten cardiologische zorg werd verleend, ernstig is tekortgeschoten in de zorg. Het Regionaal Tuchtcollege heeft geoordeeld dat er (in ieder geval op onderdelen) sprake was van tekortkomingen in de organisatie van geleverde zorg en samenwerking binnen de maatschap. Onduidelijke verantwoordelijkheidsverdeling; onzorgvuldige dossiervorming, onvoldoende en te late communicatie. Het verwijt van onvoldoende professionaliteit van het diagnostisch en therapeutisch handelen kan volgens het Regionaal Tuchtcollege niet worden beoordeeld op basis van de eerste tuchtnorm en kan niet onder de tweede tuchtnorm worden gebracht. Berisping. De Inspectie komt in hoger beroep. Daar komt alsnog de vraag aan de orde of de cardioloog op basis van de eerste tuchtnorm persoonlijk verantwoordelijk kan worden gehouden voor zijn handelen of nalaten in individuele patiëntendossiers. Ten aanzien van die vraag oordeelt het Centraal Tuchtcollege kort gezegd dat in vrijwel alle casus het aan de maatschap verweten tekortschieten in de organisatie van de zorg ten grondslag ligt aan wat er niet goed is gegaan. Ter zake van de dossiers waarvan vaststaat dat de cardioloog individuele zorg heeft verleend, kunnen hem in één geval individuele verwijten worden gemaakt. Nu van collectieve schending van de eerste tuchtnorm niet is gebleken en de individuele schending van de eerste tuchtnorm zich beperkt tot één casus, zijn er naar het oordeel van het Centraal Tuchtcollege onvoldoende redenen om tot een zwaardere maatregel te komen dan de in eerste aanleg opgelegde berisping. Het beroep wordt verworpen.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2015:388 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2014.453

    Klacht van de Inspectie voor de Gezondheidszorg gericht tegen een cardioloog en diens maatschap. De Inspectie verwijt de maatschap cardiologie dat zij zowel in de wijze waarop de maatschap was georganiseerd en functioneerde als in de wijze waarop door de maatschap aan patiënten cardiologische zorg werd verleend, ernstig is tekortgeschoten in de zorg. Het Regionaal Tuchtcollege heeft geoordeeld dat er (in ieder geval op onderdelen) sprake was van tekortkomingen in de organisatie van geleverde zorg en samenwerking binnen de maatschap. Onduidelijke verantwoordelijkheidsverdeling; onzorgvuldige dossiervorming, onvoldoende en te late communicatie. Het verwijt van onvoldoende professionaliteit van het diagnostisch en therapeutisch handelen kan volgens het Regionaal Tuchtcollege niet worden beoordeeld op basis van de eerste tuchtnorm en kan niet onder de tweede tuchtnorm worden gebracht. Berisping. De Inspectie komt in hoger beroep. Daar komt alsnog de vraag aan de orde of de cardioloog op basis van de eerste tuchtnorm persoonlijk verantwoordelijk kan worden gehouden voor zijn handelen of nalaten in individuele patiëntendossiers. Ten aanzien van die vraag oordeelt het Centraal Tuchtcollege kort gezegd dat in vrijwel alle casus het aan de maatschap verweten tekortschieten in de organisatie van de zorg ten grondslag ligt aan wat er niet goed is gegaan en dat ter zake van de dossiers waarvan vaststaat dat de cardioloog individuele zorg heeft verleend hem niet ook nog een individueel verwijt worden gemaakt. Het beroep wordt verworpen.