ECLI:NL:TGZREIN:2015:106 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Eindhoven 1513
ECLI: | ECLI:NL:TGZREIN:2015:106 |
---|---|
Datum uitspraak: | 28-12-2015 |
Datum publicatie: | 28-12-2015 |
Zaaknummer(s): | 1513 |
Onderwerp: | Geen of onvoldoende zorg |
Beslissingen: | Ongegrond/afwijzing |
Inhoudsindicatie: | Huisarts wordt machtsmisbruik en pesterij verweten omdat hij medicijnen onthield aan de echtgenote van klager, het klager moeilijk maakte om zijn eigen medicatie bij de apotheek te kunnen halen en eiste dat klager naar het spreekuur kwam om zijn klacht te bespreken. Vermoeden van verslaving aan medicatie rechtvaardigt het verzoek van huisarts tot bespreking van de problematiek met klagers. Recept voor gevraagde medicatie is steeds verstrekt. Geen tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen indien huisarts de voorkeur geeft aan persoonlijk contact ter bespreking van een klacht boven telefonische afhandeling. Ongegrond. |
Uitspraak: 28 december 2015
HET REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG
TE EINDHOVEN
heeft het volgende overwogen en beslist omtrent de op 28 januari 2015 binnengekomen klacht van:
[A] en [B]
wonende te [C]
klagers
tegen:
[D]
huisarts
werkzaam te [C]
verweerder
gemachtigde mr. S. Slabbers te Amsterdam
1. Het verloop van de procedure
Het college heeft kennisgenomen van:
- het klaagschrift en de aanvulling daarop
- het verweerschrift.
Ondanks herhaald verzoek hebben klagers geen repliek ingediend.
De klacht is op 30 september 2015 in raadkamer behandeld. Het college heeft daarin besloten de zaak ter openbare terechtzitting te behandelen.
De klacht is ter openbare zitting van 16 november 2015 behandeld. Verweerder en zijn gemachtigde waren aanwezig. Klagers waren zonder bericht afwezig.
2. De feiten
Het gaat in deze zaak om het volgende:
Klagers hebben zich op 2 december 2014 als patiënten laten inschrijven bij de huisartsenpraktijk van verweerder. Op 5 december 2014 is klaagster in deze praktijk in consult gezien door een arts in opleiding (aios), die haar Buprenorfine pleisters en Tramadol voorschreef. Op 8 december 2014 belde klager naar de praktijk omdat klaagster last had van bijwerkingen. In het medisch dossier van klaagster staat hierover vermeld (met correctie van typefouten):
S: Vriend belt. Heeft bijwerkingen van tramadol. Hartkloppingen ‘s nachts. ‘s Ochtends was ze zichzelf niet meer, helemaal van de kaart, ander persoon. Acuut mee gestopt. Al 3 keer eerder gehad. Wil deze niet. Vraagt wederom Zolpidem, normale hoeveelheid. Denkt niet dat het een goed idee is om met deze af te bouwen.
P: Overleg AIOS: akkoord recept 30 stuks zolpidem 10 mg
Op 29 december 2014 werd opnieuw telefonisch om een recept voor Zolpidem verzocht. Klaagster werd echter geadviseerd naar het spreekuur te komen. Op 30 december 2014 is zij op het spreekuur verschenen waarbij gesproken is over haar klachten, de eerder voorgeschreven medicatie en haar verwijzing naar een revalidatiekliniek. Verweerder sprak met klaagster af dat hij contact zou opnemen met de revalidatiearts. In het dossier staat over dit consult vermeld:
S: heeft het zwaar met haar hernia, veel meningen van zoveel dokters, vorige ha ging aan haar hangen, is daar weggegaan, ha daarvoor butrans en zolpidem, meer vertrouwen, ook in orthopeed, nu naar revalidatie arts gestuurd.
P: overleg revalidatiearts, rev erna
Op 5 januari 2015 heeft verweerder telefonisch contact opgenomen met de physisian assistent van de revalidatiekliniek.
Op 12 januari 2015 heeft klager twee maal telefonisch contact met de praktijk van verweerder opgenomen. De eerste keer betrof het een verzoek voor een herhaalrecept voor Zolpidem, welk recept verweerder heeft uitgeschreven. Verweerder heeft daarbij aangetekend dat hij klaagster over vier weken op het spreekuur wilde terugzien. Het dossier vermeldt:
S: vraag voor herhaalrecept. Zolpidem tabl. 10 mg. 8 jan afspraak gehad bij [E]. Afspraak bij [E] duurt nog 2,5 maand. Afbouwen is voorlopig nog niet aan de orde. Wil niet over 4 weken op het su komen! Heeft dit uitvoering besproken met D (RTG: verweerder).
De tweede keer belde klager om aan te geven dat klaagster uitsluitend telefonisch overleg met verweerder wilde. In het dossier is genoteerd:
S: tel contact met partner. Wil niet op het su komen. Wil perse tel. overleg met [D]. Doorgeven aan HA. Partner is het er allemaal niet mee eens. Su aangeboden voor dinsdag, pt kan niet. Hebben een klacht ingediend tegen HA en ass.
Vervolgens heeft de assistente van verweerder met klaagster gebeld. In het dossier staat genoteerd:
S: Mw gebeld en uitgelegd dat het recept klaar ligt en de ovv de dr. over 4 weken su.
Mw wil niet op het su komen. Uitgevraagd of ze al een afspraak had gehad bij de rev. en wanneer er weer een vervolgafspraak staat. Mw vond dit uitvragen niet prettig waarop ze duidelijk aangaf voorlopig niet te gaan afbouwen met de medicatie en dat ze het recept tel wilde opvragen. Aangegeven dat ik het gesprek niet prettig vond en dat ik het tel gesprek ging beeindigen . Aldus gebeurde.
In december 2014 en januari 2015 heeft klager een aantal malen met verweerder gebeld om medicatie voor zichzelf aan te vragen.
Klaagster heeft zich op 3 februari 2015 uitgeschreven bij de praktijk van verweerder.
3. Het standpunt van klagers en de klacht
Klaagster verwijt verweerder dat:
a) hij haar medicijnen, die zij al jaren slikt en die onmisbaar zijn voor haar, heeft onthouden. Het recept van 12 januari 2015 zou worden doorgezonden naar de apotheek maar dat is niet gebeurd.
Klager verwijt verweerder dat:
b) hij 13 keer heeft moeten bellen naar verweerder en de apotheek om zijn eigen medicijnen te kunnen krijgen en
c) dat verweerder geweigerd heeft om klager telefonisch te woord te staan en geëist dat klager naar het spreekuur komt om over zijn klacht te spreken .
Klagers zijn van mening dat verweerder zich met deze houding schuldig heeft gemaakt aan machtsmisbruik en ernstige pesterij. Wat de reden is van deze pesterij kunnen klagers niet plaatsen, zij het dat zij recentelijk waren overgestapt naar de praktijk van verweerder vanwege een dreigend conflict met de vorige huisarts.
4. Het standpunt van verweerder
Het college heeft ten onrechte beiden als klagers aangemerkt nu klager de klacht ingediend heeft als vertegenwoordiger van zijn echtgenote en niet in eigen hoedanigheid. Verweerder is daarom primair van mening dat klagers (deels) niet-ontvankelijk moeten worden verklaard in hun klacht.
Subsidiair is verweerder van mening dat de klacht moet worden afgewezen. Klaagster heeft regelmatig gevraagd om herhaalrecepten voor Zolpidemtartraat en Buprenorfinepleisters. Beide geneesmiddelen hebben een verslavend effect. Verweerder kwam tot de veronderstelling dat sprake was van een mogelijke verslaving van geneesmiddelen toen hij het eerste consult voorbereidde. Verweerder viel op dat sprake was van een 44-jarige vrouw die chronisch morfine en slaapmedicatie gebruikte. Hoewel klaagster volgens eigen zeggen de medicatie nodig had vanwege haar hernia, kon uit het medisch dossier worden opgemaakt dat ze al in 2007 gebruik maakte van pijnstillers en seresta. Verweerder wilde dit aan de orde stellen in een gesprek en bezien of de medicatie kon worden afgebouwd. Klagers zijn een aantal keren op het spreekuur uitgenodigd en er is gesproken over het gebruik van de medicatie. Klagers waren daarover niet tevreden. Verweerder was echter van mening dat het zijn verantwoordelijkheid als huisarts is om te onderzoeken of de verslavende medicatie nog noodzakelijk was of kon worden afgebouwd. Verweerder heeft daarom ook contact opgenomen met de revalidatiekliniek. Het recept van 12 januari 2015 is gewoon klaargelegd en er is geen sprake geweest van het onthouden van medicatie.
Met betrekking tot de klacht van klager kan verweerder enkel opmerken dat klager een aantal keren heeft gevraagd om astma medicatie; er was sprake van dubbele medicatie.
In december 2014 heeft klager drie keer om medicatie gevraagd, deze is voorgeschreven en klaar gelegd. Zo is op 2 december 2014 een verzoek gedaan voor een vorm van medicatie. Op 15 december 2014 is verzocht om medicatie voor beide inhalatoren waarvoor klager wel twee keer heeft gebeld, namelijk eerst voor de ene medicatie en vervolgens voor de andere medicatie. Tenslotte is op 30 december 2014 nog een verzoek gedaan om medicatie. Daarbij werd verzocht om twee maal medicatie voor de inhalator 1 en drie maal medicatie voor inhalator 2. Al deze medicatie is gewoon voorgeschreven. Verweerder heeft geen misbruik gemaakt van zijn positie als arts.
5. De overwegingen van het college
Met betrekking tot de niet-ontvankelijkheid overweegt het college als volgt. Op grond van artikel 65 lid 1 Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg (verder: Wet BIG) kan een klacht worden ingediend door een rechtstreeks belanghebbende. Dit kan volgens de toelichting de patiënt van de betrokken hulpverlener zijn of een naaste betrekking van de (meerderjarige) patiënt, mits deze met de indiening van de klacht instemt. Klager heeft zowel voor zichzelf als namens klaagster een klaagschrift gecombineerd ingediend, door beide klachten op te nemen in een klaagschrift. Echter, beide klagers hebben het klaagschrift ondertekend, daarmee aangevend dat klager tevens als gemachtigde optreedt voor de klaagster. Aan het verweer dat sprake is van een (gedeeltelijke) niet-ontvankelijkheid gaat het college dan ook voorbij.
Met betrekking tot het klachtonderdeel a) overweegt het college als volgt. Vooropgesteld wordt dat als een van de taken van een huisarts kan worden beschouwd dat hij erop toeziet dat patiënten niet in een verslavingssituatie terecht komen als gevolg van medicijnen die hen worden voorgeschreven. Bij een vermoeden van een dergelijke verslaving zal een huisarts, zoals ook verweerder, stappen kunnen en moeten ondernemen teneinde de betreffende patiënt te bewegen de medicatie af te bouwen. Verweerder heeft gemotiveerd onderbouwd waarop zijn vermoeden rustte dat mogelijk sprake was van een verslaving aan medicatie. Het meermalen uitnodigen van klagers om de problematiek te bespreken, was derhalve naar het oordeel van het college gerechtvaardigd. Verweerder heeft voorts gemotiveerd bestreden dat de medicatie voor klaagster op 12 november 2014 niet zou zijn klaar gelegd. Uit het medisch dossier kan niet worden opgemaakt dat het recept eerst na aandringen van klaagster of van klager is klaargelegd. Wel kan uit het medisch dossier worden opgemaakt dat het recept ook daadwerkelijk voor klaagster is klaar gelegd. Naar het oordeel van het college dient klachtonderdeel a) derhalve ongegrond te worden verklaard.
Met betrekking tot het klachtonderdeel b) overweegt het college als volgt. Verweerder heeft uitgebreid stilgestaan bij de keren dat klager heeft gebeld voor het verkrijgen van een recept voor zijn medicatie. Het college stelt vast dat klager vijf keer naar de praktijk heeft gebeld, en dat steeds zonder omhaal de recepten voor de medicatie zijn klaar gelegd. Naar het oordeel van het college kan deze handelswijze niet als een tuchtrechtelijk verwijt aan verweerder worden tegen geworpen. Voor zover klager met het klachtonderdeel een ander handelen van verweerder aan de orde heeft willen stellen, heeft klager zijn klacht niet onderbouwd en mist deze dan ook een feitelijke grondslag. Klachtonderdeel b) wordt eveneens ongegrond verklaard.
Met betrekking tot het klachtonderdeel c) ten slotte, overweegt het college dat klagers niet nader hebben onderbouwd waarom zij de klacht niet op een andere wijze konden bespreken met verweerder dan enkel telefonisch. Naar het oordeel van het college is geen sprake van een tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen indien verweerder de voorkeur geeft aan een persoonlijk contact ter bespreking van een klacht boven een telefonische afhandeling. Ook dit klachtonderdeel is derhalve ongegrond.
Al het vorenstaande in overweging nemende dient de klacht als ongegrond te worden afgewezen.
6. De beslissing
Het college:
- wijst de klacht af.
Aldus beslist door mr. K.A.J.C.M. van den Berg Jeths als voorzitter, mr. A.H.M.J.F. Piëtte als lid-jurist, C.L.S.M. Stuurman, W.A.J. Bruggeling en A. Pfaff als leden-beroepsgenoten, in aanwezigheid van mr. C.W.M. Hillenaar als secretaris en in het openbaar uitgesproken op
28 december 2015 in aanwezigheid van de secretaris.