Zoekresultaten 1981-1990 van de 2136 resultaten

  • ECLI:NL:TADRAMS:2021:301 Raad van Discipline Amsterdam 21-672/A/A/D

    Dekenbezwaar gegrond. Door na te laten (tijdig) op de verzoeken van de deken te reageren, heeft verweerster Gedragsregel 29 geschonden en daarmee de deken belemmerd in zijn toezichthoudende taak. Daarnaast heeft zij jegens een cliënte een beroepsfout gemaakt waarover zij gedurende lange tijd tegenover haar cliënte heeft gelogen. Bovendien heeft verweerster nagelaten direct melding te maken van haar beroepsfout bij de beroepsaansprakelijkheidsverzekeraar. Het optreden van verweerster in deze klachtprocedure getuigt niet van verbetering in haar gedrag. Ook acht de raad het zorgelijk dat verweerster nog geen treffende maatregelen heeft genomen om haar praktijkvoering te verbeteren. De raad is van oordeel dat verweerster zeer laakbaar gedrag heeft vertoond en daarmee het vertrouwen in de advocatuur ernstig heeft beschaamd. Schending van de kernwaarden deskundigheid en integriteit. De raad acht de maatregel van schorsing voor de duur van 13 weken, waarvan 2 weken onvoorwaardelijk, passend. De raad ziet aanleiding om aan het voorwaardelijk op te leggen deel van de schorsing een bijzondere voorwaarde van een door de deken te bepalen begeleidingstraject (op de zitting pseudo-patronaat genoemd) te verbinden, zoals door de deken voorgesteld.

  • ECLI:NL:TADRSHE:2021:222 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch 21-350/DB/OB

    Raadsbeslissing. Klacht over de advocaat van de wederpartij. Het moge zo zijn dat klager de inhoud van verweerders brieven als onaangenaam heeft ervaren, maar dat betekent nog niet dat de inhoud en toonzetting van verweerders brieven onnodig grievend waren. De raad is van oordeel dat de brieven in zakelijke bewoordingen zijn geformuleerd en van onnodig grievende uitlatingen geen sprake is. Dat verweerder de totstandkoming van een minnelijke regeling door zijn opstelling onmogelijk heeft gemaakt is geenszins uit de overgelegde stukken en hetgeen ter zitting naar voren is gebracht gebleken. Klachtonderdelen 1 en 2 ongegrond. Klager heeft gesteld dat het verweerder niet vrijstaat om op te treden voor A omdat verweerder in het verleden als advocaat voor klager heeft opgetreden, Vast staat dat verweerder klager niet heeft bijgestaan in dezelfde zaak als waarin hij thans optreedt voor A en dat van enig verband tussen de twee zaken geen sprake is. Klager noch diens advocaat hebben, ook niet desgevraagd ter zitting, onderbouwd dat verweerder beschikt over van klager verkregen vertrouwelijke informatie die redelijkerwijs van belang kan zijn bij de behandeling van de zaak klager en daarvan is uit de overgelegde stukken en hetgeen ter zitting naar voren is gebracht ook niet gebleken. Klagers advocaat heeft tot slot ter zitting van de raad desgevraagd verklaard dat de in gedragsregel 15 bedoelde “redelijke bezwaren” eruit bestaan dat verweerder zich jegens klager op ongepaste wijze heeft opgesteld in zijn bijstand aan A. De bezwaren van klager zien aldus kennelijk op de wijze waarop verweerder is opgetreden, terwijl de in gedragsregel 15 genoemde redelijke bezwaren zien op het feit dat de advocaat voor de wederpartij gaat optreden. De raad is van oordeel dat bij gebreke van deugdelijke onderbouwing, die niet is gegeven, niet kan worden vast gesteld dat sprake is van redelijke bezwaren als bedoeld in gedragsregel 15. De raad komt tot de slotsom dat van handelen in strijd met gedragsregel 15 niet is gebleken. Ook klachtonderdeel 3 is derhalve ongegrond.

  • ECLI:NL:TADRARL:2021:270 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 21-489/AL/NN 21-488/AL/NN

    Klaagster verwijt verweerder dat hij haar een factuur heeft gezonden terwijl zij recht had op een toevoeging. De raad heeft deze klacht getoetst aan de norm die voortvloeit uit artikel 10a sub d Advocatenwet waarin de kernwaarde van integriteit is geformuleerd, waarin mede de eis besloten ligt van nauwgezetheid en zorgvuldigheid in financiële aangelegenheden. Ook heeft de raad bij de beoordeling Gedragsregel 18 betrokken waarin onder meer is vastgelegd dat een advocaat verplicht is steeds met de cliënt te overleggen of deze in aanmerking komt voor gefinancierde rechtshulp. Pas ruim 9 maanden na aanvang van de werkzaamheden voor klaagster is een toevoeging voor haar aangevraagd. Noch op dat moment noch tevoren heeft mr. A. op enigerlei wijze met klaagster gecommuniceerd over het al dan niet aanvragen van een toevoeging of het in rekening brengen van haar werkzaamheden, terwijl in de opdrachtbevestiging stond dat er een toevoeging zou worden aangevraagd. Nadat Raad voor Rechtsbijstand berichtte dat de adresgegevens van klaagster in de aanvraag niet klopten is er ondanks een rappel niet meer gereageerd. De toevoeging is nooit afgegeven. Verweerder heeft drie jaar nadien zonder enige aankondiging een factuur voor de werkzaamheden aan klaagster gestuurd. Klaagster heeft daartegen geprotesteerd en later heeft de deken zich daarbij aangesloten. De raad is van oordeel dat de klacht en het dekenbezwaar daarover gegrond zijn. Mede omdat verweerder geen inzicht toonde in het hem verweten gedrag heeft de raad een berisping opgelegd.

  • ECLI:NL:TADRSHE:2021:229 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch 21-332/DB/LI

    Raadsbeslissing. Klacht over de kwaliteit van de dienstverlening. De raad is op grond van de overgelegde stukken en hetgeen ter zitting naar voren is gebracht van oordeel dat het advies en de bijstand zoals geschetst, niet getuigen van een kwaliteit van dienstverlening die onder de maat blijft van wat van een redelijk handelend en redelijk bekwaam advocaat mag worden verwacht. Dat verweerster onvoldoende met klager heeft gecommuniceerd doordat zij niet reageerde op terugbelverzoeken en e-mails van klager is naar het oordeel van de raad niet gebleken. Wel staat als uitdrukkelijk door verweerster erkend vast dat de communicatie in de maanden en september en oktober 2020 beter had gekund. Dit verzuim is naar het oordeel van de raad evenwel van onvoldoende gewicht om verweerster een tuchtrechtelijk verwijt te maken. De klacht is op grond van het voorgaande naar het oordeel van de raad ongegrond.

  • ECLI:NL:TADRAMS:2021:302 Raad van Discipline Amsterdam 21-584/A/A

    Klachten over de advocaat van de wederpartij ongegrond. Klagers verwijten verweerder dat hij hen in een kort geding heeft betrokken die betrekking heeft op een rechtsvraag waarop door meerdere instanties beslist. De raad is van oordeel dat het betreffende kort geding niet daadwerkelijk in gang gezet en klagers dus niet opnieuw zijn betrokken in het betreffende kort geding. Daarnaast klagen zij over de onjuistheid van de feiten waarop de vordering is gebaseerd en dat het kort geding geen kans van slagen heeft. Deze klacht heeft door het voorgaande geen feitelijke grondslag meer. Beide klachten acht de raad ongegrond.

  • ECLI:NL:TADRARL:2021:271 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 21-504/AL/OV 21-505/AL/OV

    Klaagster klaagt erover dat verweerster slecht met haar communiceerde. Klaagster heeft getracht te bellen, te SMS-en en te Whats-appen. Meestal ontving klaagster geen reactie, toegezegde belafspraken werden niet nagekomen. De deken sluit zich bij deze klacht aan. In het onderzoek door de deken heeft verweerster niet inhoudelijk gereageerd op zijn verzoeken. Dit is in strijd met Gedragsregel 29 en artikel 5:20 AWB. Verweerster is niet op de zitting verschenen.De raad legt een onvoorwaardelijke schorsing van zes weken op.

  • ECLI:NL:TADRAMS:2021:297 Raad van Discipline Amsterdam 21-638/A/A 21-639/A/A

    Klacht over de eigen advocaten deels gegrond. Het valt verweerster tuchtrechtelijk te verwijten dat zij de beschikking van de IND van 24 april 2019 pas op 20 mei 2019 aan klager heeft gestuurd. In de specifieke omstandigheden van het geval ziet de raad aanleiding af te zien van het opleggen van een maatregel.

  • ECLI:NL:TADRAMS:2021:303 Raad van Discipline Amsterdam 21-585/A/A

    Klacht over de advocaat van de wederpartij ongegrond. Klager beklaagt zich erover dat verweerster zich openlijk negatief heeft uitgelaten over de rechtmatigheidsvraag voor het beroep op rechtsbijstand van overheidswege door klager en dat zij zich in dat kader tevens tot de Raad voor Rechtsbijstand heeft gewend. Het staat een advocaat in beginsel vrij om namens haar cliënten gemotiveerd melding van misbruik van gesubsidieerde rechtsbijstand te maken bij de Raad voor Rechtsbijstand over een wederpartij. Het is uiteindelijk aan de Raad voor Rechtsbijstand te beoordelen of de melding doel treft. Klacht ongegrond.

  • ECLI:NL:TADRSHE:2021:224 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch 21-387/DB/OB

    Raadsbeslissing. Klacht over de advocaat van de wederpartij. Klacht deels niet-ontvankelijk wegens verstrijken verjaringstermijn. Klacht deels gegrond: Met de onder 2.3 en 2.4 weergegeven uitlatingen heeft verweerster naar het oordeel van de raad de grenzen van de aan haar, in haar hoedanigheid van advocaat van de wederpartij, toekomende vrijheid overschreden en onvoldoende professionele distantie in acht genomen. Deze uitlatingen zijn naar het oordeel van de raad onnodig grievend jegens klaagster en passen een behoorlijk handelend echtscheidingsadvocaat niet. In zoverre is de klacht gegrond. Niet gebleken dat verweerster onvoldoende de-escalerend heeft opgetreden, in zoverre ongegrond. Waarschuwing.

  • ECLI:NL:TADRAMS:2021:304 Raad van Discipline Amsterdam 21-586/A/A/D

    Dekenbezwaar gegrond. De raad heeft uit de stukken en ook uit de houding van verweerder ter zitting de indruk gekregen dat verweerder een gedreven dienstverlener is met toewijding aan zijn cliënten die voor hen tot het gaatje gaat. Echter blijkt uit het onderzoeksrapport dat dit juist zorgt voor problemen in de praktijkvoering van verweerder. De conclusie van de rapporteur is - de deken onderschrijft deze bevindingen - dat de kernwaarden in het geding zijn en verweerder niet voldoet aan datgene wat binnen de advocatuur als professionele standaard geldt. De raad is van oordeel dat er geen reden is te twijfelen aan de inhoud van het onderzoeksrapport en neemt de daarin opgenomen bevindingen en conclusies over. De slotsom is dat verweerder op tal van punten ernstig tekortschiet bij de uitoefening van zijn advocatenpraktijk en hij de kernwaarden onafhankelijkheid, deskundigheid en integriteit heeft geschonden. Maatregel van schorsing voor de duur van 26 weken voorwaardelijk met als bijzondere voorwaarde een verbetertraject met een door de deken aangewezen pseudo-patroon.