Zoekresultaten 221-230 van de 846 resultaten

  • ECLI:NL:TGZRZWO:2018:110 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle 057/2018

    Klacht tegen verpleegkundige. De verpleegkundige zou hebben gezegd dat katheterwisselingen in het ziekenhuis niet meer zouden worden vergoed en zou klager onheus hebben bejegend. Klacht kennelijk ongegrond.

  • ECLI:NL:TGZRSGR:2018:83 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag 2018-008

    Ongegronde klacht tegen een sociaal-psychiatrisch verpleegkundige. De verpleegkundige is niet betrokken geweest bij de besluitvorming rond het aanvragen van het bevel uithuisplaatsing. Het bespreken van een eventuele vrijwillige tijdelijke uithuisplaatsing acht het College niet tuchtrechtelijk verwijtbaar. Of er druk op klaagster is uitgeoefend kan niet worden vastgesteld nu de lezingen van partijen uiteenlopen. De verpleegkundige was geen behandelaar van het gezin of van de dochter van klaagster. Het was niet haar taak om een behandelplan op te stellen, maar die van de gezinscoach. Zij is met name als begeleidster van de gezinscoach opgetreden. Klacht afgewezen.

  • ECLI:NL:TGZRSGR:2018:85 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag 2017-215a

    Ongegronde klacht tegen een sociaal-psychiatrisch verpleegkundige. Het College kan niet vaststellen dat de verpleegkundige haar medisch beroepsgeheim heeft geschonden en dus evenmin dat zij verantwoordelijk zou zijn voor de ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing van de dochter van klaagster. Op diverse plaatsen in het dossier is de toestemming van klaagster te vinden, vast staat ook dat zij met instemming van klaagster contact heeft gehad met betrokken instanties. Verder niet geconcretiseerd wanneer toestemming ontbrak. Wel vastgesteld dat de verpleegkundige niet alle vakjes voor toestemming in het EPD aanvinkte. Dit alleen niet voldoende om tot een tuchtrechtelijk verwijt te concluderen. Klacht afgewezen.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2018:157 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2017.391

    Klacht tegen een verpleegkundige. Tegen het oordeel van het Regionaal Tuchtcollege dat de klacht dat de verpleegkundige door het aangaan van een affectieve en seksuele relatie met een patiënte de professionele grens die hij als sociaalpsychiatrisch verpleegkundige in acht behoorde te nemen ernstig heeft overschreden en daarmee zeer laakbaar heeft gehandeld, gegrond is, heeft de Inspectie geen grief gericht. Het beroep van de Inspectie is (uitsluitend) gericht tegen de hoogte althans de vorm van de maatregel die door het Regionaal Tuchtcollege aan de verpleegkundige is opgelegd en strekt ertoe dat het Centraal Tuchtcollege een gedeeltelijk onvoorwaardelijke schorsing oplegt dan wel de door het Regionaal Tuchtcollege opgelegde voorwaarden herformuleert. Het Centraal Tuchtcollege vernietigt de beslissing waarvan beroep, doch uitsluitend voor zover deze de formulering betreft van de opgelegde voorwaarden voor tenuitvoerlegging van de maatregel van schorsing voor de duur van zes maanden van de inschrijving van de verpleegkundige in het BIG-register. Het Centraal Tuchtcollege bepaalt dat deze schorsing niet eerder ten uitvoer wordt gelegd dan nadat het Centraal Tuchtcollege zulks heeft gelast op grond van het feit dat de verpleegkundige, binnen de proeftijd die wordt bepaald op twee jaar, de volgende voorwaarden niet is nagekomen: - dat hij zich onder behandeling stelt bij een gz-psycholoog of psychotherapeut, waarbij de behandeling is gericht op bewustwording van het thema overschrijden van persoonlijke en professionele grenzen binnen een behandelrelatie, voor de frequentie en duur die deze behandelaar noodzakelijk acht; - dat hij opgave doet van de persoon van deze behandelaar aan de Inspectie en deze ervan in kennis stelt dat de Inspectie bij de behandelaar informatie kan inwinnen over de aard, globale inhoud, voortgang en frequentie van de behandeling en aan de behandelaar toestemming geeft om deze informatie aan de Inspectie te verstrekken; - dat hij de Inspectie schriftelijk laat weten wanneer de psychologische behandeling met instemming van de gz-psycholoog of psychotherapeut is voltooid, welke brief of verklaring door de gz-psycholoog of psychotherapeut mede ondertekend dient te worden ten bewijze van zijn instemming daarmee; - dat, indien de verpleegkundige de voorwaarden niet volledig en tijdig naleeft, het Centraal Tuchtcollege alsnog de onmiddellijke tenuitvoerlegging van de door het Regionaal Tuchtcollege opgelegde maatregel kan gelasten, en verwerpt het beroep voor het overige.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2018:158 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2017.476

    Klacht tegen een verpleegkundige. Voor zover in beroep aan de orde, verwijt klager de verpleegkundige dat zij bij haar initiatief om twee bewoners elkaar te laten helpen bij het wassen grensoverschrijdend en onprofessioneel heeft gehandeld. Het Regionaal Tuchtcollege heeft de klacht als ongegrond afgewezen. Het Centraal Tuchtcollege komt op grond van de stukken en hetgeen door partijen over en weer ter terechtzitting in beroep nog naar voren is gebracht tot dezelfde bevindingen als het Regionaal Tuchtcollege. Het Centraal Tuchtcollege onderschrijft daarmee het oordeel van het Regionaal Tuchtcollege en neemt datgene wat het Regionaal Tuchtcollege in de overwegingen 5.2 tot en met 5.4 heeft overwogen over. Aanvullend overweegt het Centraal Tuchtcollege dat in beroep op geen enkele wijze door klager aannemelijk is gemaakt dat ter zake van het de bewoners elkaar laten helpen bij het wassen, sprake was van enige drang of dwang van de zijde van de verpleegkundige. In beroep is niets komen vast te staan dat aanknopingspunten biedt voor de stelling dat sprake was van dwang en daarmee van grensoverschrijdend en/of onprofessioneel handelen. In dat licht bezien heeft klager ook niet duidelijk kunnen maken wat in deze situatie nu het grensoverschrijdende karakter van het handelen van de verpleegkundige was. Het Centraal Tuchtcollege komt tot de conclusie dat de klacht, voor zover in beroep aan de orde, door het Regionaal Tuchtcollege terecht als ongegrond is afgewezen. Het beroep faalt en wordt verworpen.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2018:143 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2017.445

    Ondanks zorgelijke signalen heeft de verpleegkundige nagelaten de verzorgende de opdracht te geven extra controles uit te voeren en heeft de verpleegkundige evenmin ruggenspraak gehouden met de behandelend arts. Door dit na te laten heeft de verpleegkundige tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld. Beroep gegrond, waarschuwing, omdat verpleegkundige ter terechtzitting geen blijk heeft gegeven van inzicht in haar handelen.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2018:144 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2017.446

    Het beraad in raadkamer na de behandeling in beroep heeft het Centraal Tuchtcollege niet geleid tot de vaststelling van andere feiten en tot andere beschouwingen en beslissingen dan die van het College in eerste aanleg. Verwerpt beroep.

  • ECLI:NL:TGZRAMS:2018:55 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam 2017/476VP

    De IGJ dient een klacht in tegen een verpleegkundige. De IGJ verwijt verweerster dat zij ten opzichte van een patiënt de grenzen van de professionele relatie niet in acht heeft genomen door een intieme / seksuele relatie met de patiënt aan te gaan. Gegrond, berisping.

  • ECLI:NL:TGZREIN:2018:50 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Eindhoven 1812

    Klager verwijt verweerder, verpleegkundige, onder andere dat hij een conflictsituatie met een cliënte eniet heeft gemeld bij zijn leidinggevende, dat hij een verpleegkundige handeling heeft uitgevoerd zonder opdracht van een arts en cliënte daarbij onvoldoende heeft geïnformeerd. Het college is van oordeel dat verweerder geen tuchtrechtelijk verwijt te maken valt, onder meer omdat hij niet op de hoogte was (gebracht) van de door klager ervaren conflictsituatie. Klacht ongegrond.

  • ECLI:NL:TGZREIN:2018:51 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Eindhoven 17191

    Klager verwijt verweerster, verpleegkundige, dat zij hem niet op de juiste wijze uit bed heeft geholpen. Klager is daardoor ten val gekomen en heeft hierbij zijn bovenbeen gebroken waardoor hij niet kon revalideren van zijn herseninfarct. Het college is van oordeel dat verweerster op de juiste wijze de transfer met klager heeft gemaakt, waarbij klager helaas ten val is gekomen. Dit levert echter geen tuchtrechtelijk verwijt aan het adres van verweerster op. Klacht ongegrond.