Zoekresultaten 1-2 van de 2 resultaten

  • ECLI:NL:TAHVD:2021:78 Hof van Discipline 's-Hertogenbosch 200262D 200238

    Dekenbezwaar. Hoger beroep verweerder tegen opgelegde maatregel (schrapping) en tenuitvoerlegging. Het hof acht de gegrond verklaarde onderdelen van het dekenbezwaar ernstige feiten. Het zwaartepunt ligt bij de klachtonderdelen die zich in de persoonlijke levenssfeer van verweerder hebben afgespeeld. Verweerder heeft gedrag vertoond dat een advocaat onwaardig is en het vertrouwen in de advocatuur schaadt. Verweerder heeft zich bij twee afzonderlijke incidenten aan een aanhouding door de politie proberen te onttrekken. Bij één van deze incidenten is verweerder in een auto gevlucht voor de politie, waarbij schade aan zijn eigen auto en aan auto’s van de politie is ontstaan. Verweerder heeft bij deze vlucht een (potentieel) gevaarlijke situatie laten ontstaan. Verweerder schond tijdens dit incident verder de schorsingsvoorwaarden die naar aanleiding van het eerste incident door de rechter aan hem waren opgelegd. Verweerder heeft daarnaast langdurig en op meerdere vlakken niet voldaan aan de administratieve verplichtingen die behoren bij het voeren van een praktijk. Het hof acht ook deze feiten ernstig. De feiten rechtvaardigen een zeer zware maatregel. Het hof weegt het tuchtrechtelijk verleden van verweerder mee. Ten tijde van de feiten hing hem nog een voorwaardelijk deel van een eerder opgelegde schorsing boven zijn hoofd.  Het hof weegt verder mee dat verweerder blijft verwijzen naar omstandigheden die – in ieder geval ten dele – buiten hemzelf liggen. Het hof acht de maatregel van schrapping de enige passende maatregel en bekrachtigt de beslissing van de raad. Proceskostenveroordeling. Omdat het hof de beslissing tot schrapping bekrachtigt, ziet het hof geen aanleiding daarbovenop de tenuitvoerlegging te gelasten van een eerder voorwaardelijk opgelegd deel van een schorsing. Deze vordering wordt afgewezen.

  • ECLI:NL:TADRSHE:2020:84 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch 19-857/DB/OB/D

     Dekenbezwaar. Gedragingen van verweerder in de privésfeer die absoluut ongeoorloofd zijn. In het midden kan blijven hoe deze feiten strafrechtelijk kunnen worden gekwalificeerd. Vertrouwen in de advocatuur en in de eigen beroepsuitoefening geschaad en gehandeld in strijd met de kernwaarden van de advocatuur. Administratie kantoor niet op orde.  Verweerder heeft, ondanks herhaalde verzoeken, de deken niet de mogelijkheid gegeven om inzicht te krijgen in de actuele financiële positie waarin verweerders advocatenpraktijk zich bevindt. Zonder concrete aanwijzingen dat de kernwaarden van de advocatuur in het geding zijn en zonder aanknopingspunten in de regelgeving, ziet de raad geen grond om het bezwaar van de deken, voor zover dat ziet op de exploitatie door verweerder van een shisha lounge, gegrond te achten. Naar het oordeel van de raad is daarentegen wel sprake van tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen voor zover verweerder niet heeft zorg gedragen voor een gesplitste financiële administratie van de advocatenpraktijk enerzijds en de shisha lounge anderzijds. Het is als bepaald onbehoorlijk aan te merken om te laat te verschijnen bij afspraken en zittingen en de aan het adres van de deken gemaakte verwijten en door verweerder geuite insinuaties over de beweegreden van de deken voor diens optreden jegens verweerder zijn naar het oordeel van de raad ontoelaatbaar. Dekenbezwaar deels gegrond. Mede gelet op tuchtrechtelijk verleden: schrapping. Proceskostenveroordeling.