Zoekresultaten 18551-18560 van de 44805 resultaten

  • ECLI:NL:TAHVD:2018:56 Hof van Discipline 's-Hertogenbosch 170338

    Grotendeels gegronde klacht tegen eigen advocaat. Verweerder heeft niet (financieel) integer gehandeld door niet te beschikken over een deugdelijke klachtenregeling, klachten niet door te leiden aan zijn klachtenfunctionaris, na te laten klager adequaat te adviseren over zijn rechtspositie en procesrisico’s en klager onvoldoende te informeren over de mogelijkheid van gefinancierde rechtsbijstand. Verweerder heeft bovendien niet deskundig gehandeld door getuigenverhoren onvoldoende met klager voor te bereiden, na te laten op grond van het BBA de vernietiging van de opzegging in te roepen en na te laten zich op het standpunt te stellen dat de juiste opzegtermijn in acht genomen had moeten worden. Het hoger beroep beperkt zich tot de door de raad opgelegde maatregel van voorwaardelijke schorsing voor de duur van één maand. Het verwijtbare handelen betreft geen incidentele schending maar een veelomvattende ernstige schending van kernwaarden van de advocatuur. De omstandigheid dat verweerder niet eerder tuchtrechtelijk is veroordeeld, maakt dat volstaan kan worden met een voorwaardelijke schorsing. Uitsluitend omdat de periode van een maand geen standaard afgebakend aantal dagen kent, wordt de uitspraak van de raad in zoverre vernietigd en wordt aan verweerder een voorwaardelijke schorsing opgelegd voor de duur van vier weken. Bekrachtiging voor het overige. Proceskostenveroordeling.

  • ECLI:NL:TADRARL:2018:86 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 17-1063

    Voorzittersbeslissing: advocaat wederpartij; de voorzitter is van oordeel dat niet is gebleken dat verweerder tijdens zijn pleidooi of in zijn pleitnota onwaarheden heeft geschreven of heeft geuit. Verweerder mocht afgaan op informatie van cliënte en op basis daarvan het partijdige standpunt innemen als door hem is gedaan onder meer over de gang van zaken bij de notaris. De klacht is dan ook kennelijk ongegrond.

  • ECLI:NL:TAHVD:2018:63 Hof van Discipline 's-Hertogenbosch 170043

    Tussen klaagster en verweerder is onenigheid ontstaan over de verdeling van de door klaagster als opvolgend advocaat van verweerder ontvangen vergoeding voor de toevoeging. Klaagster heeft een eigen belang bij haar klacht en is daarom ontvankelijk. Anders dan de raad, acht het hof de klacht - inhoudende dat verweerder werkzaamheden heeft opgevoerd die niet voor verrekening in aanmerking komen, dat hij klaagster op het verkeerde been heeft gezet door een onjuiste urenspecificatie toe te zenden en hij niet nauwgezet heeft gehandeld - ongegrond. Het is niet de taak van het hof om een oordeel te geven over het geschil tussen klaagster en verweerder. De tuchtrechter beoordeelt immers niet of de ene partij nog een bedrag verschuldigd is aan de andere partij, maar of verweerder met betrekking tot de financiële afwikkeling van de toevoeging een tuchtrechtelijk verwijt kan worden gemaakt. Daarvan is het hof niet gebleken. Vernietiging.

  • ECLI:NL:TADRARL:2018:87 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 17-744

    Klacht over eigen advocaat; Niet gebleken is dat verweerster in strijd met de afspraak een concept verweerschrift te laat aan klaagster heeft gestuurd. Ten aanzien van de klacht over de kwaliteit van de werkzaamheden, zoals de gestelde taal-en spelfouten en de bezwaren tegen de opzet en opbouw van het concept, is de raad van oordeel dat deze bezwaren niet zodanig zijn dat het concept als beneden de maat moet worden gekwalificeerd. Ten aanzien van het verwijt dat de kantoorgenoot/jurist van verweerster het telefoongesprek tussen klaagster en verweerster heeft kunnen volgen, oordeelt de raad dat zulks niet tuchtrechtelijk verwijtbaar is omdat ook de kantoorgenoot een geheimhoudingsplicht heeft en verweerster verantwoordelijk is voor het handelen van deze kantoorgenoot. De klacht is in alle onderdelen ongegrond.

  • ECLI:NL:TADRARL:2018:81 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 18-061

    Voorzittersbeslissing. Klacht tegen voormalig advocaat wederpartij kennelijk ongegrond. Dat verweerster niet heeft gereageerd en de verzochte informatie niet heeft verschaft is niet tuchtrechtelijk laakbaar, onder meer omdat klager deze informatie op een andere wijze had kunnen ontvangen en verweerster de zaak inmiddels had overgedragen. Rechtsgebied: civiel overig.

  • ECLI:NL:TGZRZWO:2018:84 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle 053/2018

    Drie samenhangende klachten tegen psychiaters. Aan klager is een eerder aanvulling op de klacht terug gestuurd wegens onacceptabel (seksueel getint) taalgebruik. Klager stuurt een nieuwe aanvulling op de klacht. Naar het oordeel van het college moet een (onder)grens worden getrokken aan hetgeen als acceptabel woordgebruik is te beschouwen. En deze moet van meet af aan duidelijk zijn. Het woordgebruik in de gewijzigde aanvulling op de klacht nog steeds onacceptabel. Klager wordt daarom in zijn klacht niet-ontvankelijk verklaard. Publicatie van de beslissing.

  • ECLI:NL:TADRARL:2017:224 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 16-269

    Tussenbeslissing. Na de tussenbeslissing van 3 oktober 2016, met daarin een onderzoeksopdracht aan de deken, heeft de oorspronkelijk klaagster op 22 december 2016 haar klacht ingetrokken. De raad is, na het horen van de deken en verweerder, van oordeel dat in dit geval van de bevoegdheid op grond van artikel 47a lid 3 Advocatenwet gebruik moet worden gemaakt om de behandeling van de klachtzaak voort te zetten om redenen aan het algemeen belang ontleend omdat de klacht raakt aan de kernwaarden van de advocatuur, te weten die van onafhankelijkheid en (financiële) integriteit. Verweerder wordt verweten 1) op te treden als advocaat van de vennootschap terwijl hij tevens op dat moment bestuurder van die vennootschap was, zonder dat vooraf kenbaar te maken, 2) niet duidelijk te zijn over zijn hoedanigheid en daarmee in strijd handelt met gedragsregel 29, 3) zijn medewerking te verlenen aan het opzetten van een aantal schijnconstructies met als vooropgezet doel de verhaalsmogelijkheden van onder meer klaagster illusoir te maken. Voorts is verweerder ter zitting verweten te handelen in strijd met de Wwft en het Wetboek van Strafrecht. Gelet op de aard van de verweten gedragingen, alsmede de mate waarin mogelijkerwijs de kernwaarden zijn geschonden, bestaat er naar het oordeel van de raad een noodzaak om de behandeling voort te zetten in de stand waarin de zaak zich bevond. De deken wordt in deze tussenbeslissing opgedragen om het hem eerder opgedragen onderzoek (verder) te verrichten en daarvan verslag te doen aan de raad, waarna een voortgezette mondelinge behandeling zal worden bepaald.

  • ECLI:NL:TADRARL:2018:82 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 17-696

    Klager verwijt verweerder dat er onvoldoende voortgang zat in de behandeling van de letselschadezaak en dat hij hem onvoldoende heeft geïnformeerd. Uit de diverse brieven in het dossier is de raad gebleken dat er geen sprake van gebrek aan voortvarendheid aan de zijde van verweerder noch van een gebrek aan informatie daarover. Dit verwijt is daarom onterecht. Ook klaagt klager over de financiële gang van zaken in deze kwestie. In onderhavige zaak heeft verweerder naar het oordeel van de raad klager inderdaad onvoldoende inzicht gegeven in de door verweerder gewenste wijze van betaling voor zijn werkzaamheden. Dit klachtonderdeel is daarom gegrond. Klager meent ook dat verweerder ten onrechte beweerde dat hij op grond van de gesloten opdrachtovereenkomst gerechtigd was voorschotten van de verzekeraar van de wederpartij te verrekenen met openstaande kosten waaronder zijn declaratie. Klager heeft daarin gelijk. Uit de vaste jurisprudentie van het Hof van Discipline blijkt dat de voorgeschreven instemming van de cliënt met verrekening van derdengelden in het algemeen niet vooraf kan worden verkregen. Verweerder heeft voorts gedreigd om zijn werkzaamheden voor klager te staken indien klager de declaratie niet zou betalen c.q. niet zou instemmen met verrekening van de ontvangen voorschotten met zijn declaraties. Door zo te handelen heeft verweerder niet op de zorgvuldige manier gehandeld als betamelijk is. Dit deel van de klacht is daarom gegrond. Het verwijt van klager dat verweerder het dossier ten onrechte onder zich zou hebben gehouden toen een andere advocaat de behandeling van de letselschadezaak overnam is niet juist. Verweerder heeft hierover de deken ingeschakeld en conform diens aanwijzingen vervolgens gehandeld. Ook stelt klager dat de door verweerder toegezonden declaratie geen factuur is omdat er geen factuurnummer is vermeld. Dat is juist en naar het oordeel van de raad in strijd met de zorgvuldigheid die advocaten in financiële aangelegenheden dienen te betrachten. Verweerder krijgt een voorwaardelijke schorsing van 4 weken opgelegd.

  • ECLI:NL:TADRSHE:2018:49 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch 18-143/DB/LI

    Geen advocaat-cliënt relatie tot stand gekomen. Advocaat was derhalve niet gehouden de belangen van klager te behartigen. Een niet verleende opdracht kan niet onrechtmatig worden beëindigd. Klacht kennelijk ongegrond.

  • ECLI:NL:TNORDHA:2018:6 Kamer voor het notariaat Den Haag 17-66

    Klager verwijt de notaris het volgende: 1. de notaris heeft klager niet gekend in de uitgebrachte dagvaarding en het vonnis van 22 maart 2017. Ook heeft er geen hoor-en wederhoor plaatsgevonden inzake deze dagvaarding. De notaris heeft klager niet geïnformeerd als belanghebbende en beslaglegger. Klager is door de notaris niet in de gelegenheid gesteld te reageren; 2. de notaris heeft geen verweer gevoerd tegen de vordering van [X]. De notaris was verplicht om klager op de hoogte te stellen van de dagvaarding, omdat klager een procedure heeft lopen bij de Rechtbank Limburg en bij de Rechtbank in Tongeren tegen de ongewilde executie; 3. de notaris heeft niet de zorgvuldigheid betracht die van een notaris mag worden verwacht. De notaris heeft in zijn handelen gefaald en de belangen van klager uit het oog verloren; 4. klager is niet gekend in de akte houdende verklaring van betaling inzake het Object die door de notaris is opgesteld; 5. er was al zoveel tijd verstreken tussen de executie op 11 oktober 2011 en 2 augustus 2016, toen de notaris door [X]werd gedagvaard, dat de belangen die er speelden hadden moeten leiden om tegen de leveringshandeling in verweer te komen waardoor de vordering van [X] niet zou worden toegewezen. Dat heeft de notaris nagelaten.