Zoekresultaten 16351-16360 van de 44683 resultaten

  • ECLI:NL:TGDKG:2018:162 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam C/13/613185 / DW RK 16/1009

    Het kan niet aan de gerechtsdeurwaarder worden verweten dat DUO de door klager rechtstreeks verrichte betalingen niet eerder heeft doorgegeven. Namens klager is weliswaar eerder meermalen aangegeven dat er rechtstreekse betalingen waren verricht, maar hierbij heeft klager steeds geweigerd nadere gegevens en de door hem genoemde brief van DUO van 24 oktober 2014 te overleggen. Het kan de gerechtsdeurwaarder niet worden verweten dat hij geen contact met DUO heeft opgenomen ter zake de betreffende betalingen, nu klager onvoldoende aanknopingspunten bood om met vrucht navraag te doen.

  • ECLI:NL:TGDKG:2018:175 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam C/13/619625 / DW RK 16/1287

    Volgens vaste jurisprudentie van de kamer wordt het in zijn algemeenheid niet onzorgvuldig geacht dat de gerechtsdeurwaarder een beeld schetst van de gevolgen van het uitblijven van betaling. In deze situatie is de inhoud van de betreffende brief echter zeer intimiderend met als kennelijk doel klaagster onder druk te zetten om de vermeende vordering te betalen. Bovendien wordt verzuimd duidelijk te vermelden dat een vonnis ook in het voordeel van klaagster uit kan vallen, in welk geval zij helemaal niet hoeft te betalen en er dus ook geen beslagmogelijkheden zijn. Klaagster gaf tijdens de mondelinge behandeling aan getwijfeld te hebben om alsnog te betalen om een beslag met behulp van de politie te voorkomen. Desgevraagd verklaarde de gemachtigde van de gerechtsdeurwaarder ter zitting dat beslag op grond van artikel 444 Rv een uiterste executiemaatregel is, die niet vaak wordt genomen. De kamer is van oordeel dat de gerechtsdeurwaarder gelet op al het voorgaande met de betreffende brief in strijd met artikel 8 in de Verordening Beroeps- en Gedragsregels Gerechtsdeurwaarders heeft gehandeld.

  • ECLI:NL:TGDKG:2018:156 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam C/13/631704 / DW RK 17/661

    Beslissing op verzet. De klacht betreft een executiegeschil waarover de kamer niet bevoegd is te oordelen. De kamer is het met de beslissing van de voorzitter eens en verklaart het verzet ongegrond.

  • ECLI:NL:TGZREIN:2019:8 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Eindhoven 18111

    Klacht tegen tandarts deels gegrond met berisping. Behandeling (trekken restdentitie voor prothese) had moeten worden uitgesteld, omdat klaagster het medicijn denosumab (Xgeva) gebruikte en een open wondje in haar mond had. Het gebruik van denosumab is een risicofactor voor het ontstaan van botnecrose, welk risico zich heeft verwezenlijkt

  • ECLI:NL:TGDKG:2018:169 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam C/13/637890 / DW RK 17/1073

    Bij een huurachterstand van drie maanden wordt de ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde naar vaste jurisprudentie door de kantonrechter toegewezen. De gerechtsdeurwaarder heeft dan ook niet tuchtrechtelijk laakbaar gehandeld door klaagster te dagvaarden. Van een gerechtsdeurwaarder mag worden verwacht dat hij brieven, daaronder ook begrepen e-mails, met betrekking tot een bij hem in behandeling zijnde incasso of executie binnen een redelijke termijn beantwoordt. De reacties van de gerechtsdeurwaarders van 25 oktober 2017 die volgden op de e-mails van 2 en 3 oktober 2017 vallen ruimschoots buiten datgene wat begrepen kan worden als redelijk termijn. Dat de gerechtsdeurwaarders zich niet wilden mengen in het inhoudelijke geschil tussen klaagster en hun opdrachtgever is begrijpelijk en in die zin niet tuchtrechtelijk laakbaar, maar de gerechtsdeurwaarders hadden dit op zijn minst (eerder) kunnen mededelen aan klaagster. Dit te meer nu er al eerder problemen tussen klaagster en het gerechtsdeurwaarderskantoor hadden voorgedaan. Klacht gegrond, geen maatregel.

  • ECLI:NL:TGZRZWO:2019:15 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle 155/2018

    Klacht tegen cardioloog. Verweerder is als hoofdbehandelaar cardiologie van 23 mei 2015 tot 3 juni 2015 bij de behandeling van klaagster betrokken geweest. Hem treft geen verwijt omdat hij het antistollingsbeleid voor 3 juni 2015 niet heeft aangepast. Hoewel een tussentijdse antiXa-meting gelet op de tijdsduur wellicht ook toen aan te bevelen zou zijn geweest, kan verweerder van het afzien daarvan geen verwijt worden gemaakt. Het klachtonderdeel dat verweerder niet op de hoogte was van het feit dat het plaatsen van een pacemaker geen indicatie vormt voor het nalaten van het instellen van vitamine K antagonisten, is gebaseerd op een meta-analyse (de BRIDGE-trial) uit 2015 die in 2016 heeft geleid tot aanpassing van de richtlijn Antitrombotisch beleid van de NVVC. Dat is dus na het handelen van verweerder en kan hem niet worden tegengeworpen. Verder heeft klaagster een zeer hoog trombo-embolierisico en daarin voorzag de meta-analyse niet. Het gesprek dat verweerder op 3 juni 2015 met klaagster heeft gevoerd is aan te merken als een ontslaggesprek. Op basis van die stukken oordeelt het college dat verweerder klaagster in dat gesprek voldoende heeft geïnformeerd. Klacht is ongegrond

  • ECLI:NL:TADRAMS:2019:4 Raad van Discipline Amsterdam 18-925/A/A

    Voorzittersbeslissing. Klacht over advocaat wederpartij. Klaagster deels niet-ontvankelijk in klacht wegens tijdsverloop, klacht voor het overige kennelijk ongegrond.

  • ECLI:NL:TGDKG:2018:163 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam C/13/614433 / DW RK 16/937

    Op grond van zijn eigen waarnemingen en overige bij hem bekende informatie heeft de gerechtsdeurwaarder naar het oordeel van de kamer gerechtvaardigd kunnen vermoeden dat de goederen in de woning (tevens) toebehoorden aan klager. Het beslag is niet gelegd in strijd met de regels van het tuchtrecht. Klacht ongegrond.

  • ECLI:NL:TGDKG:2018:176 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam C/13/624343 / DW RK 17/188

    Beslissing op verzet. De klacht betreft het conservatoir gelegde beslag op roerende zaken die zich in gehuurde kluizen bevinden en het in ge­rechtelijke inbewaringgeving ervan. Niet in geschil is dat geen hoofdzaak is ingesteld en het gelegde conservatoire beslag tot afgifte als gevolg daarvan is komen te vervallen. Het had in dit geval in de rede gelegen dat de gerechtsdeurwaarder, in zijn hoedanigheid van bewaarder, de gelden had terug gebracht waar ze vandaan kwamen, te weten de kluizen van [ ] of in ieder geval in overleg was getreden met de bij het beslag betrokken partijen om een manier te bepalen waarop voldaan kon worden aan de inhoud van artikel 860 lid 2 Rv. De gerechtsdeurwaarder heeft zich ten onrechte laten leiden door het verzoek van zijn opdrachtgeefster, waarmee een vervallen conservatoir beslag de facto tenuitvoergelegd is. Verzet en klacht gegrond, maatregel van berisping met aanzegging.

  • ECLI:NL:TGDKG:2018:157 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam C/13/614755 / DW RK 16/973

    Klaagster stelt dat de gerechtsdeurwaarder zich niet aan de afspraak heeft gehouden dat zij de incassokosten niet hoefde te betalen indien zij de vordering op 23 november 2015 zou betalen en bezwaar tegen de incassokosten zou maken. Nu de deurwaarder gemotiveerd ontkend dat er een dergelijke afspraak zou zijn gemaakt en de brief van 16 november 2015 hierover niets bevat, is de door klaagster gestelde afspraak onvoldoende vast komen te staan, Het komt de kamer ook tegenstrijdig voor dat zou zijn afgesproken dat er enerzijds bezwaar zou moeten worden gemaakt tegen incassokosten en anderzijds zou zijn overeengekomen dat die niet verschuldigd zouden zijn. Klacht ongegrond.