Zoekresultaten 711-720 van de 2796 resultaten

  • ECLI:NL:TNORSHE:2019:23 Kamer voor het notariaat 's-Hertogenbosch SHE/2018/15 en SHE/2018/35

    Kern van de klacht is dat de oud-notaris heeft nagelaten voldoende te onderzoeken of de zus wilsbekwaam was toen hij zijn notariële werkzaamheden voor haar verrichtte in de periode van 2007 tot en met 2013. Een redelijke uitleg van artikel 99 lid 21 Wna brengt met zich dat de vervaltermijn pas begint te lopen, zodra van dat nalaten op enige wijze aan klaagster blijkt. Uit de brief van de advocaat van klaagster aan de oud-notaris van 27 februari 2015 kan naar het oordeel van de kamer slechts worden afgeleid dat klaagster uiterlijk op 27 februari 2015 kennis heeft genomen of redelijkerwijs kennis had kunnen nemen van de door de oud-notaris verrichte werkzaamheden voor de zus. Daaruit volgt echter niet zonder meer dat klaagster op 27 februari 2015 ook kennis heeft genomen of redelijkerwijs kennis had kunnen nemen van het vermeende nalaten van de oud-notaris met betrekking tot het onderzoek naar de wilsbekwaamheid van de zus. Niet valt uit te sluiten dat klaagster pas door kennisneming van het medisch dossier van de zus op 14 augustus 2015 bekend is geraakt met de gezondheidstoestand van de zus in de periode van 2007 tot en met 2013. In de toen verkregen informatie - over de volgens klaagster zeer gebrekkige gezondheidstoestand van de zus - ziet klaagster grond voor haar stelling dat de oud-notaris heeft nagelaten voldoende onderzoek te doen naar de wilsbekwaamheid van de zus. Ter zitting is niet gebleken dat klaagster eerder dan op 14 augustus 2015 bekend is geworden met de gezondheidstoestand van de zus in de periode van 2007 tot en met 2013. Gelet op het vorenstaande kan niet worden vastgesteld dat de klachttermijn eerder is aangevangen dan op 14 augustus 2015. Dit betekent dat de klacht, die op 28 februari 2018 bij de kamer is binnengekomen, tijdig is ingediend. Klaagster is dus ontvankelijk in haar klacht. De klacht wordt vervolgens ongegrond verklaard, omdat: - de oud-notaris naar het oordeel van de kamer kon en mocht concluderen dat de zus wilsbekwaam was om de in de periode van september 2007 tot en met oktober 2013 gepasseerde aktes te ondertekenen; - de oud-notaris naar het oordeel van de kamer niet tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld door zich op zijn geheimhoudingsplicht te beroepen.

  • ECLI:NL:TNORSHE:2019:22 Kamer voor het notariaat 's-Hertogenbosch SHE/2018/58

    Klacht van BFT in verband met schending informatieplicht, niet helder offreren, onvolledige urenadministratie, onzorgvuldig handelen bij de beoordeling van wilsbekwaamheid, onvoldoende dossiervorming en onvoldoende voortvarend handelen. Klacht gegrond. Mede in verband met het tuchtrechtelijk verleden van de notaris legt de kamer een geldboete op van € 7.500,- met openbaarmaking van de opgelegde maatregel en veroordeling in de proceskosten.

  • ECLI:NL:TNORSHE:2019:21 Kamer voor het notariaat 's-Hertogenbosch SHE/2018/20

    Klagers verwijten de oud-notaris dat hij onzorgvuldig, onnauwkeurig en ondeskundig heeft gehandeld, met als gevolg dat hij in 2005 een onjuiste akte vaststelling van visrechten heeft gepasseerd en een onjuist proces-verbaal van verbeteringen heeft opgemaakt, welke akte en welk proces-verbaal inbreuk maken op de rechten van klagers. De kamer is van oordeel dat de oud-notaris de vermeende oud vaderlandse visrechten van een derde op eenzijdige wijze heeft vastgesteld en dat het door de oud-notaris verrichte onderzoek de noodzakelijke verificatie mist. Verder oordeelt de kamer dat de oud-notaris in de uitoefening van zijn ambt, bij en voorafgaand aan het passeren en inschrijven van de akte van 5 juli 2005, zich onvoldoende zorgvuldig en nauwkeurig van de relevante omstandigheden en feiten heeft vergewist ten aanzien van het bestaan en de omvang van de door een derde gestelde oud vaderlandse visrechten op de nu aan een aantal klagers in eigendom toebehorende percelen. Bovendien concludeert de kamer dat de oud-notaris de akte vaststelling van visrechten niet op de voet van artikel 45 lid 2 Wna had mogen verbeteren omdat geen sprake is van een kennelijke fout. Ook hier geldt dat de oud-notaris de kadastrale aanduidingen niet in de akte had mogen opnemen zonder de belanghebbende eigenaren daarover te hebben geraadpleegd. Daarmee is een eerder gebrekkig onderzoek op dezelfde wijze voortgezet en verergerd. De klacht van klagers wordt voor een belangrijk deel gegrond verklaard. Aangezien sprake is van het schenden van kernwaarden in het notariaat als onderzoeksplicht en zorgplicht, ziet de kamer aanleiding om een maatregel op te leggen. Gelet op de aard en de ernst van de onzorgvuldigheid enerzijds en het feit dat de oud-notaris al in 2007 is gedefungeerd en ook geen notariële werkzaamheden meer verricht als kandidaat-notaris anderzijds, wordt aan de oud-notaris een geldboete van € 1.000,- opgelegd.

  • ECLI:NL:TNORSHE:2019:20 Kamer voor het notariaat 's-Hertogenbosch SHE/2019/8

    De door klaagster ingediende vier klachtonderdelen zien alle in de kern op de akte huwelijkse voorwaarden, die de notaris op 22 juli 2013 heeft verleden. De kamer is van oordeel dat op deze klachtonderdelen de vervaltermijn van artikel 99 lid 21 Wna van toepassing is. Vaststaat dat klaagster op 22 juli 2013 de akte huwelijkse voorwaarden op het kantoor van de notaris heeft ondertekend. In beginsel mag op grond van de slotbepalingen van deze akte worden aangenomen dat klaagster met de inhoud van de akte en de gevolgen van de huwelijkse voorwaarden bekend was toen zij de akte tekende. Daar komt bij dat vaststaat dat de notaris op 22 juli 2013 een brief aan klaagster en [X] heeft gezonden. Uit die brief volgt dat er een afschrift van de huwelijkse voorwaarden en afschriften van de testamenten van klaagster en [X] zijn bijgevoegd. Zelfs indien ervan wordt uitgegaan dat bij genoemde brief niet een afschrift van de huwelijkse voorwaarden was gevoegd, zoals klaagster stelt, dan had het op haar weg gelegen om de notaris daarvan op de hoogte te brengen en te vragen om haar alsnog een afschrift van de huwelijkse voorwaarden toe te zenden. De omstandigheid dat klaagster dat niet heeft gedaan, komt voor haar eigen rekening en risico. Op grond van het vorenstaande is de kamer van oordeel dat eerder genoemde vervaltermijn in ieder geval is gaan lopen kort na 22 juli 2013, de dag waarop de akte huwelijkse voorwaarden door klaagster is getekend en de notaris de akte per post aan klaagster en [X] heeft toegezonden. Voor klaagster bestond in ieder geval vanaf dat tijdstip de mogelijkheid om kennis te nemen van de feiten ter zake waarvan zij de notaris verwijten maakt. De klacht is op 28 december 2018 ingediend, dus ruim na het verstrijken van de vervaltermijn van drie jaren. De kamer verklaart klaagster daarom niet-ontvankelijk in haar klacht en komt daarmee niet toe aan de inhoudelijke beoordeling van de door klaagster aan het adres van de notaris gemaakte verwijten.

  • ECLI:NL:TNORARL:2018:64 Kamer voor het notariaat Arnhem-Leeuwarden C/05/323500 KL RK 17-96

    Tussen beslissing. De vervaltermijn van drie jaar is vanwege de feiten en omstandigheden in deze zaak niet eerder gaan lopen dan vanaf het moment waarop het onderzoek van klager op 3 december 2015 is gestart. Klager ontvankelijk in zijn klacht.

  • ECLI:NL:TNORSHE:2019:19 Kamer voor het notariaat 's-Hertogenbosch SHE/2018/19

    Klagers verwijten de notaris dat zij onzorgvuldig, onnauwkeurig en ondeskundig heeft gehandeld, met als gevolg dat zij in 2013 een onjuiste akte van levering en in 2017 een onjuiste akte van verjaring heeft gepasseerd, welke akten inbreuk maken op de rechten van klagers. De kamer is van oordeel dat de notaris in de uitoefening van haar ambt, bij en voorafgaand aan het passeren en inschrijven van de akte van levering in 2013, zich onvoldoende zorgvuldig en nauwkeurig van de relevante omstandigheden en feiten heeft vergewist ten aanzien van het bestaan en de omvang van de door verkoper gestelde oud vaderlandse visrechten op de (destijds en) nu aan een aantal klagers in eigendom toebehorende percelen. Bovendien heeft de notaris niet voldaan aan haar informatieplicht jegens deze klagers. Anders dan de notaris, is de kamer van oordeel dat er naar aanleiding van de door de oud-notaris in 2005 gepasseerde akte vaststelling visrechten en het in hetzelfde jaar opgemaakte proces-verbaal van verbeteringen wel degelijk aanleiding bestond om in het kader van de voorbereiding van de levering in 2013 nader (titel)onderzoek te verrichten. De kamer constateert dat niet is gebleken dat de notaris bedoelde fouten bij en voorafgaand aan het passeren en inschrijven van de akte van verjaring in 2017 heeft goedgemaakt door zich alsnog zorgvuldig en nauwkeurig van de relevante omstandigheden en feiten te vergewissen. Door het eerder door haar verrichte gebrekkige (titel)onderzoek op dezelfde wijze voort te zetten, heeft de notaris de kwestie verergerd. Aangezien de klacht van klagers voor een belangrijk deel gegrond wordt verklaard en sprake is van het schenden van kernwaarden in het notariaat als onderzoeksplicht, zorgplicht en informatieplicht, wordt aan de notaris de maatregel van berisping opgelegd.

  • ECLI:NL:TNORSHE:2019:17 Kamer voor het notariaat 's-Hertogenbosch SHE/2018/54

    De klacht tegen de notaris ziet enerzijds op het schenden van de zorgvuldigheidsnorm (in de akte van levering staan onjuiste data vermeld en de netto-verkoopopbrengst van de woning is niet conform de gemaakte afspraak voor de helft overgemaakt aan klager) en anderzijds op de non-communicatie. De kamer verklaart de klacht gegrond en legt de maatregel van berisping op. Met betrekking tot deze sanctie weegt de kamer ten nadele van de notaris zijn proceshouding mee (zo heeft hij niet schriftelijk op de klacht gereageerd).

  • ECLI:NL:TNORSHE:2019:18 Kamer voor het notariaat 's-Hertogenbosch SHE/2018/75

    Klager had in de periode van [datum] 2015 tot 18 mei 2017 als executeur de bevoegdheid tot beheer van de nalatenschap van erflaatster. Deze bevoegdheid is op 18 mei 2017 geëindigd. Klager werd in zijn hoedanigheid van executeur vanaf december 2015 tot genoemde einddatum door de kandidaat-notaris betrokken bij de voorbereidingen van de door de echtgenoot van erflaatster beoogde schenking en levering van een perceel grond aan zijn buurman. Aangezien klager vanaf 18 mei 2017 geen executeur meer was en gesteld noch gebleken is dat klager na genoemde datum op enige andere grond (door de kandidaat-notaris) betrokken had moeten worden bij de uiteindelijke totstandkoming van de schenkingsakte, oordeelt de kamer dat klager in beginsel slechts ontvankelijk is in zijn klacht, voor zover deze betrekking heeft op het handelen of nalaten van de kandidaat-notaris in de periode [datum] 2015 tot 18 mei 2017. Klager wordt daarom niet-ontvankelijk verklaard in het klachtonderdeel dat ziet op het zonder de medewerking van klager passeren van de schenkingsakte van 26 juni 2017 en op de inhoud van genoemde akte. Het klachtonderdeel dat ziet op de communicatie wordt gegrond verklaard evenals het klachtonderdeel dat ziet op het aan klager toezenden van een gewijzigde concept-akte van schenking, waarin - zonder vooroverleg en/of een toelichting - een eerder op aandringen van klager toegevoegde alinea is weggelaten. De klacht wordt voor het overige ongegrond verklaard. Aan de kandidaat-notaris wordt geen maatregel opgelegd.

  • ECLI:NL:TNORAMS:2019:14 Kamer voor het notariaat Amsterdam 667126/NT 19-29

    Klacht deels niet-ontvankelijk. Gelet op de ratio van (het opnemen van) de vervaltermijn in de Wna, is de kamer van oordeel dat in een geval als het onderhavige, waarin het klachtrecht van Fortress zelf ten aanzien van het handelen van de notaris met betrekking tot de leveringsakte van 19 juni 2014 is komen te vervallen, geen plaats is voor een hernieuwd klachtrecht voor klager in zijn hoedanigheid van curator in het faillissement van Fortress. Anders dan klager meent is de klachttermijn voor hem met betrekking tot de (totstandkoming van de) leveringsakte van 19 juni 2014 dus niet gaan lopen vanaf het moment dat hij als curator (redelijkerwijs) kennis heeft kunnen nemen van de leveringsakte (te weten 4 september 2015, toen klager van de voormalig boekhouder van Fortress de brief met bijlagen van de notaris van 26 augustus 2015 ontving). Voor het overige is de klacht ongegrond.

  • ECLI:NL:TNORARL:2019:42 Kamer voor het notariaat Arnhem-Leeuwarden C.05/348237 KL RK 19-10

    De verkrijgingen uit de nalatenschap staan onder testamentair bewind opgedragen aan de notaris. Klaagster klaagt over de uitvoering van deze werkzaamheden. De notaris valt geen enkel verwijt te maken over de rekeningadministratie en de verdere werkzaamheden die in het kader van het testamentair bewind uitgevoerd zijn.