Zoekresultaten 10271-10280 van de 12883 resultaten

  • ECLI:NL:TGZRSGR:2013:YG2639 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag 2012-078a

    Klaagster verwijt de longarts dat hij patiënt ten onrechte heeft opgenomen en – indien opname al zou zijn geïndiceerd -  had moeten doorverwijzen naar een ander ziekenhuis in verband met de aanwezigheid van de Oxa-48 bacterie. Klacht afgewezen.  

  • ECLI:NL:TGZCTG:2013:YG2630 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2012.135

    Bij klaagster is een leiomyosarcoom aangetroffen. Na bij het eerste consult deze diagnose gemist te hebben houdt verweerder, gynaecoloog, bij het tweede consult ruim twee maanden later, deze informatie bewust achter waarna klaagster haar (eerder afgebroken) wereldreis voortzet. Na terugkeer van de wereldreis en half jaar later blijken zich uitzaaiingen te hebben gevormd. Klaagster verwijt verweerder tot tweemaal toe een onjuiste diagnose te hebben gegeven, voorts een onjuist beleid te hebben gevoerd en tenslotte heeft nagelaten melding te maken van het voorval bij de directie. Het Regionaal Tuchtcollege verklaart de klacht gegrond en legt de arts de maatregel van onvoorwaardelijke schorsing voor de duur van vier maanden op. Het hoger beroep van de arts wordt verworpen.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2013:YG2611 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2012.066

    Klager verwijt de bedrijfsarts dat hij de werkgever op een voor klager onnodig belastende manier over het spreekuurcontact op 25 april 2007 heeft geïnformeerd, alsmede dat hij partijdig heeft opgetreden in het conflict tussen klager en diens werkgever. Het Regionaal Tuchtcollege heeft geoordeeld dat de bedrijfsarts het voor hem geldende beroepsgeheim heeft geschonden en ook overigens onzorgvuldig heeft gehandeld. Het Regionaal Tuchtcollege heeft de klachten gegrond verklaard en de bedrijfsarts de maatregel van waarschuwing opgelegd. Het Centraal Tuchtcollege overweegt als volgt. De primaire taak van een bedrijfsarts bestaat uit het adviseren van een werkgever omtrent de belastbaarheid en re-integratie van een werknemer. Bij de uitoefening van deze primaire taak dient de bedrijfsarts echter niet uit het oog te verliezen welke verplichting hij heeft jegens de werknemer die zijn patiënt is, uit hoofde van het beroepsgeheim. De bedrijfsarts is als hulpverlener gehouden aan het beroepsgeheim. Dit beroepsgeheim ziet op vertrouwelijke of geheime informatie die de bedrijfsarts bij het uitoefenen van zijn beroep op het gebied van de individuele gezondheidszorg is toevertrouwd (art 88 Wet BIG). Ingevolge bestendige jurisprudentie ziet het beroepsgeheim tevens op informatie die de bedrijfsarts in zijn hoedanigheid van hulpverlener is medegedeeld of waarvan hij in die hoedanigheid kennis heeft gekregen en waarvan de openbaarmaking het vertrouwen zou beschamen dat de (zieke) werknemer met het ook oog op zijn hulpverlenende taak in hem moet kunnen stellen. Temeer nu de bedrijfsarts zijn schriftelijke verklaring die hij heeft verstrekt aan de werkgever ook zelf heeft geplaatst in de context van de op hem rustende verplichtingen uit hoofde van de Wet Poortwachter, en derhalve binnen de uitoefening van zijn beroep als bedrijfsarts, valt zijn handelen in dezen volledig onder het op hem rustende beroepsgeheim. Het beroepsgeheim kan door de bedrijfsarts worden doorbroken wanneer dit voor de uitoefening van zijn taak noodzakelijk is met het oog op hetgeen de werkgever nodig heeft voor zijn besluitvorming in het kader van de verzuimbegeleiding en re-integratie van de (zieke) werknemer. Niet aannemelijk is geworden dat het gedrag van klager, zoals beschreven in de gewraakte schriftelijke verklaringen van 27 mei 2007, adequate verzuimbegeleiding door de bedrijfsarts heeft bemoeilijkt of onmogelijk heeft gemaakt.De slotsom is dat de bedrijfsarts naar het oordeel van het Centraal Tuchtcollege zijn beroepsgeheim heeft geschonden door toezending aan de werkgever van de beide schriftelijke verklaringen. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt daarom het beroep en handhaaft de door het Regionaal Tuchtcollege opgelegde maatregel van waarschuwing, met bekendmaking op na te melden wijze.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2013:YG2624 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2012.085

    Klacht tegen huisarts. Klager, voormalig patiënt van de huisarts, verwijt de huisarts dat hij in een verwijsbrief van destijds twee mede-patiënten onwaarheden heeft geschreven over klager. Het Regionaal Tuchtcollege heeft de klacht afgewezen. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2013:YG2618 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2012.276

    Klacht tegen psychiater. Klaagsters zoon is als overbruggingsmaatregel bij overplaatsing van een PPC naar een andere instelling (alwaar hij op basis van een rechterlijke machtiging geplaatst werd) tijdelijk in de instelling geplaatst waar verweerder als psychiater werkzaam was. Vijf dagen na aankomst is klaagsters zoon onvoorwaardelijk ontslagen. Klaagster verwijt de psychiater - kort gezegd - haar zoon ontslagen te hebben waar dat niet verantwoord was. Het Regionaal Tuchtcollege heeft zich geen oordeel kunnen vormen van de geestesgesteldheid van de zoon van klaagster en heeft de klacht als kennelijk ongegrond afgewezen. In hoger beroep kan, aan de hand van de door klaagster overgelegde rechterlijke machtiging, door het Centraal Tuchtcollege dat oordeel wel gevormd worden. Het Centraal Tuchtcollege verklaart de klacht alsnog gegrond en legt de psychiater de maatregel van waarschuwing op.

  • ECLI:NL:TGZRAMS:2013:YG2659 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam 2011/412

      Klager heeft namens zijn overleden echtgenote, hierna patiënte genoemd een klacht ingediend tegen drie huisartsen, verbonden aan een huisartsenpost. Klager heeft deze huisartsenpost viermaal in één weekend geconsulteerd in verband met de toestand van patiënte, bij wie eerder- door haar eigen huisarts- de diagnose nierbekkenontsteking was gesteld. Klager verwijt de huisartsen kort samengevat dat zij te lang hebben vastgehouden aan de eerdere gestelde diagnose en de diagnose acute leukemie gemist hebben. Voorts schoot het registratiesysteem van de huisartsenpost ernstig tekort en moest klager steeds opnieuw antwoord geven op vragen die bij een eerder contact al aan de orde waren geweest. Waarschuwing.  

  • ECLI:NL:TGZCTG:2013:YG2631 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2012.160

    Klager stond tot mei 2006 als patiënt ingeschreven in de groepspraktijk die verweerder, huisarts, samen met twee collega’s voert. In 2011 heeft klager bij de praktijk van verweerder om een herhaalrecept verzocht. Klager is daarop naar zijn huidige huisarts verwezen. Klager verwijt verweerder dat 1) hij heeft geweigerd het gevraagde recept uit te schrijven en 2) hij als onderdeel van de groepspraktijk het dossier van klager heeft zoek gemaakt dan wel vernietigd. Het Regionaal Tuchtcollege wijst de klacht af. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het door klager ingestelde hoger beroep.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2013:YG2612 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2012.134

    Klacht tegen huisarts na beëindiging van de behandelrelatie met patiënte. Klager trad op als contactpersoon van patiënte, zijn moeder. De klacht betreft wanprestatie met betrekking tot de zorgverlening door de huisarts, de (wijze van) beëindiging van de behandelrelatie door de huisarts en het negatief beïnvloeden door de huisarts van de opvolgend huisarts van patiënt. Het Regionaal Tuchtcollege heeft de klacht in alle onderdelen afgewezen. Het Centraal Tuchtcollege heeft de klacht over (wijze van) beëindiging van de behandelrelatie gegrond verklaard en de andere klachtonderdelen afgewezen. Maatregel van waarschuwing.

  • ECLI:NL:TGZRSGR:2013:YG2640 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag 2012-063

    Klaagster verwijt de chirurg dat nalatig is geweest in de nacontroles, waardoor zij nu kanker heeft over haar hele lichaam. Daarnaast heeft een brief haar veel verdriet gedaan en bevat deze een leugen over de echo. Klacht afgewezen.  

  • ECLI:NL:TGZCTG:2013:YG2625 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2012.040

    Klagers verwijten de aangeklaagde gynaecoloog onzorgvuldig te hebben gehandeld bij de behandeling van klaagster en haar ongeboren kind, dat in slechte conditie ter wereld is gekomen en later is komen te overlijden. Zij verwijten de gynaecoloog daarbij het volgende: 1. na het mislukken van de vacuümextractie is er onvoldoende bewaking van het ongeboren kind; 2. nadat de indicatie voor de sectio is gesteld, verlopen de voorbereidingen voor de sectio te traag waardoor teveel tijd verloren gaat; 3. er is onvoldoende persoonlijke aandacht geweest voor de situatie van klaagster en haar ongeboren kind gedurende de tijd dat zij in het ziekenhuis was opgenomen. In dit verband wordt de gynaecoloog verweten dat hij de gemaakte CTG’s niet consequent heeft beoordeeld. Het RTG oordeelt de klacht gegrond, legt de arts de maatregel van waarschuwing op en gelast de publicatie na het onherroepelijk worden van de uitspraak. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep van de arts en gelast de publicatie.