Zoekresultaten 2551-2560 van de 2652 resultaten

  • ECLI:NL:TADRAMS:2023:166 Raad van Discipline Amsterdam 23-133/A/A

    Ongegrond verzet.

  • ECLI:NL:TADRSGR:2023:199 Raad van Discipline 's-Gravenhage 23-201/DH/DH

    Klacht niet-ontvankelijk, omdat klager niet bevoegd is om de vennootschap rechtsgeldig te vertegenwoordigen. Daarnaast ziet de klacht op klagers belangen als privépersoon en niet op de belangen van de vennootschap.

  • ECLI:NL:TADRSGR:2023:200 Raad van Discipline 's-Gravenhage 23-234/DH/DH

    Klacht over advocaat wederpartij deels gegrond. Verweerder heeft door overlegging van een aantal producties onnodige polarisatie teweeg gebracht. De raad ziet niet in welk redelijk doel gediend was met de in de bewuste brief en e-mail geciteerde passages. Klacht voor het overige ongegrond. Waarschuwing.

  • ECLI:NL:TADRSGR:2023:201 Raad van Discipline 's-Gravenhage 23-276/DH/RO

    Verweerster heeft onzorgvuldig jegens klager gehandeld door te verzuimen belangrijke (financiële) afspraken schriftelijk vast te leggen. Ook heeft zij klager onjuist en onvolledig geïnformeerd over de mogelijkheid van het verkregen van een toevoeging. Verder heeft zij onvoldoende professionele distantie betracht en zich jegens klager onbetamelijk uitgelaten. Mede gezien recente tuchtrechtelijke verleden, voorwaardelijke schorsing van 2 weken.

  • ECLI:NL:TADRSGR:2023:202 Raad van Discipline 's-Gravenhage 23-188/DH/DH

    Klacht over advocaat wederpartij deels gegrond. Verweerder heeft gehandeld in strijd met gedragsregels 6,15 en 27 en kernwaarden partijdigheid en onafhankelijkheid geschonden. Berisping.

  • ECLI:NL:TAHVD:2023:167 Hof van Discipline 's Gravenhage 230209

    Hoger beroep niet-ontvankelijk. Geen schending van fundamentele rechtsbeginselen nu de verwijten over de procedure bij de raad niet over de onderhavige zaak gaan. De verwijten die wel over deze zaak gaan, zien op de inhoudelijke beoordeling en vormen obv vaste jurisprudentie geen grond voor doorbreking appelverbod.

  • ECLI:NL:TAHVD:2023:168 Hof van Discipline 's Gravenhage 220248

    Klacht over advocaat wederpartij. Bevestiging beslissing raad. Klacht in alle onderdelen ongegrond. Het stond verweerder vrij de belangen van zijn cliënt te behartigen. Geen sprake van grievende uitlatingen. Verweerder heeft niet onbetamelijk gehandeld door een e-mail te sturen naar zowel de gemachtigde van klager als zijn advocaat, door gebruik te maken van de e-mailadressen die hem allemaal uit het dossier waren gebleken. Geen sprake is van een belangenverstrengeling. Het stond verweerder vrij om bewijs te vergaren door informatie bij derde in te winnen. Geen schending geheimhoudingsplicht.

  • ECLI:NL:TACAKN:2023:51 Accountantskamer Zwolle 23/516 Wtra AK

    Na een overname heeft de overnemende rechtspersoon in korte tijd € 500.000 aan liquide middelen onttrokken. Volgens klager had betrokkene meer toezicht moeten houden op deze rechtspersoon. Na een melding over ongebruikelijke transacties van klager had betrokkene bovendien moeten ingrijpen en een FIU melding moeten doen. De Accountantskamer heeft de klachten ongegrond verklaard. In de wet- en regelgeving is niet geregeld dat de accountant preventief toezicht uitoefent op een onderneming. Die toezichthoudende taak vloeit ook niet voort uit de opdracht die betrokkene had. Betrokkene heeft wel geacteerd naar aanleiding van klagers melding. Daarvoor verwijst betrokkene naar zijn NOCLAR-overwegingen, die hij heeft gedeeld met de Accountantskamer. De Accountantskamer kan niet vaststellen dat betrokkenes overwegingen feitelijk onjuist zijn. De verplichting ongebruikelijke transacties te melden bij de FIU rust in dit geval bij de financiële onderneming, niet bij de individuele beroepsuitoefenaar.

  • ECLI:NL:TACAKN:2023:50 Accountantskamer Zwolle 22/2138 Wtra AK

    Klacht tegen overheidsaccountant: gedeeltelijk gegrond, waarschuwing.De Auditdienst Rijk (ADR) heeft de opdracht gekregen om 25 dossierreviews uit te voeren op de kwaliteit van door accountants uitgevoerde werkzaamheden bij NOW-aanvragen in de eerste en tweede aanvraagperiode. De ADR heeft een rapport van feitelijke bevindingen uitgebracht. Klager vindt dat het rapport niet voldoet aan Standaard 4400N en verwijt de accountant die directeur van de ADR is dat hij bewust het rapport niet heeft ingetrokken. Daarnaast roept het rapport volgens klager wat betreft de onderbouwing van minimaal één ontoereikend oordeel over een getoetst dossier twijfels op. Ook zou de accountant de toegang tot het tuchtrecht hebben belemmerd, doordat hij de naam van de accountant die het rapport heeft ondertekend niet heeft willen noemen. De Accountantskamer is van oordeel dat het rapport niet voldoet aan Standaard 4400N. De accountant is bij dat rapport alleen op afstand betrokken geweest zodat hij daarvoor niet tuchtrechtelijk verantwoordelijk is. Hem kan niet worden verweten dat hij het rapport niet heeft ingetrokken, omdat hij zich in redelijkheid heeft kunnen baseren op gegeven interne adviezen daarover. De accountant is niet de opsteller van het rapport en ook niet betrokken bij de review van het desbetreffende dossier. Klager heeft erkend dat uit het NOW-dossier niet blijkt dat aan de gestelde vereisten die bij de review zijn getoetst is voldaan. De klacht is wel gegrond omdat de accountant heeft geweigerd de naam te geven van de accountant die het rapport heeft opgesteld zodat hij de toegang tot het tuchtrecht heeft belemmerd.

  • ECLI:NL:TADRARL:2023:237 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 22-942/AL/MN/D

    Raadsbeslissing. Voortzetting artikel 47a Advocatenwet. De deken is daarbij als klager aangemerkt. Verweerder is een van de beide bestuurders van de Stichting Derdengelden van een advocatenkantoor waar hij zelf niet werkzaam is. Zijn bevoegdheid beperkte zich tot het zetten van een tweede handtekening. In gemelde hoedanigheid heeft hij van zijn medebestuurder het verzoek gekregen een drietal betalingen goed te keuren. Naar aanleiding daarvan heeft hij vragen gesteld en nadere stukken opgevraagd. De antwoorden die hij vervolgens kreeg sloten aan bij hetgeen in de betalingsopdracht stond, waarna verweerder zijn handtekening heeft gezet. De klacht ziet erop dat de gelden niet zijn uitbetaald aan de rechthebbende en verweerder meer had moeten doorvragen. De raad overweegt dat de klacht ziet op de kernwaarde (financiële) integriteit, volgend uit de artikel 10a lid 1 sub d in samenhang met artikel 46 van de Advocatenwet. Financiële integriteit komt er samengevat op neer dat de advocaat gehouden is tot nauwgezetheid en zorgvuldigheid in financiële aangelegenheden. Artikel 6.19 lid 1 Verordening op de advocatuur is daarvan een nadere invulling en daaruit volgt dat de advocaat er zorg voor draagt dat derdengelden worden overgemaakt naar de rechthebbende. Indien een advocaat bestuurder is van een stichting derdengelden, maakt hij derdengelden onmiddellijk over aan de rechthebbende, zodra daartoe door of namens de behandelend advocaat opdracht is te geven (artikel 6.23 lid 3 Verordening). De raad is van oordeel dat verweerder heeft gedaan wat hij moest doen. Hij heeft in opdracht van de behandelend advocaat gelden overgemaakt naar degene die op grond van de bij hem aangeleverde informatie rechthebbende op die gelden was/waren. Het is de raad niet duidelijk geworden wat verweerder op dat moment meer had moeten doen. Temeer nu namens de deken ter zitting ook is verklaard dat verweerder de juiste vragen heeft gesteld, maar niet de juiste antwoorden heeft gekregen. Dat laatste kan verweerder echter niet worden verweten. Ongegrond.