Zoekresultaten 141-150 van de 685 resultaten

  • ECLI:NL:TGZRAMS:2024:108 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2023/6626

    Ongegronde klacht tegen een SEH-arts. De SEH-arts vermoedt een mogelijk onveilige thuissituatie na een incident rondom een twaalfjarig meisje en gaat over tot melding bij Veilig Thuis. Vader en moeder zijn gescheiden en hebben beiden ouderlijk gezag; vader, de klager, wordt pas achteraf per brief over de melding geïnformeerd. Hij acht dit in strijd met de meldcode Huiselijk geweld en kindermishandeling en maakt ook anderszins bezwaar tegen de melding.Volgens klager heeft de SEH-arts haar informatieplicht jegens hem geschonden door hem alleen te informeren over de melding en niet over het incident zelf en de daarop volgende onderzoeken/behandelingen. De SEH-arts heeft aangevoerd dat er geen medische beslissing hoefde te worden genomen, zodat het haar niet vrij stond om zonder toestemming van de twaalfjarige dochter informatie over haar met klager te delen.Naar het oordeel van het college is het in beginsel de taak van de ouder die met een kind een zorgverlener bezoekt, om de andere ouder daarover te informeren, ook in het geval, zoals hier, dat de ouders gescheiden zijn. Mede gelet op het feit dat de medische situatie van de dochter daar niet toe noopte, was er voor de SEH-arts geen reden om van dit uitgangspunt af te wijken en uit eigen beweging met klager meer medische informatie te delen dan het feit dat zij een melding bij Veilig Thuis had gedaan. Dit klachtonderdeel is ongegrond. De overige klachtonderdelen zijn ook ongegrond. Publicatie.

  • ECLI:NL:TGZRZWO:2024:55 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle Z2023/6291

    Klacht tegen orthopedisch chirurg, deels kennelijk niet-ontvankelijk en deels kennelijk ongegrond. Klager is in 2015 onder behandeling gekomen bij verweerder in verband met pijnklachten aan beide schouders. Verweerder heeft eind 2015 de rechterschouder van klager geopereerd. Klager hield pijnklachten. Verweerder heeft een conservatief beleid ingezet en besloten om af te zien van nog een operatie, maar daar was klager het niet mee eens. Na een second opinion is klager wel weer geopereerd door een andere chirurg, waarna de pijnklachten aan de linkerschouder minder zijn geworden. Klager verwijt verweerder dat hij een onjuiste behandeling heeft ingezet en nalatig is geweest bij de doorverwijzing.

  • ECLI:NL:TGZRSHE:2024:38 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg 's-Hertogenbosch H2023/5698

    Arts. Medisch adviseur. Klachtenbehandelaar individuele medische advisering (IMA) Dienst Justitiële Inrichtingen (DJI). Klager had daar geklaagd over zorg in PI. Arts heeft die klacht beoordeeld. Klacht bij RTG: klacht over zorgverleners PI niet correct behandeld en verkeerde beslissing genomen.College: klager is kennelijk niet-ontvankelijk. Handelen valt niet onder eerste tuchtnorm en niet onder tweede tuchtnorm. Klacht gericht tegen arts in hoedanigheid klachtenbehandelaar DJI. Arts heeft handelen andere zorgverleners beoordeeld. Jurisprudentie tuchtcolleges: beoordelen (klachten over) handelen andere zorgverleners in hoedanigheid klachtenbehandelaar, arbiter, lid klachtencommissie of RTE is geen handelen in hoedanigheid arts, heeft onvoldoende weerslag op individuele gezondheidszorg en valt daardoor niet onder het tuchtrecht.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2024:96 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2023/2161

    Klacht tegen een gz-psycholoog. De gz-psycholoog is werkzaam bij een zorgaanbieder die psychologische en psychiatrische behandeling biedt aan patiënten, zowel binnen de basis als de specialistische ggz. Klager is bij deze zorgaanbieder behandeld door een behandelteam, waarvan de gz-psycholoog, een andere gz-psycholoog (die de regiebehandelaar van klager was) en een psychiater deel uitmaakten. Klager verwijt de gz-psycholoog dat de behandeling ten onrechte, eenzijdig en zonder overleg is beëindigd terwijl er nog onderzoeken liepen, dat hij geen toegang meer heeft tot het cliëntportaal, dat hij niet is verwezen naar een andere zorgverlener, dat er geen regie was, dat er onjuiste informatie is verspreid, dat het bij de eenzijdige opzegging van de behandeling aan corrigerend vermogen ontbrak, dat zij haar zorgplicht jegens een patiënt die niet veel eerder is gediagnosticeerd met PTSS en een ernstige depressie ernstig heeft verzaakt, en dat zij misbruik van vertrouwen heeft gemaakt.Het Regionaal Tuchtcollege oordeelt dat de gz-psycholoog bij het beëindigen van de behandelingsovereenkomst niet de daarvoor geldende zorgvuldigheidseisen in acht heeft genomen en heeft bijgedragen aan de onduidelijkheid die bij klager heeft bestaan over ieders rol bij de zorgverlening, en legt daarvoor aan de gz-psycholoog de maatregel van waarschuwing op. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep van klager tegen deze beslissing, en verklaart in het incidenteel beroep van de gz-psycholoog de klacht over de regie alsnog ongegrond. De maatregel van waarschuwing blijft in stand.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2024:97 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2023/2163

    Klacht tegen een psychiater. De psychiater is werkzaam bij een zorgaanbieder die psychologische en psychiatrische behandeling biedt aan patiënten, zowel binnen de basis als de specialistische ggz. Klager is bij deze zorgaanbieder behandeld door een behandelteam, waarvan de psychiater en twee gz-psychologen deel uitmaakten. Klager verwijt de psychiater dat de behandeling ten onrechte, eenzijdig en zonder overleg is beëindigd terwijl er nog onderzoeken liepen, dat hij geen toegang meer heeft tot het cliëntportaal, dat hij niet is verwezen naar een andere zorgverlener, dat er geen regie was, dat er onjuiste informatie is verspreid, dat het bij de eenzijdige opzegging van de behandeling aan corrigerend vermogen ontbrak, dat de psychiater haar zorgplicht jegens een patiënt die niet veel eerder is gediagnosticeerd met PTSS en een ernstige depressie ernstig heeft verzaakt, en dat zij misbruik van vertrouwen heeft gemaakt. Het Regionaal Tuchtcollege oordeelt dat de psychiater bij het beëindigen van de behandelingsovereenkomst niet de daarvoor geldende zorgvuldigheidseisen in acht heeft genomen, verklaar klachtonderdeel a) daarom gedeeltelijk gegrond en verklaart de overige klachtonderdelen ongegrond. Aan de psychiater wordt de maatregel van waarschuwing opgelegd. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep van klager tegen deze beslissing.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2024:91 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2023/1850

    Klacht tegen een psychotherapeut. Klaagster verwijt de psychotherapeut dat zij (1) tijdens de behandeling een seksuele relatie is aangegaan met klaagster, die ook na de behandeling voortduurde en (2) vertrouwelijke informatie over andere patiënten met haar heeft gedeeld. Het Regionaal Tuchtcollege verklaart de klacht gegrond en legt aan de psychotherapeut de maatregel van doorhaling van haar inschrijving in het BIG-register op. Het beroep van de psychotherapeut is alleen gericht tegen de zwaarte van de opgelegde maatregel. Het Centraal Tuchtcollege is van oordeel dat de ernst van de gedragingen tot uitdrukking moet worden gebracht in de zwaarte van de maatregel, maar dat de psychotherapeut nog eens kans moet worden geboden om haar professionele werkzaamheden in de toekomst te hervatten. Het Centraal Tuchtcollege vernietigt de door het Regionaal Tuchtcollege opgelegde maatregel en legt op een – deels voorwaardelijke – schorsing van de inschrijving in het BIG-register voor de duur van twaalf maanden.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2024:98 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2023/2162 en C2023/2166

    Klacht tegen een gz-psycholoog. De gz-psycholoog is werkzaam bij een zorgaanbieder die psychologische en psychiatrische behandeling biedt aan patiënten, zowel binnen de basis als de specialistische ggz. Klager is bij deze zorgaanbieder behandeld door een behandelteam, waarvan de gz-psycholoog, een andere gz-psycholoog en een psychiater deel uitmaakten. De gz-psycholoog was de regiebehandelaar van klager. Klager verwijt de gz-psycholoog dat de behandeling ten onrechte, eenzijdig en zonder overleg is beëindigd terwijl er nog onderzoeken liepen, dat hij geen toegang meer heeft tot het cliëntportaal, dat hij niet is verwezen naar een andere zorgverlener, dat er geen regie was, dat er onjuiste informatie is verspreid, dat het bij de eenzijdige opzegging van de behandeling aan corrigerend vermogen ontbrak, dat zij haar zorgplicht jegens een patiënt die niet veel eerder is gediagnosticeerd met PTSS en een ernstige depressie ernstig heeft verzaakt, en dat zij misbruik van vertrouwen heeft gemaakt. Het Regionaal Tuchtcollege oordeelt dat de gz-psycholoog bij het beëindigen van de behandelingsovereenkomst niet de daarvoor geldende zorgvuldigheidseisen in acht heeft genomen en heeft bijgedragen aan de onduidelijkheid die bij klager heeft bestaan over ieders rol bij de zorgverlening. Het Regionaal Tuchtcollege verklaart klachtonderdeel a gedeeltelijk en klachtonderdeel d geheel gegrond, legt aan de gz-psycholoog de maatregel van berisping op en verklaart de klacht voor het overige ongegrond. Klager en de gz-psycholoog zijn allebei in beroep gekomen tegen deze beslissing. In de zaak met nummer C2023/2162 verwerpt het Centraal Tuchtcollege het beroep van klager. In de zaak met nummer C2023/2166 vernietigt het Centraal Tuchtcollege de beslissing van het Regionaal Tuchtcollege, voor zover het de klacht over het ontbreken van regie betreft en verklaart dat klachtonderdeel alsnog ongegrond. Het Centraal Tuchtcollege vindt het opleggen van een maatregel van waarschuwing in dit geval passend.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2024:92 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2023/1851

    Klacht tegen een gz-psycholoog. Klaagster verwijt de gz-psycholoog dat zij (1) tijdens de behandeling een seksuele relatie is aangegaan met klaagster, die ook na de behandeling voortduurde en (2) vertrouwelijke informatie over andere patiënten met haar heeft gedeeld. Het Regionaal Tuchtcollege verklaart de klacht gegrond en legt aan de gz-psycholoog de maatregel van doorhaling van haar inschrijving in het BIG-register op. De gz-psycholoog betoogt in beroep dat de klacht alleen was gericht tegen haar in haar hoedanigheid van psychotherapeut en dat sprake is van een verrassingsbeslissing van het Regionaal Tuchtcollege. Daarnaast komt zij in beroep op tegen de zwaarte van de opgelegde maatregel. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het betoog over de verrassingsbeslissing. Het is verder van oordeel dat de ernst van de gedragingen tot uitdrukking moet worden gebracht in de zwaarte van de maatregel, maar dat de gz-psycholoog nog eens kans moet worden geboden om haar professionele werkzaamheden in de toekomst te hervatten. Het Centraal Tuchtcollege vernietigt de door het Regionaal Tuchtcollege opgelegde maatregel en legt op een – deels voorwaardelijke – schorsing van de inschrijving in het BIG-register voor de duur van twaalf maanden.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2024:99 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2023/2284

    Klacht tegen een GZ-psycholoog. De kinderen van klager en zijn ex-partner, wonen bij klager maar zijn in 2016 onder toezicht gesteld. De GZ-psycholoog heeft in opdracht van de jeugdbescherming een forensisch psychologisch onderzoek ingesteld naar de gezinssituatie en de relatie tussen de kinderen en de ouders. De GZ-psycholoog heeft een rapportage opgesteld met haar bevindingen. Klager is het niet eens met diverse zaken die in de rapportage staan. De GZ-psycholoog heeft haar conclusies volgens hem gebaseerd op allerlei onjuistheden. Het Regionaal Tuchtcollege acht de verwijten van klager niet terecht en verklaart de klacht ongegrond. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het door klager ingestelde beroep tegen die beslissing.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2024:93 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2023/1951

    Klacht tegen een psychotherapeut (tevens GZ-psycholoog en in die hoedanigheid verweerster in zaak C2023/2145). Verweerster was samen met een andere psychotherapeut/GZ-psycholoog bestuurder en aandeelhouder van een expertisecentrum GGZ. Er is bij de IGJ gemeld dat de medebestuurster een persoonlijke relatie was aangegaan met een cliënt, zijnde klager. Verweerster heeft stukken uit het dossier van klager aan een onderzoekscommissie en daarna aan de IGJ zelf verstrekt. Klager heeft om vernietiging van zijn dossier verzocht, maar dat verzoek wees verweerster af. Klager meent dat verweerster zonder zijn toestemming kennis heeft genomen van zijn dossier, ten onrechte stukken heeft verstrekt aan de onderzoekscommissie en de IGJ en zijn dossier had moeten vernietigen na zijn verzoek daartoe. Het Regionaal Tuchtcollege heeft geoordeeld dat de inzage van verweerster in klagers dossier rechtmatig en ook proportioneel is geweest en er een reden was om af te zien van vernietiging van het dossier van klager, omdat verweerster een aanmerkelijk belang heeft bij het bewaren van klagers gegevens. Ten aanzien van het verstrekken van de stukken heeft het Regionaal Tuchtcollege geoordeeld dat dit noodzakelijk was voor de beoordeling van de melding bij eerst de onderzoekscommissie en daarna bij de IGJ. Nu verweerster ook alleen de relevante delen heeft verstrekt, is het Regionaal Tuchtcollege van oordeel dat het verstrekken van de genoemde stukken proportioneel was. Het Regionaal Tuchtcollege heeft de klacht ongegrond verklaard. Klager is in beroep gekomen van deze beslissing. Verweerster stelt zich op het standpunt dat zij ten opzichte van klager nooit in de hoedanigheid van psychotherapeut heeft gehandeld, maar uitsluitend in de hoedanigheid van GZ-psycholoog/bestuurder. Verweerster stelt zich daarom op het standpunt dat de klacht tegen verweerster als psychotherapeut niet-ontvankelijk verklaard moet worden. Het Centraal Tuchtcollege deelt dat standpunt niet omdat de hoedanigheden van GZ-psycholoog en psychotherapeut zodanig in elkaars verlengde liggen dat voor een buitenstaander als klager het handelen in de ene hoedanigheid niet van het handelen in de andere hoedanigheid kan worden onderscheiden. Het Centraal Tuchtcollege is net als het Regionaal Tuchtcollege van oordeel dat de klacht van klager ontvankelijk maar ongegrond is. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep.