Zoekresultaten 12411-12420 van de 42842 resultaten

  • ECLI:NL:TAHVD:2019:151 Hof van Discipline 's-Hertogenbosch 190085

    Voorzittersbeslissing. Aangezien de beslissing van de raad op 4 maart 2019 is toegezonden aan klaagster, kon klaagster uiterlijk op 3 april 2019 hoger beroep instellen. Het beroepschrift is echter pas per e-mail van 4 april 2019 ter griffie van het hof ontvangen. Het per aangetekende post verzonden beroepschrift met bijlagen is een dag later, te weten op 5 april 2019 ter griffie van het hof ontvangen. Nu het beroepschrift van klaagster door de griffie van het hof is ontvangen na afloop van de in artikel 56 lid 1 van de Advocatenwet neergelegde termijn, is het beroep reeds daarom kennelijk niet-ontvankelijk als bedoeld in artikel 56a, lid 1 van de Advocatenwet.  

  • ECLI:NL:TAHVD:2019:158 Hof van Discipline 's-Hertogenbosch 190087

    Beklag art. 13 Advocatenwet (aanwijzing advocaat).   Klager heeft verzocht om aanwijzing van een advocaat voor het instellen van hoger beroep tegen een beschikking van de rechtbank tot wijziging kinderalimentatie. De deken heeft dit verzoek afgewezen omdat de gemachtigde van klager zich onvoldoende heeft ingespannen om een advocaat te vinden. Ook heeft zij geen gebruik gemaakt van het meermaals herhaalde aanbod om zich te wenden tot het bureau van de Orde van Advocaten Gelderland, dat namen en adressen had kunnen geven van advocaten die klager mogelijk hadden kunnen bijstaan. Het hof stelt vast dat de termijn voor het instellen van hoger beroep tegen de beschikking van de rechtbank, na verleend uitstel, is verstreken op 6 maart 2019. Dit betekent dat geen sprake meer is van een procedure waarvoor bijstand van een advocaat benodigd is in de zin van artikel 13 lid 1 Advocatenwet. Klager heeft geen belang meer bij zijn beklag en dient daarin dan ook niet-ontvankelijk te worden verklaard. Overigens heeft het hof in het dossier geen aanknopingspunten gevonden om de beslissing van de deken voor onjuist te houden. Verzoek is niet-ontvankelijk.

  • ECLI:NL:TAHVD:2019:152 Hof van Discipline 's-Hertogenbosch 180306

    Klacht tegen eigen advocaat. Verweerder zou klager bij het aangaan van de overeenkomst van opdracht met het incassobureau onvoldoende hebben geïnformeerd over de hieraan verbonden voorwaarden; verweerder zou deze overeenkomst zijn aangegaan zonder overleg met klager over de daaraan verbonden voorwaarden en kosten en die kosten vervolgens hebben doorberekend aan klager; verweerder zou klager onvoldoende informeren over de uitvoering van de incasso-opdracht.  Het hof is van oordeel dat verweerder te lichtvaardig in zee is gegaan met het incassobureau, nadat zijn vaste deurwaarder, gelet op het gevraagde voorschot voor zijn werkzaamheden, niet in aanmerking kwam. De gebrekkige informatievoorziening door verweerder voorafgaand aan het aangaan van de incasso overeenkomst weegt niet op tegen de - naar het hof ook aanneemt - goede intenties van verweerder om klager te helpen bij de incasso van zijn vordering.  Alles overziend acht het hof een maatregel van een waarschuwing voor verweerder passend en geboden. De beslissing van de raad zal dan ook worden vernietigd voor zover er is bepaald geen maatregel op te leggen. Gedeeltelijke vernietiging beslissing van de raad, oplegging waarschuwing.

  • ECLI:NL:TAHVD:2019:159 Hof van Discipline 's-Hertogenbosch 190137

    Voorzittersbeslissing. Appelverbod. Klager wenst doorbreking van het appelverbod en doet daartoe een beroep op schending van de fundamentele rechtsbeginselen. Klager motiveert dit beroep door aan te voeren dat de handtekening van de griffier van de raad op de beslissing niet overeenstemt met de handtekening van diezelfde griffier op een brief.  De voorzitter oordeelt dat dit beroep geen schending van fundamentele rechtsbeginselen meebrengt, omdat uit de ondertekening van de brief volgt dat deze ‘i.o.’ is ondertekend. Een delegatie van dergelijke werkzaamheden aan griffiemedewerkers door de griffier is niet ongebruikelijk. Appelverbod niet doorbroken.  Klager is niet ontvankelijk in zijn hoger beroep.

  • ECLI:NL:TAHVD:2019:153 Hof van Discipline 's-Hertogenbosch 180305

    Klacht advocaat over advocaat. Verweerder zou bij de afrekening van de kostenmaatschap met klager in gebreke zijn gebleven een aan klager toekomend bedrag over te maken; verweerder zou een  arbitrageprocedure hebben gevoerd zonder klager daarover te informeren, waardoor de belangen van klager ernstig zijn geschaad; en voorts zou verweerder in deze arbitrageprocedure de verkeerde partij als wederpartij hebben geaccepteerd. Het hof is met de raad van oordeel dat de afrekening verband houdt met een civielrechtelijk geschil, dat zich niet leent voor beoordeling door de tuchtrechter. Het is het hof niet gebleken dat verweerder zich in dat civielrechtelijk geschil tuchtrechtelijk verwijtbaar jegens klager heeft opgesteld dan wel nog steeds opstelt. Het hof overweegt voorts dat ten aanzien van de wijze waarop verweerder de arbitrageprocedure heeft gevoerd en klager daarvan op de hoogte is gesteld, de standpunten van partijen tegenover elkaar staan. In het licht van het gemotiveerde standpunt van verweerder heeft klager niet aannemelijk kunnen maken dat verweerder in dit verband tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld. Bekrachtiging beslissing van de raad (klacht ongegrond).

  • ECLI:NL:TAHVD:2019:154 Hof van Discipline 's-Hertogenbosch 180332

    Klacht tegen eigen advocaat.  Verweerder zou bij aanvang van de zaak verkeerde verwachtingen hebben gewekt; zich niet hebben gehouden aan de financiële afspraken en klaagsters zaak ten onrechte niet zelf hebben behandeld. Ten aanzien van de financiële afspraken heeft klaagster in hoger beroep wederom aangevoerd dat het bedrag van € 3.000,-- geen voorschot was, maar een bedrag om de gehele zaak te behandelen. Ter zitting heeft klaagster aangevoerd dat niemand met gezond verstand bereid zou zijn om dit bedrag te betalen, om vervolgens alsnog met een pro deo advocaat in zee te gaan. Het hof is echter met de raad van oordeel dat, gelet op de opdrachtbevestiging en de nadien door de familievriend van klaagster afgelegde verklaring, voldoende aannemelijk is geworden dat klaagster heeft moeten begrijpen dat het desbetreffende bedrag een voorschot was voor de behandeling van de zaak, en geen fixed fee. Bekrachtiging van de beslissing van de raad (klacht ongegrond).

  • ECLI:NL:TAHVD:2019:155 Hof van Discipline 's-Hertogenbosch 180165

    Klacht over handelen klachtenfunctionaris. Verweerder zou in zijn hoedanigheid van klachtenfunctionaris in strijd hebben gehandeld met de interne kantoorklachtenregeling door na te laten drie NAI-vonnissen zelfstandig te beoordelen. Het hof oordeelt dat, gezien de aard en inhoud van de klacht van klager, te weten het niet afraden van een volgens klager op grond van de arbitrale vonnissen kansloze zaak, raadpleging van die processtukken essentieel was voor een goede en volledige beoordeling van die klacht. Het hof acht het onbegrijpelijk dat verweerder geen kennis heeft genomen van bedoelde arbitrale vonnissen door het (proces)dossier van de zaak van klager te raadplegen. Anders dan door verweerder gesteld stond zijn geheimhoudingsverplichting er niet aan in de weg dat hij als klachtenfunctionaris relevante processtukken, die zijn kantoorgenoten ter beschikking stonden, raadpleegde. Doordat verweerder als klachtenfunctionaris bij de beoordeling van de klacht geen kennis heeft genomen van het (proces)dossier waarop de klacht betrekking had, is geen sprake geweest van een zorgvuldige klachtbehandeling. Verweerder heeft aldus niet gehandeld zoals een behoorlijk advocaat betaamt. Gedeeltelijke vernietiging beslissing van de raad, oplegging maatregel. Proceskostenveroordeling. 

  • ECLI:NL:TGZRAMS:2019:190 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam 2019/127

    Huisarts wordt verweten een onjuiste verklaring te hebben afgelegd aan een gezinsvoogd over een vader (klager) en de (thuis)situatie van de betrokken minderjarige. Tevens heeft de huisarts daarbij volgens de vader een (onjuiste) diagnose over hem gesteld, terwijl hij niet zijn huisarts is. De huisarts voert verweer. Ongegrond.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2019:238 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2018.495

      Klacht tegen arts. Klager is in het kader van een aanvraag bij de gemeente op grond van de Regeling Gehandicaptenparkeerkaart doorverwezen naar verweerster voor medisch advies ter beoordeling van de beperkingen van klager. Klager verwijt verweerster dat zij onvoldoende kennis heeft genomen van de informatie van de behandelend artsen van klager, in haar rapport suggestieve uitlatingen heeft gedaan, in strijd met het protocol heeft gehandeld en niet is aangesloten bij een klachtencommissie. Het Regionaal Tuchtcollege heeft het tweede klachtonderdeel gedeeltelijk gegrond verklaard en aan de arts de maatregel van waarschuwing opgelegd. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep van klager.

  • ECLI:NL:TAHVD:2019:156 Hof van Discipline 's-Hertogenbosch 180215

    Klacht over eigen advocaat. Kwaliteit van de dienstverlening. Verweerster zou klaagster onvolledige en onjuiste informatie hebben  gegeven en haar onjuist hebben geadviseerd over haar rechtspositie in een arbeidsrechtelijk conflict met haar werkgever. Het hof oordeelt dat het op verweersters weg had gelegen om klaagster een schriftelijk advies te geven over haar rechtspositie, uitgaande van haar arbeidsongeschiktheid, en dit uitdrukkelijk met haar te bespreken. Verweerster heeft tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld door dit na te laten. Ten aanzien van de vraag of verweerster klaagster in een eerder stadium had mogen adviseren zich beter te melden terwijl ze nog ziek was en dan een WW-uitkering aan te vragen, overweegt het hof dat verweerster  voldoende duidelijk heeft gemaakt dat het door haar gegeven advies in dergelijke situaties niet ongebruikelijk is en vaak juist is gericht op het wegnemen van een psychische oorzaak van arbeidsongeschiktheid. In de gegeven omstandigheden kan niet worden geoordeeld dat verweerster met deze advisering tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld. Gedeeltelijke vernietiging van de beslissing van de raad (voor zover klachtonderdeel 3 gegrond is verklaard), bekrachtiging maatregel. Proceskostenveroordeling.