Zoekresultaten 11861-11870 van de 42895 resultaten

  • ECLI:NL:TAHVD:2019:204 Hof van Discipline 's-Hertogenbosch 180337D en 180336

    Bekrachtiging beslissing raad dat verweerder had moeten verifiëren of de (feitelijk) bestuurster van een stichting instemde met de financiële afspraken die verweerder beoogde met die stichting te make, nu deze afspraken ongebruikelijk, in het belang van verweerder en voor de stichting onverplicht waren. Maatregel (in deze zaak en die van 180337D tezamen) wordt verzwaard van schorsing 4 weken voorwaardelijk tot schorsing 6 weken, waarvan 3 voorwaardelijk.   Bekrachtiging gegrondverklaring dekenbezwaar. Constructie die erop neerkomt dat beoogd werd met de (feitelijk) bestuurster van een Stichting een afspraak te maken die de toezichthouder(s) (mogelijk) als niet geoorloofd zou/zouden aanmerken. Maatregel (in deze zaak en die van 180336 tezamen) wordt verzwaard van schorsing 4 weken voorwaardelijk tot schorsing 6 weken, waarvan 3 voorwaardelijk.

  • ECLI:NL:TADRSHE:2019:180 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch 19-658/DB/OB

      Klacht tegen advocatenkantoor, dat gevoerd wordt door een naamloze vennootschap, kan worden herleid tot een klacht tegen bestuursvoorzitter van de naamloze vennootschap. Klacht is ontvankelijk. Advocaat heeft desgevraagd nagelaten klagers te informeren over de melding van de aansprakelijkstelling en de gegevens van zijn beroepsaansprakelijkheidsverzekeraar aan klagers te verstrekken en daardoor  niet gehandeld zoals van een behoorlijk handelend advocaat mag worden verwacht. Advocaat/bestuurder is tuchtrechtelijk niet verantwoordelijk voor gedragingen van kantoorgenoten. Klacht (ged.) gegrond, waarschuwing, kostenveroordeling.

  • ECLI:NL:TADRARL:2019:260 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 18-571

    De raad oordeelt het verzet ongegrond. De voorzitter heeft op basis van de juiste uitgangspunten geoordeeld over het handelen van verweerder als advocaat van de wederpartij.

  • ECLI:NL:TADRARL:2019:254 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 18-144

    Allereerst heeft verweerder in deze zaak gesteld dat klager niet ontvankelijk is in zijn klacht wegens het verstrijken van de 3-jaars termijn van artikel 46g lid 1a Advocatenwet. De raad acht klager wel ontvankelijk. Klager heeft zijn eerste klacht al ingediend in 2014. Niet duidelijk is geworden of deze klacht is ingetrokken, maar de behandeling ervan is in ieder geval niet voortgezet. Maar ook als van de klachtbrief wordt uitgegaan waarmee deze zaak is begonnen – een brief van 29 april 2016 – als het moment waarop klager zijn klacht heeft ingediend is sprake van tijdige klacht nu deze betrekking heeft op feiten die voor het merendeel in de laatste maanden van 2013 naar voren zijn gekomen. Klager verwijt verweerder dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan belangenverstrengeling in een financiële kwestie waarin hij optrad voor klager. Ook heeft verweerder klager onvoldoende geïnformeerd gehouden over de stand van zaken. Gebleken is dat verweerder zich op een gegeven moment de rol van bemiddelaar heeft toegedicht zonder daarover met klager overlegd te hebben. Uit het dossier blijkt dat verweerder buiten klager om handelde. Dat is naar het oordeel van de raad een terecht tuchtrechtelijk verwijt. Verweerder heeft klager naar zijn idee onjuist geadviseerd. Naar het oordeel van de raad is het advies niet onjuist en blijkt uit het advies geen partijdigheid c.q. een benadeling van klager. Het daarop betrekking hebbende klachtonderdeel is ongegrond. De weigering van verweerder om een verklaring af te leggen over de inhoud van een telefoongesprek levert geen tuchtrechtelijk verwijt op nu er geen grond voor het aannemen van een verplichting bestond tot het afleggen van een verklaring over wat er tijdens dat telefoongesprek gezegd is. Verweerder krijgt een waarschuwing.

  • ECLI:NL:TAHVD:2019:205 Hof van Discipline 's-Hertogenbosch 190130

    Vernietiging van beslissing van de raad, voor zover is geoordeeld dat verweerder zich ontijdig aan de zaak heeft onttrokken. Er was sprake van vertrouwensbreuk, ter zitting is de zaak drie maanden aangehouden opdat klaagster een nieuwe advocaat kon vinden en verweerder heeft het dossier toegestuurd aan de advocaat die zich als opvolger meldde. Daarna heeft verweerder klaagster er nog op geattendeerd, dat zich nog geen nieuwe advocaat voor haar had gesteld voordat hij zich daadwerkelijk onttrok.

  • ECLI:NL:TADRSHE:2019:181 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch 19-328 DB/ZWB

      Klacht op grond van het verstrijken van de termijn van artikel 46 g lid 1 sub a niet-ontvankelijk. Klacht niet-ontvankelijk.   

  • ECLI:NL:TADRARL:2019:261 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 18-484

    Verzet ongegrond. De voorzitter heeft op juiste gronden geoordeeld dat niet kan worden vastgesteld dat verweerder de belangen van klager onvoldoende voortvarend en adequaat heeft behandeld in diens geschil met een administratiekantoor.

  • ECLI:NL:TADRARL:2019:255 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 18-837

    De raad is van oordeel dat verweerster klaagster juist heeft geadviseerd over de onmogelijkheid tot instellen van hoger beroep tegen een beschikking voorlopige voorziening (alimentatie). Daarnaast zijn in de processtukken door verweerster de relevante feiten en standpunten van klaagster voldoende verwerkt. Klacht ongegrond.

  • ECLI:NL:TAHVD:2019:206 Hof van Discipline 's-Hertogenbosch 190115W + 190115W2

    In totaal vijf wrakingsverzoeken achtereen,  alle gebaseerd op het uitgangspunt dat advocaten op grond van artikel 10a, eerste lid, onder b, van de Advocatenwet, verplicht partijdig zijn bij de behartiging van de belangen van cliënten, waaruit verzoeker afleidt dat advocaten daardoor niet onpartijdig als lid van het hof kunnen optreden. Het hof gaat uitgebreid in op wetgeving, jurisprudentie en achtergrond van het instituut wraking. Verzoeker kan niet alle advocaatleden van het hof in het algemeen wraken en evenmin op grond van dit uitgangspunt (individueel) iedere advocaat die deel uitmaakt van de wrakingskamer of een kroonlid, die toestaat dat een advocaat deel uitmaakt van de wrakingskamer. De overige tegen de individuele advocaatleden gerichte wrakingsgronden leveren evenmin zwaarwegende aanwijzingen op voor vooringenomenheid of een objectief gerechtvaardigde vrees dienaangaande. De wrakingsverzoeken worden buiten behandeling gesteld dan wel afgewezen. Een volgend wrakingsverzoek wordt niet in behandeling genomen.

  • ECLI:NL:TGZREIN:2019:74 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Eindhoven 19136

    Gynaecoloog wordt op grond van artikel 7:456 BW jo. artikel 7:464 lid 1 BW verweten dat hij klaagster geen inzage heeft gegeven in zijn medisch advies aan zijn opdrachtgever de verzekeraar in het kader van een aansprakelijkheidsstelling. Geen behandelrelatie. Ontvankelijk onder de tweede tuchtnorm. Intern medisch advies zag op de vraag of lege artis was gehandeld. De aard van de rechtsbetrekking verzet zich tegen toepasselijkheid van artikel 7:456 BW. Iedere partij heeft een eigen recht om haar verdediging in vrijheid en beslotenheid voor te bereiden. Aan dat recht zou afbreuk worden gedaan als er een verplichting zou bestaan tot het verlenen van inzage in onder meer medische adviezen. Kennelijk ongegrond.