Zoekresultaten 2311-2320 van de 42263 resultaten

  • ECLI:NL:TGZRAMS:2023:147 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2022/4292

    Gegronde klacht tegen een neurochirurg. Klaagster verwijt de neurochirurg dat hij tijdens een operatie de elleboogzenuw van klaagster heeft doorgesneden en dat hij onvoldoende nazorg heeft geleverd. Het college is van oordeel dat de neurochirurg de operatie niet op de juiste manier heeft uitgevoerd. Weliswaar heeft de neurochirurg verklaard dat hij de operatie heeft uitgevoerd zoals het volgens de deskundige had moeten gebeuren, maar dat is niet aannemelijk. Niet alleen is het hoogst onwaarschijnlijk dat voornoemd letsel onopgemerkt zou zijn ontstaan, temeer nu de neurochirurg heeft verklaard de operatie te hebben verricht onder de operatiemicroscoop, maar ook is de verklaring van de neurochirurg niet in overeenstemming met de bevindingen van de plastisch chirurg tijdens een revisieoperatie. De verklaring van de neurochirurg vindt ook geen steun in het – overigens erg summiere – operatieverslag. Het college is van oordeel dat het doorsnijden van de zenuw door de neurochirurg onder deze omstandigheden verwijtbaar is. Verder overweegt het college dat uit hetgeen klaagster ter zitting heeft verklaard en uit de notities in het medisch dossier blijkt dat klaagster zich kort na de operatie tweemaal bij de polikliniek heeft gemeld met de mededeling dat zij haar rechter ringvinger en pink niet meer kon gebruiken. Dit had de neurochirurg tot actie moeten bewegen, omdat dit kan wijzen op uitval van de elleboogzenuw. Beide klachtonderdelen zijn gegrond. Berisping.

  • ECLI:NL:TAHVD:2023:74 Hof van Discipline 's Gravenhage 230129

    Beklag op grond van artikel 13 Aw ongegrond.  rubricering tuchtrecht.nl: 12. beklag  artikel 13 Advocatenwet : aanwijzing van een advocaat

  • ECLI:NL:TAHVD:2023:68 Hof van Discipline 's Gravenhage 220157

    Klacht van een advocaat tegen de opvolgend advocaat. Verweerster heeft een lopende zaak overgenomen van klager zonder goed overleg (ism gedragsregel 28). Bekrachtiging beslissing raad.

  • ECLI:NL:TADRSHE:2023:72 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch 23-059/DB/OB

    Raadsbeslissing. Klacht over advocaat van de wederpartij. Verweerster had de rechter behoren te informeren over het nieuwe feit, namelijk de sloop van de woning, en haar kan tuchtrechtelijk worden verweten dat zij geen medewerking heeft verleend aan het gezamenlijk melden van dit feit aan de rechtbank. Waarschuwing.

  • ECLI:NL:TAHVD:2023:75 Hof van Discipline 's Gravenhage 220015

    Bekrachtiging beslissing raad. Klacht over eigen advocaat ongegrond.

  • ECLI:NL:TAHVD:2023:69 Hof van Discipline 's Gravenhage 220070

    Klacht advocaat tegen advocaat tegenpartij. Bevestiging beslissing raad. Verweerder heeft naar het oordeel van het hof de gewraakte passage in zijn verweerschrift over de beweerdelijke relatie tussen klager en zijn cliënte enkel opgenomen om klager te diffameren. Verweerder had zijn zorgen over de beweerdelijke relatie bij klager zelf of bij de deken moeten voorleggen en niet bij de rechter in het kader van de onderliggende echtscheidingsprocedure. Lezing verweerder t.a.v. omvang klacht vindt geen steun in het onderliggende klachtdossier.  Omvang klacht in hoger beroep wordt bovendien bevestigd in de reactie van klager. Maatregel van waarschuwing.    

  • ECLI:NL:TADRSHE:2023:73 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch 22-986/DB/OB

    Raadsbeslissing. Klacht over advocaat van de wederpartij deels niet ontvankelijk en deels ongegrond. Klaagster heeft op 5 februari 2019 van het OM het dossier ontvangen en de gevolgen van verweersters handelen zijn klaagster pas toen duidelijk geworden. De raad oordeelt op grond hiervan dat klaagster niet eerder dan op 5 februari 2019 met de gevolgen van het – vermeende - handelen of nalaten van verweerster bekend is geraakt. Op grond van artikel 46g lid 2 Advocatenwet verloopt de termijn voor het indienen van een klacht een jaar later, op 5 februari 2020 derhalve. Dit betekent dat de mogelijkheid om te klagen over het optreden van verweerster van voor 5 februari 2019 is komen te vervallen op 5 februari 2020. Voor zover de klacht betrekking heeft op verweersters optreden van na 5 februari 2019 kan klaagster wel in de klacht worden ontvangen, maar dat deel van de klacht is ongegrond.

  • ECLI:NL:TAHVD:2023:70 Hof van Discipline 's Gravenhage 220180

    Klacht tegen advocaat tegenpartij. Vaststelling omvang klachtomschrijving door het hof, nu verweerster meent dat de raad de klachten ten onrechte heeft beperkt tot klachtonderdelen a) en b). Uit de gang van zaken bij de raad leidt het hof af dat klaagster de klachtomschrijving van de raad heeft aanvaard. Dat brengt mee dat klaagster daar in hoger beroep niet meer van kan terugkomen (zie HvD 14 mei 2018, ECLI:NL:TAHVD:2018:77). Bevestiging beslissing raad t.a.v. de klachtonderdelen a) en b), waarbij de klachten met toepassing van art. 46j Advocatenwet ongegrond zijn verklaard. Ten aanzien van het (aanvullende) verwijt dat verweerster de deurwaarder opzettelijk foutief heeft geïnformeerd over de beslagvrije voet in 2018 merkt het hof op dat hoewel uit de stukken blijkt dat verweerster (ten onrechte) meende dat de beslagvrije voet niet behoefde te worden toegepast,  niet is gebleken dat verweerster de deurwaarder de instructie heeft gegeven om bij de beslaglegging hier geen rekening mee te houden. 

  • ECLI:NL:TAHVD:2023:71 Hof van Discipline 's Gravenhage 220080

    Verweerder wordt door klaagsters (een B.V. en een v.o.f.) onder meer verweten dat hij in een kort geding heeft opgetreden voor een vennoot en voor de vof (klaagster 2) in een geschil met de medevennoot (klaagster 1), terwijl a) de belangen tegenstrijdig waren, b) hij daar niet toe gerechtigd was en c) heeft geweigerd om een afschrift van een opdrachtbevestiging en declaraties te verstrekken. Anders dan de raad, acht het hof klachtonderdelen a) en c) gegrond en klachtonderdeel b) ongegrond. Verweerder heeft in de aanvang een verkeerde beslissing genomen door op te treden voor een vennoot en de vof (klaagster 2), terwijl, gelet op de namens hen betekende dagvaarding, van een potentieel tegenstrijdig belang sprake was. Doordat verweerder dat niet (voldoende) heeft onderkend is hij (kennelijk) in de positie gekomen dat hij klaagster 1 niet de gevraagde informatie kon geven die haar als vennoot van de vof wel toekwam. Het hof rekent verweerder dat zwaar aan. Omdat het gegrond verklaarde klachtonderdeel c) voortvloeit uit het gegrond verklaarde klachtonderdeel a) en gelet op het geringe tuchtrechtelijk verleden van verweerder die reeds bijna 29 jaar advocaat is, is het hof van oordeel dat met een waarschuwing volstaan kan worden.

  • ECLI:NL:TAHVD:2023:72 Hof van Discipline 's Gravenhage 220086D

    Dekenbezwaar. Hoger beroep deken ongegrond. Ingevolge artikel 46g, lid 1, onder a, Advocatenwet klacht niet-ontvankelijk. Ook dekenbezwaren vallen onder het toepassingsbereik van voornoemd artikel (zie HvD 17 mei 2021, ECLI:NL:TAHVD:2021:94). Geen verschoonbare termijnoverschrijding. Het betoog van de deken dat de gestelde afspraak met verweerder dat geen kennen zou worden genomen van het dossier zolang het OM zijn standpunt niet had bepaald, tot gevolg heeft gehad dat de termijn pas met de ontvangst van de vervolgingsbeslissing van het OM is aangevangen, gaat niet op. Vervaltermijn ambtshalve toegepast door de tuchtrechter. Daarmee valt niet te verenigen dat in onderling overleg zou kunnen worden afgesproken dat de termijn op een later moment gaat lopen dan uit de wet volgt. Eigen verantwoordelijkheid van de deken om tijdig een dekenbezwaar in te dienen en zijn beslissing niet af te laten hangen van het handelen van het OM.  Ook betoog van de deken dat de gevolgen van het handelen van verweerder pas bekend zijn geworden met de vervolgingsbeslissing van het OM treft geen doel.