ECLI:NL:TAHVD:2023:75 Hof van Discipline 's Gravenhage 220015

ECLI: ECLI:NL:TAHVD:2023:75
Datum uitspraak: 15-05-2023
Datum publicatie: 06-06-2023
Zaaknummer(s): 220015
Onderwerp: Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Kwaliteit van de dienstverlening
Beslissingen: Regulier
Inhoudsindicatie: Bekrachtiging beslissing raad. Klacht over eigen advocaat ongegrond.

Beslissing van 15 mei 2023

in de zaak 220015

naar aanleiding van het hoger beroep van:

klager

tegen:

verweerder

1  DE PROCEDURE BIJ DE RAAD

1.1 Het hof verwijst naar de beslissing van 20 december 2021 van de Raad van Discipline in het ressort ‘s-Hertogenbosch (hierna: de raad) in de zaak met nummer 21-279/DB/LI. De raad heeft de klacht in beide onderdelen ongegrond verklaard.

1.2 Deze beslissing is onder ECLI:NL:TADRSHE:2021:230 op tuchtrecht.nl gepubliceerd.

2 DE PROCEDURE BIJ HET HOF 

2.1 Het beroepschrift van klager tegen de beslissing van de raad is op 14 januari 2022 ontvangen door de griffie van het hof.

​​​​​​​2.2 Verder bevat het dossier van het hof de stukken van de raad.

  ​​​​​​​2.3 Het hof heeft de zaak mondeling behandeld tijdens de openbare zitting van 20 maart 2023. Daar zijn klager met zijn dochter en verweerder verschenen. Partijen hebben hun standpunten toegelicht.

3 FEITEN

​​​​​​​3.1 In de beslissing van de raad zijn de feiten vastgesteld. Er is in hoger beroep geen aanleiding deze feitenvaststelling te wijzigen. De door de raad vastgestelde feiten vormen dus ook in hoger beroep het uitgangspunt bij de beoordeling van de klacht.

3.2     Kort weergegeven gaat het erom dat verweerder klager van 2014 tot 2020 heeft bijgestaan in een geschil over de nakoming van een koopovereenkomst. Hierover is in twee instanties geprocedeerd. Bij uitvoerbaar bij voorraad verklaard vonnis van 5 april 2017 is klager door de rechtbank in het gelijk gesteld. De deurwaarder heeft het vonnis aan de wederpartij betekend en executie van het vonnis aangezegd. De voorzieningenrechter heeft de door de wederpartij in kort geding ingestelde vordering tot veroordeling tot staking van de executie afgewezen. Bij arrest van 26 november 2019 heeft het gerechtshof het vonnis van de rechtbank vernietigd, de vorderingen van klager alsnog afgewezen en klager onder meer veroordeeld tot betaling aan de wederpartij van een bedrag van € 26.222,-- ter zake van de contractuele boete. Na het arrest hebben partijen een minnelijke regeling getroffen.

3.3     Eind 2019 heeft de deurwaarder verweerder bericht dat abusievelijk een bedrag niet aan klager was uitgekeerd. De deurwaarder heeft de fout hersteld en het bedrag alsnog aan klager uitbetaald.

4 KLACHT

4.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Verweerder heeft tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld doordat hij:

1.    de belangen van klager niet naar behoren heeft behartigd;

2.    klager onvoldoende en onjuist heeft geadviseerd.

5 BEOORDELING

​​​​​5.1 Het hof ziet op basis van het onderzoek in hoger beroep geen aanleiding om tot een andere beoordeling van de klacht te komen dan die van de raad. Het hof begrijpt dat klager teleurgesteld is over de afloop van de zaak. De procedure heeft lang geduurd, het procederen heeft klager een aanzienlijk bedrag gekost en uiteindelijk is de zaak anders gelopen dan klager had gehoopt. Dat alles betekent echter niet dat verweerder fouten gemaakt heeft tijdens de procedure of dat hij klagers belangen niet naar behoren heeft behartigd. Daarvan is het hof ook niets gebleken. De lange duur van de procedure is niet aan verweerder te wijten. Klager en verweerder hebben gedurende de procedure steeds overleg gehad over de te nemen stappen. Klager was geïnformeerd over mogelijke risico’s en de aan de zaak verbonden kosten. Het is onwenselijk dat er onduidelijkheid heeft bestaan over door de deurwaarder geïncasseerde bedragen, maar ook dat is verweerder niet te verwijten. Het hof sluit zich dan ook aan bij de beoordeling van de raad en neemt die over. Het hof verwerpt de beroepsgronden van klager en zal de beslissing van de raad bekrachtigen.

6 BESLISSING

Het Hof van Discipline:

-      bekrachtigt de beslissing van 20 december 2021 van de Raad van Discipline in het ressort ‘s-Hertogenbosch in de zaak met nummer 21-279/DB/LI.

Deze beslissing is gewezen door  m r. J.D. Streefkerk , voorzitter, mrs. V. Wolting en L.H. Rammeloo, leden, in tegenwoordigheid van mr. N.A.M. Sinjorgo , griffier, en in het openbaar uitgesproken op 15 mei 2023.

griffier                                                                                                       voorzitter             

De beslissing is verzonden op 15 mei 2023 .