Zoekresultaten 15171-15180 van de 42364 resultaten

  • ECLI:NL:TNORAMS:2018:17 Kamer voor het notariaat Amsterdam 643728/NT 18-9

    Klaagster verwijt de notaris dat hij haar broer heeft bevoordeeld bij de verdeling van de nalatenschap. Ook zou hij niet hebben gereageerd op diverse informatieverzoeken van klaagster en haar adviseur. Dat de schenking aan de broer van klaagster moest worden verrekend bij de verdeling van de nalatenschap is echter niet komen vast te staan. Daarvoor is immers noodzakelijk dat erflaatster de inbrengverplichting schriftelijk zou hebben vastgelegd, bij voorbeeld in haar testament, maar daarvan is niet gebleken.  De notaris mocht er van uitgaan dat de adviseur van klaagster de aan haar versterkte informatie  met klaagster zou delen en hoefde daarom ook niet in te gaan op door klaagster zelf verzonden brieven of berichten. Klacht ongegrond.  

  • ECLI:NL:TADRARL:2018:176 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 17-679

    Klaagster, een vennootschap, beklaagt in deze klachtzaak het hele advocaten- en notarissenkantoor (NV) en in twee gelijktijdig aanhangig gemaakte klachtzaken twee advocaten (17-680 en 17-681) van dat kantoor. Klaagster wordt ontvangen in haar klacht, nu zij een concreet onderbouwd verwijt jegens het advocatenkantoor in zijn totaliteit heeft gemaakt over haar kantoororganisatie. De raad oordeelt de klacht ongegrond. Het staat het een advocatenkantoor vrij om zich naar potentiële cliënten overtuigend te presenteren en daarbij te werken aan haar imago. Weliswaar schept een presentatie als dat van verweerster onder meer op haar website en bij intakegesprekken met cliënten  dat zij een goed degelijk kantoor is met veel specialisaties in huis en samenwerkingsmogelijkheden met notarissen en deurwaarders heeft, bepaalde verwachtingen, maar deze zijn naar het oordeel van de raad niet zodanig dat deze pretenties tuchtrechtelijk verwijtbaar zijn.  

  • ECLI:NL:TNORAMS:2018:18 Kamer voor het notariaat Amsterdam 642913/NT 18-5

    Klaagster meent dat de notaris in strijd heeft gehandeld met de zorgvuldigheidsplicht van artikel 17 van de Wet op het notarisambt. Een notaris dient er volgens klaagster voor zorg te dragen dat het in de verklaring van artikel 5:122 lid 5 BW vermelde bedrag wordt ingehouden op de koopsom, dan wel dat dit bedrag op een andere wijze wordt verrekend. De notaris heeft dat echter niet gedaan, maar er tot twee keer voor gekozen om de door verkoper aan de VvE verschuldigde bijdragen niet te verrekenen, omdat, zo heeft klaagster begrepen, verkoper de openstaande vordering niet wilde voldoen en er geen gelden meer resteerden op de derdengeldrekening. De kamer is van oordeel dat uit het systeem van de wet juist niet volgt dat door de notaris bedragen moeten worden ingehouden of verrekend. Indien dat het geval was geweest, zou de zin ontbreken aan de bepaling over hoofdelijke aansprakelijkheid van de verkrijger van het appartementsrecht voor bedoelde bedragen, zoals in lid 3 van artikel 5:122 BW is bepaald. De verklaring van de VvE is niet bestemd om de VvE zekerheid te bieden voor de betaling van eventuele achterstallige bijdragen aan de VvE, maar dient ervoor om duidelijkheid te verschaffen over de reikwijdte van de aansprakelijkheid van de verkrijger.  In dit geval heeft de notaris naar het oordeel van de kamer niet alleen juist maar ook zorgvuldig gehandeld. Hij heeft immers na afweging van de belangen de overdracht laten doorgaan, de VvE daarvan op de hoogte gesteld en de verkrijgers  ingelicht over hun juridische positie, die vervolgens uitdrukkelijk door de respectieve verkrijgers is aanvaard. Klacht ongegrond.

  • ECLI:NL:TADRARL:2018:177 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 17-680

    Klaagster, een vennootschap, heeft in deze klachtzaak verweerder beklaagd en gelijktijdig het hele advocaten- en notarissenkantoor (17-679) en een toenmalige collega mr. B bij dat advocatenkantoor (17-681). Klaagster is met een incassozaak naar verweerder gegaan, waarna blijkens de opdrachtbevestiging van het kantoor de opdracht heeft aanvaard met verweerder als behandelaar. Klaagster heeft kort daarna ingestemd met de overdracht van zijn incassozaak naar de toenmalige collega van verweerder, mr. B.  De raad stelt vast dat er geen concrete klachten zijn over de werkzaamheden van verweerder in het dossier van klaagster. Dat verweerder tijdens de waarneming in de vakantie van mr. B. actief verwijtbaar heeft gehandeld, is gesteld noch gebleken. Nu verweerder in de betreffende periode waarin de verweten gedragingen hebben plaatsgevonden niet de patroon van mr. B. was, dan wel dat mr. B. anderszins onder zijn zeggenschap viel, kunnen haar handelingen en nalaten niet aan verweerder worden toegerekend. Van een dergelijke (verdergaande) toezichtplicht op mr. B. is geen sprake. Aan een inhoudelijke beoordeling van de verschillende klachtonderdelen komt de raad dan ook niet meer toe. Klacht ongegrond.

  • ECLI:NL:TADRARL:2018:178 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 17-681

    Klaagster, een vennootschap, heeft in deze klachtzaak verweerster (toen nog advocaat) beklaagd en gelijktijdig het hele advocaten- en notarissenkantoor (17-679) en haar toenmalige collega mr. D (17-680). Klaagster is met haar incassozaak naar mr. D gegaan, welke incassozaak kort daarna, met instemming van klaagster, is overgedragen aan verweerster. Na een voor klaagster gunstig vonnis, heeft verweerster klaagster op zorgvuldige wijze geïnformeerd over de te nemen stappen bij beslaglegging op de verschillende roerende zaken van de wederpartij, klaagster daarbij meermaals en in duidelijke bewoordingen gewezen op de verschillende risico’s en het kostenplaatje daarvan. Klaagster heeft met die werkwijze ook ingestemd, zodat verweerster klaagster in zoverre naar behoren heeft bijgestaan. Het verdere verwijt, dat verweerster na kennisname van de door haar opgevraagde uittreksels uit het Octrooiregister klaagster niet meteen heeft gewaarschuwd dat het beslag op de octrooien waardeloos zou zijn als de jaartaksen niet tijdig betaald zouden worden, oordeelt de raad gegrond. Verweerster heeft de informatie uit de uittreksel met betrekking tot de octrooien naar het oordeel van de raad onvoldoende geduid. Niet is gebleken dat verweerster (meteen) daarna informatie heeft ingewonnen, zo nodig bij een deskundige, dan wel actie heeft ondernomen dan wel klaagster heeft gewaarschuwd over het mogelijke risico van het vervallen van de octrooien bij niet tijdige betaling van de jaartaksen, hetgeen wel op haar weg had gelegen. Dat was vooral het geval nu in correspondentie van verweerster met klaagster steeds terugkwam dat octrooien lastig en ingewikkeld zijn en de aangezochte interne en andere notarissen de executieveiling niet wilden doen. De enkele omstandigheid dat er mogelijkerwijs geen sprake is van schade, omdat het wellicht niet mogelijk was dat een derde alsnog die jaartaksen zou betalen, speelt slechts een rol in het kader van eventuele schade in een civiele procedure, maar is niet doorslaggevend en toch verwijtbaar in een tuchtrechtelijk geding als de onderhavige. In zoverre heeft het handelen van verweerster niet voldaan aan de van haar als advocaat te verwachten kwaliteitseisen en oordeelt de raad deze klacht gegrond.  Waarschuwing.

  • ECLI:NL:TNORSHE:2018:8 Kamer voor het notariaat 's-Hertogenbosch SHE/2018/27, 28 en 29

    Herhaalde verzoeken tot wraking van dezelfde leden. Omdat klager in zijn tweede verzoeken tot wraking geen feiten of omstandigheden heeft voorgedragen die pas na zijn eerdere verzoeken tot wraking aan hem bekend zijn geworden, verklaart de kamer de tweede verzoeken tot wraking kennelijk ongegrond zodat deze niet in behandeling worden genomen. Deze verzoeken worden zonder behandeling ter zitting afgewezen o.g.v. art. 3 lid 3 Wrakingsprotocol. Nu de eerdere verzoeken tot wraking niet-ontvankelijk zijn verklaard (ECLI:NL:TNORSHE:2018:5) en deze tweede verzoeken, die bij voorbaat zijn gedaan, kennelijk ongegrond zijn, is de wrakingskamer bovendien van oordeel dat deze laatste verzoeken zodanig lichtvaardig zijn gedaan dat indiening van een volgend verzoek tot wraking als misbruik van recht moet worden gekwalificeerd. Daarbij neemt de wrakingskamer mede in aanmerking dat de behandeling van deze (zesde) tuchtklacht tegen de notaris nu al tweemaal is geschorst als gevolg van de wrakingsverzoeken van klager. O.g.v. art. 3 lid 3 Wrakingsprotocol ziet de wrakingskamer daarom aanleiding te bepalen dat een volgend wrakingsverzoek niet in behandeling wordt genomen.

  • ECLI:NL:TNORSHE:2018:10 Kamer voor het notariaat 's-Hertogenbosch SHE/2017/99

    Gebrekkige communicatie. Vaststaat dat de notaris stelselmatig niet op e-mails en telefoontjes heeft gereageerd en dat hij klager, die moest constateren dat de notaris zich niet aan gemaakte afspraken hield, daardoor in het ongewisse heeft gelaten over de verdere voortgang van de beoogde transactie. Bovendien staat vast dat de notaris, ondanks herhaald verzoek van klager, geen duidelijke offerte heeft uitgebracht en dat de notaris klager er niet over heeft geïnformeerd dat hij het dossier op enig moment aan de kandidaat-notaris had overgedragen. Verder staat vast dat de notaris, naar het zich laat aanzien als gevolg van onvoldoende zorgvuldige voorbereiding en/of onvoldoende dossierkennis en/of een slechte overdracht van het dossier aan de kandidaat-notaris, bij klager onduidelijkheid heeft laten ontstaan, onder meer in verband met een erfdienstbaarheid en in verband met de vraag of het al dan niet noodzakelijk was om een ontbindende voorwaarde in de koopovereenkomst op te nemen. Opgemerkt wordt dat het herhaald telefonisch onbereikbaar zijn, afgezien van de ergernis die dit oproept, het vertrouwen in het notariaat niet ten goede komt. Nu de notaris evenmin heeft gereageerd op drie verzoeken van de KNB om op de klacht van klager te reageren en hij ook de twee verzoeken van de kamer om op deze klacht te reageren onbeantwoord heeft gelaten, zie de kamer (ook) daarin een aanwijzing voor een gebrekkige wijze van communiceren van de notaris. Gegrond met oplegging van waarschuwing en besluit tot openbaarmaking van de maatregel.

  • ECLI:NL:TADRARL:2018:179 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 18-345

    Voorzittersbeslissing. Klacht over advocaat wederpartij kennelijk ongegrond. Niet gebleken dat verweerster feiten heeft geponeerd waarvan zij de onwaarheid kende of redelijkerwijs had moeten kennen en voorts geen sprake van onnodige grievende uitlatingen.

  • ECLI:NL:TNORSHE:2018:9 Kamer voor het notariaat 's-Hertogenbosch SHE/2017/71

    Informatieplicht, passeren akte van levering van woning bij volmacht. Ten tijde van het passeren van de akte was klager voor de helft eigenaar van de woning; daarom moet hij worden aangemerkt als partij bij de akte. Volgens art. 43 lid 1 Wna moet een notaris de partijen bij de akte en de bij het verlijden van de akte eventueel verschijnende andere personen tijdig voor het passeren van de akte de gelegenheid geven om van de inhoud van de akte kennis te nemen. De toegevoegd notaris, die bekend was met de familieomstandigheden en de langdurige detentie van klager (die dus een vaste verblijfplaats had), heeft vooraf echter geen concept van de akte aan klager toegezonden. Bovendien heeft zij klager voorafgaand aan het passeren van de akte geen toelichting gegeven op de zakelijke inhoud daarvan, hem niet gewezen op de gevolgen die voor partijen uit de inhoud van de akte voortvloeien en hem ook overigens vooraf op geen enkele wijze geïnformeerd over de op handen zijnde eigendomsoverdracht van de woning, terwijl zij hem bovendien pas twee jaar later, nadat klager daar zelf om had gevraagd, een afschrift van de akte van levering en van de depotovereenkomst heeft toegezonden. Daardoor heeft klager al die tijd in het ongewisse verkeerd over zijn (mede-) eigendom en zijn financiële situatie. Waarschuwing.

  • ECLI:NL:TACAKN:2018:57 Accountantskamer Zwolle 18/256 Wtra AK

      De door een medewerker van betrokkene verrichte werkzaamheden, waarvoor kennis en vaardigheden van de accountant vereist zijn, vinden hun oorsprong in de aan betrokkene verstrekte opdracht zodat betrokkene voor deze werkzaamheden tuchtrechtelijk aansprakelijk is. Dit geldt te meer nu betrokkene en de desbetreffende medewerker gezamenlijk samenstelwerkzaamheden verrichtten en stukken met vermelding van het logo van het accountantskantoor werden verzonden. Betrokkene heeft, deels via zijn medewerker, op meer punten het fundamentele beginsel van vakbekwaamheid en zorgvuldigheid geschonden, door: -        niet te toetsen of de aan de omzet- en liquiditeitsprognoses ten grondslag liggende veronderstellingen en schattingen juist en reëel waren en of de aan de financiering verbonden rente en aflossingen waren meegenomen; -        niet de risico’s te benoemen die zijn verbonden aangaan van een overeenkomst, hoewel dit uit de op hem rustende zorgplicht voortvloeit en cliënt zich in privé borg diende te stellen voor de terugbetaling van de lening; -        geen specificatie van de facturen te verstrekken en in deze weigering te volharden, ondanks een daartoe strekkend verzoek van de cliënt; -        als tekenend accountant niet zelf de jaarrekening over 2015 met zijn cliënt te bespreken, hoewel hiertoe aanleiding was, nu de jaarrekening een negatief vermogen liet zien en daarnaast sprake was van een krappe liquiditeit met een langlopende financiering vanuit privé en een relatief zwaar negatief resultaat. -        geen persoonlijk contact te hebben met (een vertegenwoordiger) van zijn cliënten voor de aanvang van de uitvoering van de opdracht. Maatregel: Berisping