Zoekresultaten 14871-14880 van de 42364 resultaten

  • ECLI:NL:TADRARL:2018:213 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 18-544

    De voorzitter oordeelt klager kennelijk niet-ontvankelijk in zijn klacht jegens verweerder, nu sprake is van privégedragingen van verweerder. Omstandigheden of feiten waaruit zou kunnen blijken van een dusdanige verwevenheid van de gedragingen van verweerder met zijn praktijkuitoefening als advocaat zijn gesteld noch gebleken.

  • ECLI:NL:TADRARL:2018:214 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 18-553

    Naar het oordeel van de voorzitter valt niet in te zien in welke zin verweerder in deze een tuchtrechtelijk verwijt treft. Niet is gesteld of gebleken op grond van welke (rechts)regel een advocaat in het algemeen en verweerder in de door hem omschreven specifieke omstandigheden verplicht is om op de brieven van klaagster met daarin een aansprakelijkheidsstelling te reageren. Daar komt bij dat het klaagster vrij stond om de aansprakelijkheidsstelling van verweerder ter beoordeling voor te leggen aan de civiele rechter; dat is niet aan de tuchtrechter. Klacht kennelijk ongegrond.  

  • ECLI:NL:TGZRAMS:2018:111 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam 2018/198

    Klaagster dient een klacht in namens haar overleden zoon. Verweerster heeft de zoon van klaagster gezien voor een crisisbeoordeling. Enkele uren na de beoordeling heeft de zoon suïcide gepleegd. Klaagster verwijt verweerster onvoldoende zorgvuldig en bekwaam handelen. Zij stelt dat de arts onvoldoende aandacht heeft gegeven aan de richtlijnen van suïcidaal gedraag.   Ongegrond

  • ECLI:NL:TACAKN:2018:68 Accountantskamer Zwolle 17/2735 Wtra AK

      Klagers verwijten betrokkene onder meer dat hij als (indirect) bestuurder van zijn vennootschap onjuiste, onvolledige en informatie heeft ingebracht in een gerechtelijke procedure, dat hij ondanks een daartoe strekkend verzoek geen maatregelen heeft genomen om deze informatie weg te nemen of te corrigeren, maar daarentegen strafrechtelijk aangifte heeft gedaan en dat hij een onware verklaring heeft ondertekend en onder ede heeft bevestigd. Volgens vaste jurisprudentie kan het door een accountant in zijn zakelijke betrekkingen - al dan niet in rechte - innemen van een civielrechtelijk standpunt, behoudens bijzondere omstandigheden, in het kader van de door hem in acht te nemen fundamentele beginselen van integriteit en professionaliteit, niet tot een gegrond tuchtrechtelijk verwijt leiden. Een en ander geldt eveneens wanneer een accountant strafrechtelijk aangifte doet. Van dergelijke bijzondere omstandigheden is onder meer sprake indien geoordeeld zou moeten worden dat een door een accountant ingenomen standpunt bewust onjuist of misleidend, en dus te kwader trouw, blijkt te zijn of naar zijn aard bezien door een objectieve, redelijke en goed geïnformeerde derde, die over alle relevante informatie beschikt, zal worden opgevat als schadelijk voor de goede naam van het accountantsberoep of, in de terminologie van de VGBA: het accountantsberoep in diskrediet brengend.  Onvoldoende aannemelijk is geworden dat sprake is van bedoelde bijzondere omstandigheden, zodat de klacht in zoverre ongegrond is. Voor zover de klacht inhoudt dat betrokkene functies combineert die onverenigbaar zijn met de aan een accountant te stellen eisen en dat hij nooit heeft vastgesteld of zijn vennootschap ook daadwerkelijk eigenaar is van haar belangrijkste activa, is deze, voor zover al ontvankelijk, bij gebreke van voldoende onderbouwing, ongegrond.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2018:243 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2018.075

      Klager heeft zich gewend tot de aangeklaagde huisarts vanwege klachten aan zijn rechteroog. Klager verwijt de huisarts: 1. het stellen van een verkeerde diagnose en het voorschrijven van verkeerde medicatie, terwijl de toestand van het oog, met aangroei op het hoornvlies, aanleiding had moeten vormen voor onmiddellijke doorverwijzing naar de oogarts; 2.verantwoordelijk te zijn voor het gezichtsverlies van 40% van het rechteroog; 3.verantwoordelijk te zijn voor de emotionele schade. Het Regionaal Tuchtcollege beslist dat de huisarts heeft gehandeld en mocht handelen conform de NHG-standaard Het rode oog. Nu het eerste klachtonderdeel  faalt, komt het college niet toe aan de bespreking van de overige twee klachtonderdelen. De klacht wordt zonder nader onderzoek als kennelijk ongegrond afgewezen. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep van klager.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2018:242 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2017.364

      Klacht tegen verpleegkundige. Klager verwijst de arts dat zij ten overstaan van het Centraal Tuchtcollege opzettelijk in strijd met de waarheid een verklaring heeft afgelegd. Het Regionaal Tuchtcollege heeft klager niet-ontvankelijk verklaard in de klacht. Het Centraal Tuchtcollege vernietigt de bestreden beslissing. Het Centraal Tuchtcollege is van oordeel dat het door klager gestelde handelen van de arts valt onder de tweede tuchtnorm en verklaart klager daarom ontvankelijk in zijn klacht, maar verklaart de klacht vervolgens kennelijk ongegrond wegens gebrek aan onderbouwing.

  • ECLI:NL:TADRSHE:2018:132 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch 18-205/DB/ZWB

    Verweerder heeft onvoldoende met klager gecommuniceerd over de te voeren strategie, de procedurele gang van zaken, de inhoud van het verweerschrift en hij heeft onvoldoende juridische inspanning geleverd. Ook heeft verweerder onvoldoende met de wederpartij van klager gecommuniceerd. Verweerder heeft voorts onvoldoende nauwgezetheid betracht in de financiële afspraken met klager en niet het complete dossier overgedragen aan de opvolgend advocaat.  Aan verweerder wordt een berisping opgelegd.

  • ECLI:NL:TADRSHE:2018:133 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch 18-635/DB/ZWB

    Klacht ingediend nadat de in artikel 46g lid 1 Advocatenwet is verstreken. Klacht niet ontvankelijk.

  • ECLI:NL:TGZRGRO:2018:55 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Groningen G2018/51

      Klacht tegen huisarts. Klager wendde zich in april 2018 tot de huisartsenpost, waar  verweerder op dat moment dienst had, met pijn in zijn knie en lies als gevolg van een botsing in de botsauto’s op de kermis. Verweerder heeft onderzoek gedaan, pijnstilling gegeven en klager geadviseerd bij aanhoudende klachten naar zijn eigen huisarts te gaan. Volgens klager heeft verweerder op deze wijze niet adequaat gehandeld. Hierdoor heeft verweerder de inwendige bloeduitstorting gemist die de volgende dag bij klager werd geconstateerd, toen klager zich met buikpijn tot een andere arts wendde. Klager moest hiervoor een operatie ondergaan. Het college volgt daarentegen verweerder in zijn verweer dat er tijdens het bewuste consult nog geen signalen aanwezig waren die wezen op de later ontstane en geconstateerde inwendige bloeduitstorting. De pijnklachten die tot nader onderzoek aanleiding gaven zijn ook pas ontstaan op de dag na het consult met verweerder. Het betreft hier overigens een zeldzame complicatie. Verweerder mocht volstaan met de behandeling die hij heeft ingezet. Dat er de volgende dag naar aanleiding van nieuw ontstane pijnklachten een inwendige bloeduitstorting werd geconstateerd, maakt het voorgaande niet anders. Klacht kennelijk ongegrond.    

  • ECLI:NL:TGZRGRO:2018:56 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Groningen G2018/58

      Klacht tegen verzekeringsarts. Klager is sinds 2016 ziek voor eigen werk vanwege diverse lichamelijke en psychische klachten. In 2017 is zijn Ziektewetuitkering stopgezet, omdat hij niet langer voor meer dan 35% arbeidsongeschikt werd geacht. Dit oordeel is in bezwaar en beroep in stand gebleven. Klager kan zich hier niet in vinden. Volgens hem heeft verweerster, die klager meerdere keren heeft gezien, zijn benutbare mogelijkheden veel te positief ingeschat. Ook verwijt klager verweerster dat zij niet bereid was haar beoordeling aan te passen op basis van zijn telefonische reactie daarop. Voorts zou verweerster ten onrechte hebben gezegd dat er geen second opinion mogelijk was. Het college beoordeelt verweersters rapportage aan de hand van de criteria waaraan deze volgens vaste jurisprudentie dient te voldoen. Nu de rapportage hieraan voldoet, dient de klacht ten aanzien van de inhoud en de totstandkoming van de rapportage te worden afgewezen. Dat verweerster niet bereid was de rapportage naderhand aan te passen op verzoek van klager kan evenmin tot een tuchtrechtelijk verwijt leiden. En het verwijt dat verweerster gezegd zou hebben dat een second opinion niet mogelijk was, mist feitelijke grondslag nu verweerster dit betwist en dit ook niet uit de stukken blijkt. Klacht kennelijk ongegrond.