ECLI:NL:TGZCTG:2018:242 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2017.364

ECLI: ECLI:NL:TGZCTG:2018:242
Datum uitspraak: 20-09-2018
Datum publicatie: 20-09-2018
Zaaknummer(s): c2017.364
Onderwerp: Schending beroepsgeheim
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Klacht tegen verpleegkundige. Klager verwijst de arts dat zij ten overstaan van het Centraal Tuchtcollege opzettelijk in strijd met de waarheid een verklaring heeft afgelegd. Het Regionaal Tuchtcollege heeft klager niet-ontvankelijk verklaard in de klacht. Het Centraal Tuchtcollege vernietigt de bestreden beslissing. Het Centraal Tuchtcollege is van oordeel dat het door klager gestelde handelen van de arts valt onder de tweede tuchtnorm en verklaart klager daarom ontvankelijk in zijn klacht, maar verklaart de klacht vervolgens kennelijk ongegrond wegens gebrek aan onderbouwing.

C E N T R A A L T U C H T C O L L E G E

voor de Gezondheidszorg

Beslissing in de zaak onder nummer C2017.364 van:

A., wonende te B., appellant, klager in eerste aanleg,

tegen

C., verpleegkundige, wonende te B., verweerster in beide instanties.

1. Verloop van de procedure

A. - hierna klager - heeft op 24 mei 2017 bij het Regionaal Tuchtcollege te Amsterdam tegen C. - hierna de verpleegkundige - een klacht ingediend. Bij beslissing in raadkamer van 13 juni 2017, onder nummer 17/213vp, heeft dat College de klacht afgewezen. Bij herstelbeslissing van 3 oktober 2017, onder nummer 2017/213vp, heeft dat College de kennelijke misslag in voornoemde beslissing luidende dat de klacht wordt afgewezen hersteld, en vervangen door niet-ontvankelijkverklaring van klager in zijn klacht.

Klager is van de beslissing van het Regionaal Tuchtcollege tijdig in beroep gekomen. Bij brieven van 11 augustus en 15 november 2017 heeft hij beroepsgronden aangevoerd. Nadien heeft het Centraal Tuchtcollege van klager nog een vijftal producties ontvangen. De verpleegkundige heeft in beroep geen verweerschrift ingediend.

De zaak is in beroep tegelijkertijd maar niet gevoegd – en in een andere samenstelling – met de zaak C2017.538 behandeld ter openbare terechtzitting van het Centraal Tuchtcollege van 30 augustus 2018, waar zijn verschenen klager, en de verpleegkundige. De zaak is over en weer bepleit.

2. Beslissing in eerste aanleg

Het Regionaal Tuchtcollege heeft aan zijn beslissing het volgende ten grondslag gelegd:

2. De feiten

Op grond van de stukken kan van het volgende worden uitgegaan:

2.1.Op 5 april 2016 heeft klager een klacht ingediend bij onderhavige college tegen zijn ex-vrouw, die in het BIG-register als verpleegkundige staat geregistreerd. Klager verweet zijn ex-vrouw dat zij met haar handelwijze het vertrouwen in de beroepsgroep ernstig in diskrediet heeft gebracht. Die klacht is door het college geregistreerd onder nummer 16/116vp.

2.2. Op 13 mei 2016 is klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn klacht omdat naar het oordeel van het college het handelen van verweerster niet verweven was met haar hoedanigheid als verpleegkundige en sprake was van privé-gedrag.

2.3. Klager is tegen die beslissing in appel gegaan. Het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg heeft in een beslissing van 16 februari 2017, geregistreerd onder nummer C2016.293, de beslissing van het college bekrachtigd.

2.4. Op 23 februari 2017 heeft klager opnieuw een klacht tegen verweerster ingediend. Het college heeft klager op grond van artikel 51 Wet BIG in die klacht niet-ontvankelijk verklaard.

2.5. Op 22 mei 2017 heeft klager opnieuw een klacht ingediend tegen verweerster.

3. De klacht en het standpunt van klager

De klacht houdt zakelijk weergegeven in dat verweerster met haar handelswijze de beroepsgroep van verpleegkundige ernstig in diskrediet heeft gebracht.

Ter toelichting op zijn klacht stelt klager dat verweerster, tevens zijn ex-partner, ten overstaan van het college in haar hoedanigheid als verpleegkundige gezegd zou hebben dat een arts, mevrouw D., op 29 oktober 2015 bepaalde uitspraken zou hebben gedaan, waarvan deze arts zelf beweerd die nooit gedaan te hebben. Klager is van mening dat zij als verpleegkundige in het uitoefenen van haar functie de waarheid dient te spreken en indien een in hiërarchie hoger staande arts dit tegenspreekt, zij haar beroepscode heeft overtreden.

4. De beoordeling

4.1.In de kern verwijt klager dat zij in de tuchtprocedure in hoger beroep een verklaring heeft afgelegd die in strijd is met de waarheid. Beoordeeld moet worden of het handelen en/of nalaten van verweerster is onderworpen aan de tuchtnormen zoals neergelegd in artikel 47 lid 1 sub a en b van de Wet BIG. Lijn in de jurisprudentie is dat een dergelijke klacht kan worden getoetst door de tuchtrechter. Het college ziet echter aanleiding de klacht niet in behandeling te nemen.

4.2. Verweerster is naast verpleegkundige de ex-vrouw van klager en de moeder van zijn kinderen. Uit de verschillende dossierstukken maakt het college op dat klager en verweerster verwikkeld zijn in een juridische strijd over de omgang van hun kinderen. De reeds ingediende klachten zien op privé-handelen van verweerster. Ook onderhavige klacht vindt zijn oorsprong in het privé-handelen van verweerster. De aard van de ingediende tuchtklacht duidt erop dat de juridische strijd waarin klager en verweerster als ex-echtgenoten zijn verwikkeld, aanleiding is geweest om de klacht(en) in te dienen.

4.3 .Het tuchtrecht heeft tot doel de kwaliteit van de beroepsuitoefening van de verpleegkundigen in het algemeen te bewaken. De inzet van de klachten van klager raakt niet aan dat doel. Klager wordt om die reden niet-ontvankelijk in zijn klacht verklaard en zal via een andere weg moeten proberen de kwestie met verweerster op te lossen.”

3. Vaststaande feiten en omstandigheden

Voor de beoordeling van het beroep gaat het Centraal Tuchtcollege uit van de feiten en omstandigheden zoals deze zijn vastgesteld door het Regionaal Tuchtcollege en hiervoor onder “2. De feiten” zijn weergegeven.

4. Beoordeling van het beroep

Procedure

4.1 In beroep is de klacht over het beroepsmatig handelen van de verpleegkundige nog een keer aan de tuchtrechter ter beoordeling voorgelegd. Het Centraal Tuchtcollege heeft kennis genomen van de inhoud van die in eerste aanleg geformuleerde klacht en het daarover in eerste aanleg aangevoerde. Het door het Regionaal Tuchtcollege gevormde zaaksdossier is aan het Centraal Tuchtcollege gestuurd. In beroep is het debat door partijen nog een keer gevoerd, waarbij door ieder van hen standpunten zijn ingenomen naar aanleiding van de beslissing van het Regionaal Tuchtcollege.

4.2 In beroep heeft klager zijn klacht herhaald en nader toegelicht. Het beroep van klager strekt ertoe dat hij alsnog ontvankelijk wordt verklaard in zijn klacht, en dat de klacht gegrond wordt verklaard.

4.3 De verpleegkundige heeft gemotiveerd verweer gevoerd en – zo begrijpt het Centraal Tuchtcollege – geconcludeerd tot verwerping van het beroep.

Beoordeling

4.4 Het Centraal Tuchtcollege is van oordeel dat een verpleegkundige die in die hoedanigheid ten overstaan van een tuchtcollege voor de gezondheidszorg opzettelijk in strijd met de waarheid een verklaring aflegt, handelt in strijd met het belang van een goede uitoefening van de individuele gezondheidszorg. Het door klager gestelde handelen van de verpleegkundige valt dus onder de tweede tuchtnorm zoals omschreven in artikel 47 lid 1 onder b van de Wet BIG, zodat klager – anders dan het Regionaal Tuchtcollege heeft beslist – in zijn klacht moet worden ontvangen.

4.5 Gelet op het vorenstaande zal het Centraal Tuchtcollege de klacht inhoudelijk

beoordelen. Hierbij overweegt het Centraal Tuchtcollege allereerst dat klager in beroep alleen die klachten ter beoordeling aan het Centraal Tuchtcollege kan voorleggen die in de oorspronkelijke klacht aan het Regionaal Tuchtcollege zijn voorgelegd. Nieuwe klachten vallen buiten het bereik van het beroep. Voor zover in beroep sprake is van uitbreiding van de klacht, kan klager daarin dus niet worden ontvangen.

4.6 Naar het oordeel van het Centraal Tuchtcollege kan op basis van hetgeen in de

onderhavige procedure naar voren is gebracht niet worden vastgesteld dat de verpleegkundige op 19 januari 2017 ten overstaan van het Centraal Tuchtcollege opzettelijk in strijd met de waarheid heeft verklaard. Klager heeft dit in eerste aanleg en ook in beroep – tegenover de gemotiveerde betwisting van de verpleegkundige – onvoldoende onderbouwd. Ook overigens is hiervan niets gebleken. Het Centraal Tuchtcollege verklaart de klacht van klager daarom ongegrond.

4.7 Het voorgaande leidt tot de slotsom dat de bestreden beslissing niet in stand kan blijven en dat het Centraal Tuchtcollege, opnieuw rechtdoende, de klacht zal afwijzen.

5. Beslissing

Het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:

vernietigt de beslissing waarvan beroep;

verklaart klager ontvankelijk in zijn klacht;

verklaart de klacht ongegrond.

Deze beslissing is gegeven door: K.E. Mollema, voorzitter, Y.A.J.M. van Kuijck en

T.W.H.E. Schmitz, leden-juristen en M.J.E. van Haren en P. Nieuwenhuizen-Berkovits, leden- beroepsgenoten en N. Germeraad-van der Velden, secretaris.

Uitgesproken ter openbare zitting van 20 september 2018.

Voorzitter w.g. Secretaris w.g.