Zoekresultaten 881-890 van de 42611 resultaten

  • ECLI:NL:TAHVD:2024:54 Hof van Discipline 's Gravenhage 240036

    Klacht verwezen

  • ECLI:NL:TGZCTG:2024:49 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2023/2052 en C2023/2053

    Klacht van een instelling en een aantal van haar cliënten tegen twee huisartsen. De instelling had de huisartsenzorg voor haar cliënten ondergebracht bij de reguliere huisartsenpraktijk waar de huisartsen tot zij de praktijk overnamen werkzaam waren als waarnemer. De samenwerking tussen de instelling en de huisartsenpraktijk was vastgelegd in een overeenkomst. De praktijkhouder van de huisartsenpraktijk (beklaagde in zaak C2023/2051) heeft in verband met pensionering de overeenkomst opgezegd. De huisartsen zijn geen nieuwe samenwerking met de instelling aangegaan. Klagers verwijten de huisartsen dat zij de overeenkomst onterecht en eenzijdig hebben beëindigd, geen zorg hebben gedragen voor de overbruggingsperiode tot een nieuwe huisarts was gevonden, zich niet hebben ingespannen om naar alternatieven te zoeken, en dat zij niet voorafgaand aan de opzegging een oplossing hebben proberen te vinden. Het Regionaal Tuchtcollege oordeelt dat de huisartsen een gewichtige reden hadden om geen overeenkomst met de instelling aan te gaan. Zij hebben voldoende voorbeelden gegeven waaruit blijkt dat er niet werd voldaan aan de randvoorwaarden die in de leidraad ‘Algemeen medisch zorg voor verstandelijk gehandicapten in VG zorginstellingen’ van de LHV worden genoemd. Op grond hiervan hadden de huisartsen gegronde redenen om zich niet bekwaam te achten en dus geen overeenkomst aan te gaan. De huisartsen hebben zorgvuldig gehandeld door tijdig en beargumenteerd uit te leggen waarom zij geen zorg aan de cliënten wil verlenen. Zij hebben meegedacht over alternatieven en zij hebben de instelling voldoende gelegenheid geboden om de zorg op een andere manier te regelen door ondanks de opzegging van de overeenkomst nog twee maanden lang de noodzakelijke zorg te willen verlenen. De klacht van klagers wordt ongegrond verklaard. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep van klagers tegen deze beslissing.

  • ECLI:NL:TADRSGR:2024:35 Raad van Discipline 's-Gravenhage 23-513/DH/RO

    Verzet ongegrond. Hoewel in de voorzittersbeslissing een feitelijke onjuistheid staat, is de beoordeling van de voorzitter niet mede op dat onjuiste feit gebaseerd.

  • ECLI:NL:TAHVD:2024:55 Hof van Discipline 's Gravenhage 230391

    Hoger beroep tegen een door de raad ongegrond verklaard verzet niet-ontvankelijk. Het hof bepaalt dat klaagster misbruik maakt van recht door herhaaldelijk op lichtzinnige gronden beroep in te stellen in zaken waarin beroep niet openstaat. 

  • ECLI:NL:TADRSGR:2024:36 Raad van Discipline 's-Gravenhage 23-473/DH/DH

    Klacht over napleiten door de advocaat wederpartij in een familiezaak. Verwijt is dat verweerster bij het indienen/reageren op een herstelverzoek (ogv artikel 31 en 32 Rv) met nieuwe argumenten en gezichtspunten achteraf heeft geprobeerd de rechtbank tot een andere beslissing te wenden. De raad is van oordeel dat in de eerste brief geen nieuwe feiten naar voren zijn gebracht. In het licht van de specifieke omstandigheden van het geval acht de raad ook de tweede brief niet tuchtrechtelijk verwijtbaar. Hoewel verweerster had kunnen volstaan met de stelling dat de afspraak niet was gemaakt, begrijpt de raad dat verweerster met de gegeven informatie heeft willen illustreren dat het namens klager gevraagde niet overeengekomen was. Klacht ongegrond.

  • ECLI:NL:TAHVD:2024:56 Hof van Discipline 's Gravenhage 230384

    Hoger beroep tegen een door de raad ongegrond verklaard verzet niet-ontvankelijk. 

  • ECLI:NL:TADRSHE:2024:26 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch 23-904/DB/ZWB

    Voorzittersbeslissing. Klacht over advocaat van de wederpartij. Omdat niet is gebleken dat verweerster de grenzen van de aan haar, in haar hoedanigheid van advocaat van de wederpartij, toekomende vrijheid heeft overschreden verklaart de voorzitter de klacht kennelijk ongegrond.

  • ECLI:NL:TADRSHE:2024:27 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch 23-894/DB/OB

    Voorzittersbeslissing. Klacht over de eigen advocaat over de kwaliteit van de dienstverlening. De voorzitter heeft in het dossier geen aanknopingspunten gevonden voor de juistheid van klagers verwijt dat verweerder die opdracht niet heeft uitgevoerd. Dat klager het niet eens is met de inhoud van verweerders conclusies en advies maakt nog niet dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld. Het is de taak van een advocaat om de cliënt naar behoren te adviseren over de kans van slagen en de (on)mogelijkheden in een zaak. Kennelijk ongegrond.

  • ECLI:NL:TGZRAMS:2024:34 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2023/5764

    Gegronde klacht tegen een arts. Bij klaagster is 21 jaar geleden borstkanker vastgesteld, waarna een borstsparende operatie heeft plaatsgevonden. Eind 2022 zijn bij klaagster plekjes op haar borst ontstaan. De arts, die als ANIOS werkzaam is in het verpleeghuis waar klaagster woont, heeft die plekjes behandeld met een crème. Na 12 weken behandeling heeft de arts een consult aangevraagd bij de dermatoloog en werd klaagster naar het ziekenhuis verwezen voor onderzoek. Daaruit bleek dat sprake was van teruggekeerde borstkanker. Het college oordeelt dat de arts niet gehandeld heeft in strijd met haar zorgplicht door een behandeling met de crème te starten en het beloop daarvan te monitoren. Toen echter na 9 weken de verwachte genezing nog altijd uitbleef, en er ook al geruime tijd geen verbetering meer was gezien, de supervisor van de arts had geadviseerd om bij uitblijvend resultaat een dermatologisch consult aan te vragen en met klaagster en haar familie is afgesproken dat dit consult zou worden gevraagd, heeft zij zonder goede reden en zonder overleg besloten om door te gaan met de behandeling en opnieuw het resultaat af te wachten. Klacht is gegrond, waarschuwing.

  • ECLI:NL:TGZRAMS:2023:288 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2023/5396

    Voorzittersbeslissing. Klacht tegen een huisarts kennelijk niet-ontvankelijk. Klager heeft een klacht ingediend over het door hem veronderstelde handelen van de huisarts rondom het overlijden van zijn moeder. Naar het oordeel van de voorzitter heeft klager zijn klacht onvoldoende verduidelijkt. Klager heeft niet duidelijk gemaakt op welk handelen of nalaten van de huisarts zijn klacht betrekking heeft. Klager heeft ook te kennen gegeven dat hij niet weet wat er is gebeurd en dat hij dat nu juist graag wil achterhalen. De procedure bij het tuchtcollege is echter niet bedoeld om op deze wijze informatie te verkrijgen omtrent het handelen van een zorgverlener. Nu geen sprake is van een voldoende concreet verwijt aan het adres van de huisarts, voldoet de klacht niet aan de daaraan gestelde eisen. Bovendien is klager niet gerechtigd om de klacht in te dienen. Uit het klaagschrift en het proces-verbaal van het mondelinge vooronderzoek blijkt dat de moeder van klager een levensgezel had, te weten de vader van de huisarts. Daarnaast zijn er bijzondere omstandigheden die aanleiding geven om eraan te twijfelen dat klager de wil van zijn moeder vertegenwoordigt. Klager kan niet geacht worden de wil van zijn overleden moeder te vertegenwoordigen. De levensgezel zou daartoe wel gerechtigd zijn, maar van zijn instemming met het indienen van deze tuchtklacht is niet gebleken. Dit betekent dat de klacht kennelijk niet-ontvankelijk is.