Zoekresultaten 20681-20690 van de 42611 resultaten

  • ECLI:NL:TADRAMS:2016:218 Raad van Discipline Amsterdam 16-388/A/NH

    Verzetbeslissing. Klacht over eigen advocaat. Verzet ongegrond.

  • ECLI:NL:TADRSHE:2016:171 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch 16-508/DB/ZWB

    Nu de werkzaamheden vielen onder het bereik van een verleende toevoeging was het  verweerder niet toegestaan deze te verrichten op betalende basis. Artikel 24 lid 3 van de Gedragsregels 1992 ziet slechts op de situatie waarin een cliënt op voorhand afziet van gefinancierde rechtshulp en dit expliciet schriftelijk is vastgelegd en niet op de mogelijkheid om een zaak waarin eenmaal een toevoeging is verleend, zonder intrekking van de aanvraag op betalende basis te behandelen. Klacht gegrond. Maatregel waarschuwing.

  • ECLI:NL:TGZRZWO:2016:121 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle 276/2015

      Klacht tegen plastisch chirurg. Klager wenste stevigere borsten en bezocht verweerder. Verweerder heeft een borstlift uitgevoerd volgens de Benelli procedure en borstprotheses geplaatst met een volume van 600 cc. Klaagster verwijt verweerder (samengevat) dat hij onvoldoende onderzoek heeft gedaan naar de juiste prothesemaat, nalatig is geweest in het geven van goede voorlichting, een te grote prothesemaat heeft gekozen, onvoldoende verslaglegging heeft gedaan, onvoldoende nazorg heeft verleend, gekozen heeft voor approximeren in plaats van het verwijderen van de protheses en te kort is geschoten in de communicatie en bejegening. Klacht op bijna alle onderdelen gegrond. Verweerder heeft klaagster een onjuist advies gegeven en had niet voor deze ingreep mogen kiezen. Verweerder heeft onvoldoende nazorg verleend en had, toen klaagster problemen kreeg, moeten kiezen voor het verwijderen van de protheses. Het college legt verweerder de maatregel op van schorsing van de inschrijving in het register voor de duur van drie maanden, met een proeftijd van twee jaar.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2016:329 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2015.042

    Sinds 1997 staat klager onder behandeling in het ziekenhuis waar de oogarts werkzaam is. Op 7 februari 2008 heeft klager een controleafspraak bij de oogarts gehad. Klager verwijt de oogarts onder andere dat hij onzorgvuldig heeft gehandeld door het gebruik van Betoptic te beëindigen, Xalatan voor te schrijven en onvoldoende rekening te houden met de aan het gebruik van Xalatan verbonden risicofactoren. Ook verwijt klager de oogarts dat hij klager niet heeft doorverwezen naar een retinaspecialist. Het Regionaal Tuchtcollege wijst de klacht af. Het Centraal Tuchtcollege is van oordeel dat een verandering van de medicatie geïndiceerd was om te voorkomen dat zichtverlies bij klager zou optreden . Ten opzichte van patiënten waarbij de bij klager aanwezige risicofactoren niet spelen, had klager relatief gezien een iets verhoogd risico op het ontstaan van een maculaoedeem, maar het absolute risico daarop bleef laag. Het ligt niet in de rede dat bij een doorverwijzing naar een retinaspecialist een kans op behoud van de visus zou hebben bestaan. Het beroep wordt verworpen.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2016:330 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2015.208

    Sinds 1997 staat klager onder behandeling in het ziekenhuis waar de oogarts werkzaam is. Op 7 februari 2008 heeft klager een controleafspraak bij de oogarts gehad. Klager verwijt de oogarts onder andere dat hij onzorgvuldig heeft gehandeld door het gebruik van Betoptic te beëindigen, Xalatan voor te schrijven en onvoldoende rekening te houden met de aan het gebruik van Xalatan verbonden risicofactoren. Ook verwijt klager de oogarts dat hij klager niet heeft doorverwezen naar een retinaspecialist. Het Regionaal Tuchtcollege wijst de klacht af. Het Centraal Tuchtcollege is van oordeel dat een verandering van de medicatie geïndiceerd was om te voorkomen dat zichtverlies bij klager zou optreden . Ten opzichte van patiënten waarbij de bij klager aanwezige risicofactoren niet spelen, had klager relatief gezien een iets verhoogd risico op het ontstaan van een maculaoedeem, maar het absolute risico daarop bleef laag. Het ligt niet in de rede dat bij een doorverwijzing naar een retinaspecialist een kans op behoud van de visus zou hebben bestaan. Het beroep wordt verworpen.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2016:331 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2015.460

      Niet is gebleken dat het Regionaal Tuchtcollege zonder dat klaagster het wist contact heeft opgenomen met de internist-intensivist. Ook is niet gebleken dat de ademfrequentie van de patiënt is toegenomen door de toediening van morfine, zoals door klaagster wordt gesteld. Verwerpt het beroep.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2016:332 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2016.123

      Klacht tegen een specialist ouderengeneeskunde. Klager verwijt de specialist (samengevat) dat patiënte vergaand werd beperkt in haar vrijheden en dat d e toegezegde onafhankelijke observaties, het bejegeningsplan en het onderzoek door een GGZ-arts niet tot stand zijn gekomen. Het Regionaal Tuchtcollege heeft de klacht afgewezen. H et Centraal Tuchtcollege is van oordeel dat het Regionaal Tuchtcollege klagers klacht terecht in alle onderdelen ongegrond heeft verklaard. Het Centraal Tuchtcollege verenigt zich met de overwegingen van het Regionaal Tuchtcollege en maakt deze tot de zijne. Het beroep wordt verworpen.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2016:333 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2016.124

      Klacht tegen een specialist ouderengeneeskunde. Klager verwijt de specialist ouderengeneeskunde in beroep dat zij 1 ) na 10 mei 2013 zonder toelichting Trazodon heeft verstrekt, bovenop ander medicatie 2) niet heeft gewezen op de mogelijkheden het verpleeghuis te verlaten conform artikel BOPZ 61 lid 2 maar onterecht heeft gedreigd om de politie in te schakelen bij het verlaten van het verpleeghuis 3) patiënte haar vrijheid ernstig en langdurig heeft beperkt 4) bovenop andere medicatie, zonder verdere reden, dormicum ’s-ochtends en ’s-avonds heeft toegediend, hetgeen behelst een poging tot genadedood tegen de wil van patiënte. Het Regionaal Tuchtcollege heeft klacht afgewezen . Het Centraal Tuchtcollege verenigt zich met de overwegingen van het Regionaal Tuchtcollege en maakt deze tot de zijne. Het beroep wordt verworpen.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2016:334 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2016.085

      Klacht tegen bedrijfsarts: Klager heeft in april 2014 een operatie aan zijn voet ondergaan. In september 2014 is hij volledig arbeidsgeschikt geacht in zijn eigen/passend werk. In verband met het vervallen van zijn functie is binnen de sociale werkvoorziening –waar hij sinds 1990 werkzaam was- naar passende werkzaamheden gezocht. Verweerder achtte klager geschikt voor de werkzaamheden op afdeling 5. Dit is besproken tijdens een spreekuurbezoek. Klager was het hier niet mee eens, omdat hij -naar eigen zeggen- niet binnen  kon werken. Hij had altijd in de buitendienst gewerkt. De klacht houdt in dat verweerder aan de werkgever een ander advies heeft gegeven dan aan klager, dat verweerder dit advies niet eerst met klager heeft besproken en dat de werkzaamheden op afdeling 5 niet passend zijn Het Regionaal Tuchtcollege verklaart de klacht ongegrond. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2016:328 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2016.016

      Klacht tegen psychiater/psychotherapeut. IGZ verwijt verweerder betrokken te zijn bij het stellen van zware diagnoses bij patiënten, zonder dat deze diagnoses voortvloeien uit de werkelijke toestand van de patiënten en waarbij deze patiënten als doel hadden gelden te innen bij het UWV en de CIZ. Meer specifiek klaagt IGZ dat verweerder in zeven onderzochte dossiers niet heeft gehandeld overeenkomstig de professionele standaard en de voor hem geldende beroeps- en gedragscodes. Het Regionaal Tuchtcollege heeft de inschrijvingen van verweerder doorgehaald, aan verweerder bij wijze van voorlopige voorziening een schorsing met onmiddellijke ingang opgelegd en publicatie van de beslissing gelast. Bij tussenbeslissing heeft het Centraal Tuchtcollege de opgelegde schorsing opgeheven; vervolgens heeft het Centraal Tuchtcollege de beslissing in eerste aanleg vernietigd en aan verweerder opgelegd een schorsing van zijn inschrijving in beide hoedanigheden voor de duur van een jaar en daarbij bepaald dat van die schorsing het gedeelte dat nog niet feitelijk is ondergaan ingevolge de door het Regionaal Tuchtcollege uitgesproken voorlopige voorziening, niet ten uitvoer wordt gelegd onder de voorwaarde dat verweerder zich in beide hoedanigheden, binnen een periode van twee jaren, te rekenen vanaf de dag van deze uitspraak, niet schuldig maakt aan tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen. Het Centraal Tuchtcollege gelast voorts publicatie van de beslissing.