ECLI:NL:TADRSHE:2016:171 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch 16-508/DB/ZWB

ECLI: ECLI:NL:TADRSHE:2016:171
Datum uitspraak: 07-11-2016
Datum publicatie: 11-11-2016
Zaaknummer(s): 16-508/DB/ZWB
Onderwerp:
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Financiën
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Financiën
Beslissingen: Waarschuwing
Inhoudsindicatie: Nu de werkzaamheden vielen onder het bereik van een verleende toevoeging was het  verweerder niet toegestaan deze te verrichten op betalende basis. Artikel 24 lid 3 van de Gedragsregels 1992 ziet slechts op de situatie waarin een cliënt op voorhand afziet van gefinancierde rechtshulp en dit expliciet schriftelijk is vastgelegd en niet op de mogelijkheid om een zaak waarin eenmaal een toevoeging is verleend, zonder intrekking van de aanvraag op betalende basis te behandelen. Klacht gegrond. Maatregel waarschuwing.

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort  ’s-Hertogenbosch

van 7 november 2016

in de zaak 16-508/DB/ZWB

naar aanleiding van de klacht van:

klaagster

tegen:

verweerder

1          Verloop van de procedure

1.1      Op 6 juli 2015 heeft klaagster bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Zeeland West Brabant mondeling een klacht ingediend over verweerder.

1.2      Bij brief aan de raad van 30 mei 2016 met kenmerk K15-062 , door de raad ontvangen op 31 mei 2016, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Zeeland West Brabant de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.3      De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 26 september 2016 in aanwezigheid van klaagster en verweerder . Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.4      De raad heeft kennis genomen van:

-           het klachtdossier;

de brief van verweerder d.d. 6 september 2016, met bijlagen.

2          FEITEN

2.1      Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende feiten uitgegaan.

2.2      Verweerder heeft klaagster bijgestaan in drie zaken betreffende:

1.    beëindiging samenwoning met nevenvorderingen;

2.    verzoeken tot ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing;

3.    boedelverdeling.

De intake van zaak 1 vond plaats op 9 april 2014. Verweerder heeft diezelfde dag een opdrachtbevestiging aan klaagster verzonden waarin hij onder meer schrijft:

“Hedenmiddag, 9 april 2014, hebben wij met elkaar op mijn kantoor gesproken  omtrent (…) uw wens om de samenleving te verbreken en af te wikkelen (…). Inzake mijn kosten vraag ik voor u een toevoeging aan bij de Raad voor Rechtsbijstand, zoals afgesproken”.

Verder  bevestigt verweerder daarin de afspraak dat hij zijn honorarium van € 140,- exclusief btw in rekening brengt als de toevoeging wordt afgewezen of vanwege het bereikte resultaat wordt ingetrokken. Verweerder heeft op 9 april 2014 de toevoeging aangevraagd.

Bij brief van 16 april 2014 schrijft verweerder aan klaagster onder meer:

“Met referte aan de bespreking van heden op mijn kantoor, d.d. 16 april 2014, bevestig ik dat met u is afgesproken dat ik de verbreking samenleving met de heer X voor u zal behandelen. Ik zal voor u optreden tegen mijn uurtarief ad. 140,- euro (exclusief BTW) zoals afgesproken. Heden is met u afgesproken dat u deze kwestie aanmeldt bij uw verzekeringsmaatschappij. Als u dekking heeft en advocaatkeuzerecht, dan verneem ik dat graag van u. Bijgaand ontvangt u een voorschotnota, zoals afgesproken (..)”

Op 5 mei 2014 is in deze zaak een toevoeging verleend onder nummer 1GS0395 met een eigen bijdrage van € 849,-.

Op 6 juni 2014 is ook voor zaak 2 is een toevoeging aangevraagd. Verlening vond plaats op 20 juni 2014 onder nummer 1GT7587 met een eigen bijdrage van € 823,-.

Voor zaak 3 is een toevoeging aangevraagd op 13 juni 2014. Deze werd verleend op 27 juni 2014 onder nummer 1GT9429 met een eigen bijdrage van € 849,- met de opmerking dat het advies in deze zaak valt onder het bereik van toevoeging 1GS0395. Er is niet geprocedeerd over de verdeling van de boedel.

In zaak 1 heeft verweerder klaagster zijn honorarium in rekening gebracht. De eerste nota ontving klaagster bij voormelde brief van verweerder van 16 april 2014. Verweerder heeft in die zaak niet de eigen bijdrage van de toevoeging aan klaagster in rekening gebracht. In zaak 2 heeft verweerder aan klager de eigen bijdrage van de toevoeging in rekening gebracht. In zaak 3 heeft verweerder geen kosten en ook niet de eigen bijdrage aan klaagster in rekening gebracht.

3          KLACHT

3.1      Ter zitting heeft klaagster onderdeel 2 van haar oorspronkelijke klacht met instemming van verweerder ingetrokken. De klacht houdt thans, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat hij in strijd met regel 24 lid 2 van de Gedragsregels 1992 heeft gehandeld.

                          3.2     Ter toelichting heeft klaagster - kort en zakelijk weergegeven - het volgende naar voren gebracht.

Ondanks de verleende toevoeging heeft verweerder toch zijn kosten bij klaagster gedeclareerd. In de brief van 16 april 2014 staat niet dat de toevoeging niet is verleend, noch dat klaagster afstand heeft gedaan van haar recht op een toevoeging. In oktober 2014 heeft verweerder telefonisch meegedeeld dat klaagster niet in aanmerking zou komen voor de toevoeging omdat zij een eigen huis heeft. Daarom heeft zij de nota’s van verweerder op basis van uurtarief betaald.

4        VERWEER

4.1     Ten aanzien van zaak 1 is klaagster er bij de intake op gewezen dat in de toevoegingsregeling ook een resultaatsbeoordeling is gelegen, die ertoe kan leiden dat de Raad voor Rechtsbijstand achteraf een toevoeging intrekt en dat dan alsnog op basis van een uurtarief moet worden afgerekend. Er is op initiatief van klaagster afgesproken dat de zaak van meet af aan zou worden behandeld tegen uurtarief. Er is alleen een toevoeging aangevraagd om klaagster in de procedurekosten (vermindering griffierecht en deurwaarderskosten) tegemoet te komen. De eigen bijdrage van de toevoeging is niet in rekening gebracht. Per abuis heeft verweerder in de standaardbrief van 9 april 2014 vergeten te vermelden dat het afgesproken uurtarief ook geldt als de toevoeging wel wordt verleend. Dit verzuim is in latere brieven herhaaldelijk hersteld. Klaagster heeft de voorschotnota’s steeds betaald en daarover niet geklaagd. Klaagster heeft afschriften van de toevoegingen van de Raad voor Rechtsbijstand ontvangen.

In zaak 2 is alleen de eigen bijdrage in rekening gebracht. Er is in deze zaak geen uurtarief in rekening gebracht. In zaak 3 zijn geen werkzaamheden verricht. De eigen bijdrage en andere kosten zijn niet in rekening gebracht.

5        BEOORDELING

5.1     De Advocatenwet is met ingang van 1 januari 2015 gewijzigd. De onderhavige klacht is bij de deken ingediend na 1 januari 2015 en wordt daarom door de raad behandeld en beoordeeld op grond van het nieuwe recht. Waar in deze beslissing naar de Advocatenwet wordt verwezen, wordt de nieuwe Advocatenwet bedoeld.

5.2     Op grond van gedragsregel 24 lid 2 is het de advocaat niet toegestaan om een vergoeding voor zijn werkzaamheden te bedingen of in ontvangst te nemen voor de behandeling van een zaak waarvoor hij is toegevoegd afgezien van eigen bijdragen en verschotten volgens de daarvoor geldende regels. In het derde lid van genoemde gedragsregel is bepaald dat wanneer een cliënt in aanmerking komt voor een toevoeging maar niettemin verkiest daarvan geen gebruik te maken, de advocaat dit schriftelijk moet vastleggen. De raad zal de klacht in het licht van het vorenstaande beoordelen.

5.3     Uit de stukken en het verhandelde ter zitting blijkt dat verweerder alleen in zaak 1 zijn uurtarief bij klaagster in rekening heeft gebracht. Wat betreft de overige zaken die verweerder voor klaagster heeft behandeld is dit niet het geval, zodat de klacht zich toespitst op verweerders declaratiegedrag in zaak 1. De raad stelt vast dat in die zaak aan klaagster een toevoeging is verleend ter zake van de beëindiging samenwoning met nevenvorderingen, waaronder advies ter zake de verdeling van de boedel. Naar het oordeel van de raad vallen de door verweerder in deze zaak verrichte werkzaamheden onder het bereik van de aan klaagster verleende toevoeging en mocht verweerder, gelet op het bepaalde in artikel 24, tweede lid van de Gedragsregels, zijn werkzaamheden niet verrichten op betalende basis. Evenmin was dit verweerder toegestaan op grond van artikel 24 lid 3 van de Gedragsregels. Nog daargelaten dat uit het dossier niet blijkt dat van een schriftelijke afspraak als bedoeld in dit artikel sprake was, ziet deze bepaling immers op de situatie waarin een cliënt reeds op voorhand afziet van gefinancierde rechtshulp en niet op de mogelijkheid om een zaak waarin eenmaal een toevoeging is verleend, zonder intrekking van de aanvraag, op betalende basis te behandelen. Gelet hierop heeft verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld. De  raad zal de klacht gegrond verklaren.

6        MAATREGEL            

6.1     Verweerder heeft gedurende een procedure waarvoor door de Raad voor Rechtsbijstand een toevoeging was verleend, een vergoeding (anders dan de eigen bijdrage) in ontvangst genomen. De raad acht ter zake de maatregel van waarschuwing passend en geboden.

7         GRIFFIERECHT EN KOSTENVEROORDELING

7.1.    Aangezien de klacht gegrond zal worden verklaard, moet verweerder het door klaagster betaalde griffierecht aan haar vergoeden.

7.2.    De raad ziet daarnaast aanleiding om verweerder   overeenkomstig artikel 48, zesde lid, Advocatenwet te veroordelen in de kosten die klaagster in verband met de behandeling van de klacht redelijkerwijs heeft moeten maken. Deze kosten worden vastgesteld op een bedrag van EUR 50,00 aan reiskosten.

7.3     De raad ziet eveneens aanleiding om verweerder overeenkomstig artikel 48, zesde lid, Advocatenwet te veroordelen in de kosten die ten laste komen van de Nederlandse Orde van Advocaten in verband met de behandeling van de zaak. Deze kosten worden vastgesteld op EUR 1.000,00 en moeten binnen vier weken na het onherroepelijk worden van deze beslissing aan de Nederlandse Orde van Advocaten worden betaald. Dit bedrag kan worden betaald op rekeningnummer IBAN:NL85 INGB 0000 079000, BIC:INGBNL2A, t.n.v. Nederlandse Orde van Advocaten, Den Haag, onder vermelding van “kostenveroordeling” en het zaaknummer.

BESLISSING

De raad van discipline:

-        verklaart de klacht gegrond;

-        legt aan verweerder de maatregel van waarschuwing op;

-        veroordeelt verweerder tot betaling van het griffierecht van EUR 50,00 aan klaagster;

-        veroordeelt verweerder tot betaling van de proceskosten van EUR 50,00 aan klaagster;

-        veroordeelt verweerder tot betaling van de proceskosten van EUR 1.000,00 aan de Nederlandse Orde van Advocaten.

Aldus beslist door mr.  P.H. Brandts , voorzitter, mrs. A.J.F. van Dok en J.D.E. van den Heuvel, leden, bijgestaan door mr. A.M.T.A. Verhagen als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 7 november 2016.

Griffier                                                                                             Voorzitter

Deze beslissing is in afschrift op 8 november 2016

verzonden aan:

-            klaagster

-            verweerder

-            de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Zeeland West Brabant    

-            de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

-            de secretaris van de Nederlandse Orde van Advocaten

-            het College van Toezicht van de Nederlandse Orde van Advocaten

Van deze beslissing staat hoger beroep bij het Hof van Discipline open voor:

-            verweerder

-            de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Zeeland West Brabant     

-    de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.      Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:

Postbus 85452, 2508 CD Den Haag

b.      Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres:

Kneuterdijk 1, 2514 EM Den Haag

Teneinde er zeker van te zijn dat voor de ontvangst getekend kan worden of dat pakketten die niet in een reguliere brievenbus besteld kunnen worden, afgegeven kunnen worden dient u telefonisch contact op te nemen met de griffie van het hof.

Het telefoonnummer van het Hof van Discipline is 088-2053777

c.       Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is 088-2053701

Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

d.         Per e-mail

Het e-mailadres van het Hof van Discipline is: griffie@hofvandiscipline.nl .

Tegelijkertijd  met de indiening per e-mail dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post, voorzien van een originele handtekening, te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

Informatie ook op www.hofvandiscipline.nl