Zoekresultaten 791-800 van de 2789 resultaten

  • ECLI:NL:TNORARL:2019:11 Kamer voor het notariaat Arnhem-Leeuwarden C/05/339499 KL RK 18-86

    Klager verwijt de notaris ongeoorloofde verrekening van zijn declaratie met een ten behoeve van de verkoper/failliet ten onrechte op de kwaliteitsrekening betaald bedrag. De kamer oordeelt dat de vraag of artikel 53 Faillissementswet (Fw) hier van toepassing is, is voorbehouden aan de civiele rechter. Klager heeft ter zitting ook met zoveel woorden toegegeven dat de motieven voor indiening van deze tuchtklacht niet zuiver tuchtrechtelijk van aard zijn. Dit neemt echter niet weg dat de notaris, gelet op de vaste tuchtrechtspraak, voor het verrekenen van zijn declaratie met gelden op de kwaliteitsrekening in het algemeen toestemming nodig heeft van de cliënt dan wel rechthebbende. Feiten of omstandigheden op grond waarvan dit in deze zaak anders zou zijn, zijn niet gesteld en niet gebleken. In het licht van het zorgvuldigheidsgebod van artikel 17 Wna volgt uit het voorgaande dat het in deze zaak op de weg van de notaris had gelegen ervoor te zorgen dat ofwel de toestemming van de verkoper/failliet voor de verrekening van de declaratie schriftelijk in het dossier aanwezig was ofwel een schriftelijke bevestiging van de notaris aan de verkoper/failliet van de gegeven toestemming. De eigen aantekening van de notaris betreffende de mondelinge toestemming van de verkoper/failliet volstaat daarom niet. Naar het oordeel van de kamer is het tuchtrechtelijk verwijt dat de notaris hiervan, gelet op de feiten en omstandigheden in deze zaak, gemaakt moet worden niet zodanig zwaar dat dit tot oplegging van een maatregel zou moeten leiden.  

  • ECLI:NL:TNORSHE:2018:32 Kamer voor het notariaat 's-Hertogenbosch SHE/2017/86

      Klager verwijt de notaris het volgende: 1.            dat hij gemaakte afspraken niet is nagekomen; 2.            dat de notaris klager zou hebben gedwongen om een keuze te maken; 3.            dat broer Martin van de notaris geen informatie hoefde te verstrekken; 4.            dat er geen toestemming aan klager is gevraagd of de notaris de erf- loon- en inkomstenbelasting mocht opmaken; 5.            dat er teveel erfbelasting is betaald doordat er geen aanvraag verlaging WOZ-waarde is ingediend; 6.            dat klager geen inzage krijgt in de papieren die broer Martin bij de notaris heeft ingeleverd terwijl broer Martin in een mail aangeeft dat deze voor een ieder ter inzage liggen bij de notaris; 7.            dat klager geen inzicht in de declaraties heeft gekregen; 8.            dat hij geen afrekening heeft ontvangen; 9.            dat de notaris geen gespreksnotities heeft gemaakt van de gesprekken die hij heeft gevoerd met een van de broers of zus van klager; 10.         dat hij opdracht zou hebben gegeven aan broer Martin om eerst een taxatie van het huis te laten maken. Dit zijn kosten voor niets want een goede makelaar doet dit toch zelf. Alle onderdelen slagen niet. Klacht ongegrond.

  • ECLI:NL:TNORARL:2019:8 Kamer voor het notariaat Arnhem-Leeuwarden C/05/342033 / KL RK 18-123

    Naar het oordeel van de kamer heeft de notaris het verzoek om het adres te wijzigen twee maanden nadat zij de akte van oprichting had gepasseerd, te lichthartig opgevat. De notaris had niet zonder meer mogen afgaan op de mededeling van [W] dat alles in orde was. Voordat de notaris overging tot het verlenen van haar medewerking aan het doorgeven van de adreswijziging aan de Kamer van Koophandel, had zij zelf onderzoek moeten doen door de huurovereenkomst of een eigendomsbewijs op te vragen.

  • ECLI:NL:TNORARL:2019:7 Kamer voor het notariaat Arnhem-Leeuwarden C/05/338729 KL RK 18-79 C/05/338730 KL RK 18-80

      Klaagster beklaagt zich over het gebrek aan voortgang in de afwikkeling van de nalatenschap en voorts het gebrek aan communicatie over de stand van zaken.   De kamer heeft de klacht gegrond verklaard. Gelet op het feit dat de notarissen de door hen in hun brief van 30 maart 2017 gedane toezeggingen in december 2018 nog steeds niet volledig zijn nagekomen. Verder acht de kamer het verwijtbaar dat de notarissen klaagster onvoldoende hebben geïnformeerd over de stand van zaken in de afwikkeling.   Aan zowel de notaris als de kandidaat-notaris wordt de maatregel van waarschuwing opgelegd.

  • ECLI:NL:TNORAMS:2019:2 Kamer voor het notariaat Amsterdam 656728/NT 18-53

    Klager is met de koper van zijn woning, in verband met een probleem met asbest en tijdsdruk, overeengekomen een depotovereenkomst te laten opstellen. Bij de overdacht werd pas duidelijk welke kosten de notaris klager in rekening bracht voor het opstellen van de depotovereenkomst. Klager vond die kosten veel te hoog, maar verlaging daarvan was onbespreekbaar. Vervolgens heeft de notaris de depotovereenkomst niet uitgevoerd zoals deze was bedoeld: hij heeft het depotbedrag zonder toestemming van enige partij aan klager uitgekeerd. Toen dat duidelijk werd heeft klager van een medewerker van de notaris de instructie gekregen het depotbedrag onmiddellijk terug te storten. Klager vindt die gang van zaken onacceptabel. Klager meent dat de notaris zijn zorgplicht heeft geschonden.  Klagers verwijt over de gang van zaken op het notariskantoor, de bejegening van de medewerker van de notaris nadat de door de notaris gemaakte fout was ontdekt, gecombineerd met het niet-reageren van de notaris, is naar het oordeel van de kamer gegrond. Waar vaststaat dat door de notaris een fout is gemaakt, was een andere toon van de medewerker op zijn plaats geweest en de notaris had klager, ook nog nadat klager de klacht had ingediend, op enige wijze kunnen laten weten dat hij de door hem gemaakte fout betreurde en daarvoor zijn excuses kunnen aanbieden. De ernst van het verwijt is echter niet van dien aard, dat de kamer de notaris daarvoor een maatregel oplegt. Daarbij houdt de kamer ook rekening met het feit dat de notaris ter zitting alsnog zijn spijt over de gang van zaken heeft betuigd.

  • ECLI:NL:TNORSHE:2018:31 Kamer voor het notariaat 's-Hertogenbosch SHE/2018/10

    BFT verwijt notaris dat zij een bedrag op de derdengeldenrekening (openstaande posten overdrachtsbelasting) ten onrechte niet heeft uitgekeerd aan rechthebbende cliënten. Perikelen i.v.m. opheffing rekening courant-systeem Belastingdienst in 2007. Notaris heeft niets van doen gehad met de wijze waarop het kantoor van de notaris wiens protocol zij in 2010 heeft overgenomen de transacties in verband met door cliënten verschuldigde overdrachtsbelasting in 2006/2007 in de financiële administratie heeft verwerkt. Na de overname van het protocol heeft zij echter onvoldoende voortvarend opgetreden. Toen eind 2016 duidelijk werd dat het bedrag in het verleden niet ten laste van het resultaat was gebracht en het BFT afwijzend reageerde op haar voorstel om bindend advies te vragen over de civielrechtelijke vraag wie aanspraak maakte op het bedrag (zij had toegezegd dit advies te zullen opvolgen), had zij niet mogen stilzitten op de wijze waarop zij dat heeft gedaan. De maatschappij moet er immers op kunnen vertrouwen dat een notaris er alles aan doet om ervoor te zorgen dat de aan haar/hem toevertrouwde gelden zo spoedig mogelijk aan de rechthebbenden worden toegekeerd. Waarschuwing.

  • ECLI:NL:TNORAMS:2019:3 Kamer voor het notariaat Amsterdam 650297/NT 18-33 650394/NT 18-34 650308/NT 18-35

    Klacht over een fout in een (leverings)akte van 1994. Klacht tegen drie notarissen: de oud-notaris (notaris 1, gedefungeerd in 2009), de waarnemer van de oud-notaris die de akte heeft gepasseerd (notaris 2) en de protocolopvolger van notaris 1 (sinds 2016, notaris 3). Klaagster heeft in het huis van haar overleden vader een archiefdoos met oude aktes gevonden, eentje uit 1955, waaruit blijkt dat het pand dat toebehoorde aan haar overleden overgrootvader bij de verdeling van zijn nalatenschap was toegedeeld aan zijn tweede echtgenote, met dien verstande dat aan de andere erfgenaam van overgrootvader, de grootvader van klaagster, bij verkoop van dat pand voor een koopsom van meer dan fl. 40.000, 75% van dat meerdere zou toekomen. De grootvader van klaagster is in 1973 overleden. De tweede echtgenote van de overgrootvader van klaagster heeft het pand in 1994 verkocht en geleverd voor fl 410.000. In de akte van 1994 is vermeld dat zij de enig erfgenaam was. Klaagster verwijt notarissen 1 en 2 onder meer dat zij destijds niet aan hun onderzoeksplicht hebben voldaan; zij hadden in 1994 de erfgenamen van de overgrootvader van klaagster dienen op te sporen. Klaagster verwijt notaris 3 dat zij feiten achtergehouden zou hebben toen klaagster haar (kantoor) vroeg om inzage in het dossier. De kamer stelt vast dat notaris 3 niets tuchtrechtelijk valt te verwijten. Gelet op de wettelijke bewaartermijn van twintig jaar hoefde zij het dossier van de overgrootvader van klaagster ook niet meer te bewaren. Gelet op artikel 99 lid 21 Wna en de ratio van de in de Wna opgenomen vervaltermijn, is de kamer van oordeel dat klaagster niet kan worden ontvangen in haar klacht tegen notarissen 1 en 2. Klaagster is in hoger beroep gegaan tegen de beslissing van de kamer in haar klacht tegen notarissen 1 en 2.

  • ECLI:NL:TNORAMS:2019:1 Kamer voor het notariaat Amsterdam 655427/NT 18-48

    Vast staat immers dat de notaris in ieder geval op 28 november 2016 in het bezit was van de concept-koopovereenkomst van 17 oktober 2016. De notaris heeft het belang van deze concept-koopovereenkomst ook onderkend, getuige de bewoordingen van de notariële akte van 6 december 2016. Ook indien er van moet worden uitgegaan dat de notaris de ondertekende koopovereenkomst niet zou hebben ontvangen, acht de kamer het onbegrijpelijk dat zij ervoor heeft gekozen om in de akte van 6 december 2016 een verwijzing naar “de koopovereenkomst” op te nemen, zonder dat duidelijk was naar welke koopovereenkomst verwezen werd. Voorts zijn in die akte ten opzichte van de notariële akte van 21 januari 2015 afwijkende bewoordingen opgenomen ten aanzien van de nacalculatie van de koopprijs zonder enige verificatie bij klager. De notaris had eenvoudig haar werkzaamheden kunnen opschorten en had kunnen wachten met passeren totdat zij de ondertekende koopovereenkomst van partijen zou hebben ontvangen. Dit klemt te meer nu klager ter zitting desgevraagd heeft verklaard dat van enige spoed geen sprake was, hetgeen ook niet door de notaris is betwist. Met deze handelwijze heeft de notaris onduidelijkheid voor klager gecreëerd en hem in een procesrechtelijk nadeliger positie gebracht, aangezien de desbetreffende koopprijsbepaling in de akte van 2016 zich kennelijk (gezien het door verkoper ingenomen standpunt) kan laten lezen als een afwijking van de koopprijsbepaling in de koopovereenkomst van 17 oktober 2016 en als gevolg hiervan een geschil tussen klager en de verkoper is ontstaan.

  • ECLI:NL:TNORARL:2018:57 Kamer voor het notariaat Arnhem-Leeuwarden C/05/345187 KL RK 18-163

    Voorzittersbeslissing inzake waarneming protocol oud-notaris

  • ECLI:NL:TNORARL:2019:6 Kamer voor het notariaat Arnhem-Leeuwarden C/05/331509 / KL RK 18-1

    Naar het oordeel van de kamer heeft de notaris als vereffenaar zeer zorgvuldig gehandeld. Hij heeft veel tijd en aandacht besteed aan het opstellen van een volledige boedelbeschrijving, inclusief de lijst van gelegateerde kunstwerken. Bovendien heeft hij vele malen en op verschillende manieren geprobeerd klaagster hierbij te betrekken.