Zoekresultaten 651-660 van de 2789 resultaten

  • ECLI:NL:TNORAMS:2019:22 Kamer voor het notariaat Amsterdam 665859/NT 19-24

    De kamer overweegt dat de door klager geuite beschuldigingen aan het adres van de notaris niet zijn aangetoond. Klager heeft immers desgevraagd ter zitting niet kunnen aangeven welke leugens en beschuldigingen door de notaris als waarheid zijn geventileerd. Uit het betoog van de notaris tijdens de mondelinge behandeling van 4 januari 2019 had klager moeten begrijpen dat de notaris als gemachtigde van de beide broers en de zuster van klager optrad. Het stond de notaris vrij om als zodanig in die procedure op te treden. Dat de notaris daarbij enige kleuring in zijn betoog heeft aangebracht is naar het oordeel van de kamer niet klachtwaardig. Aan de gevraagde kostenveroordeling komt de kamer daarom niet toe. De klacht is dan ook ongegrond.  

  • ECLI:NL:TNORAMS:2019:20 Kamer voor het notariaat Amsterdam 664796/ NT 19-19

    De notaris heeft in zijn verweer aangevoerd dat de door klager ingediende klacht betreffende de declaratie van 4 januari 2018 ad € 453,75 in feite een declaratiegeschil betreft dat behandeld zou moeten worden door de Geschillencommissie Notariaat en niet door de kamer. De kamer acht klager in dit klachtonderdeel echter ontvankelijk, omdat klager desgevraagd ter zitting heeft verklaard dat hij niet de hoogte van de declaratie betwist maar dat de declaratie geheel ten onrechte aan hem is toegezonden en hij niet is gehouden deze te voldoen omdat beide conceptakten uiteindelijk niet zijn gepasseerd. De kamer volgt de klager echter niet in zijn verwijt dat in het geheel geen declaratie had mogen worden verstuurd. Voldoende is gebleken dat de notaris werkzaamheden heeft verricht en kosten heeft gemaakt ter uitvoering van de hem door klager verstrekte opdracht. Dat deze er in dit geval niet toe hebben geleid dat de aanvankelijk beoogde akten zijn getekend, omdat partijen het over de inhoud daarvan niet eens konden worden en uiteindelijk voor een ander traject hebben gekozen, maakt nog niet dat de notaris voor zijn werkzaamheden geen enkele beloning toekomt. Ook dit klachtonderdeel is derhalve ongegrond.  

  • ECLI:NL:TNORAMS:2019:21 Kamer voor het notariaat Amsterdam 663761/19-13

    De kamer acht, zoals ook door de notaris erkend, de klachten gegrond, met uitzondering van de schending van het (verscherpt) cliëntenonderzoek als bedoeld in de artikelen 3 en 8 Wwft en van de meldingsplicht op grond van artikel 16 Wwft. De schending van deze bepalingen kan naar het oordeel van de kamer niet onder de tuchtnorm van artikel 93 Wna worden geschaard, omdat met deze bepalingen andere belangen worden beschermd dan met artikel 93 Wna. In de Wwft zijn specifieke handhavings- en sanctiebepalingen opgenomen die door het BFT kunnen worden ingezet bij overtreding van de in de Wwft opgenomen bepalingen (artikel 26 e.v. Wwft). Ingevolge artikel 111a Wna is het BFT belast met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens de Wna. Indien bij de uitoefening van dat toezicht van feiten of omstandigheden blijkt die naar zijn oordeel voldoende grond opleveren voor het opleggen van een tuchtmaatregel, kan het BFT een klacht indienen (artikel 111b Wna). Indien bij dat toezicht blijkt van schending van de bepalingen van de Wwft dient het BFT zich ten aanzien van die schending te bedienen van de sanctiebepalingen uit de Wwft. Het indienen van een klacht op grond van artikel 111bWna behoort daar niet toe. Het vorenstaande neemt niet weg dat een schending van de Wwft onder omstandigheden ook kan worden gekwalificeerd als een handelen of nalaten dat een behoorlijk notaris niet betaamt als bedoeld in artikel 93 Wna, maar dat is hier naar het oordeel van de kamer niet aan de orde.  

  • ECLI:NL:TNORAMS:2019:17 Kamer voor het notariaat Amsterdam 664213 / NT 19-17

    Het tweede en derde verwijt van klagers dat de notaris zich ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat hij de conceptakte niet mocht toesturen en vervolgens op 1 december 2018 slechts een deel van de akte - te weten het alleen door klager sub 1 ondertekende gedeelte - heeft toegestuurd, waarna klagers uiteindelijk pas op 1 december 2018 via een medewerker van het restaurant een volledig getekende kopie hebben kunnen bemachtigen, acht de kamer eveneens gegrond. Er was niets op tegen geweest indien de notaris mr. Lamers, toenmalig advocaat van klagers, als antwoord op zijn onder 2.r. bedoelde eerste e-mail van 14 mei 2018 of diens verdere e-mails, had geantwoord dat er wel een bij wijze van volmachtverlening door betrokkenen ondertekende concept-leveringsakte was, onder toezending daarvan, met zo nodig verdere uitleg. In plaats daarvan heeft de notaris op een omfloerste wijze gereageerd, daarbij ten onrechte een tijd lang de indruk wekkend dat er in het geheel niets ondertekend was. Dat de notaris geen kopie van het ondertekende stuk aan de advocaat van klagers wilde verstrekken, is bovendien niet te rijmen met zijn stelling dat klagers allang, sinds 7 februari 2017, een kopie in hun bezit moeten hebben gehad. In het bijzonder kan de kamer de notaris niet volgen in zijn verweer dat het hem niet vrij stond een in zijn ogen niet (meer) bestaand document in het verkeer te brengen omdat hij dan zou bijdragen aan verwarring en dat dát in strijd zou zijn met zijn positie als notaris. Als gevolg van de intrekking van de volmacht door de vervreemders is de onder 2.r. bedoelde (concept-)akte immers niet een niet-bestaand document geworden, maar slechts een meerzijdige volmachtverlening ten aanzien waarvan enkele, maar niet alle, volmachtgevers hun volmacht vervolgens hebben ingetrokken. Desgewenst had de notaris bij de verstrekking van een kopie onder de handtekeningen van [C] en [D] kunnen aantekenen dat hun volmachten inmiddels waren vervallen. Ook hier past het de notaris gewoon en direct te vertellen hoe het is, ook opdat partijen vervolgens zich kunnen beraden over actie.

  • ECLI:NL:TNORSHE:2019:36 Kamer voor het notariaat 's-Hertogenbosch SHE/2019/13

    Verklaring van erfrecht onjuist? Kamer stelt voorop dat zij als tuchtrechter niet bevoegd is de juridische juistheid van de verklaring van erfrecht te beoordelen; die bevoegdheid komt uitsluitend toe aan de gewone rechter. Vader liet een echtgenote en vier kinderen na die volgens het wettelijk erfrecht elk voor 1/5e deel gerechtigd waren in zijn nalatenschap. De legitieme portie van elk kind was dus 1/10e deel. Vader kon daarom beschikken over 6/10e deel van zijn nalatenschap, zo komt het de kamer voor, zodat de notaris in de verklaring van erfrecht terecht heeft opgenomen dat vader moeder tot erfgename had benoemd voor 6/10e deel van zijn nalatenschap. Klacht deels niet-ontvankelijk en verder ongegrond.

  • ECLI:NL:TNORSHE:2019:34 Kamer voor het notariaat 's-Hertogenbosch SHE/2019/21

    Nalatenschap. Klaagster en haar broer en zus zijn deelgenoten in de onverdeelde nalatenschap van vader. Omdat de bewindvoerders van haar broer en zus niet instemmen met uitbetaling van een (nader) voorschot, terwijl de verjaringstermijn voor geldvorderingen nog niet is verstreken, kan niet van de notaris worden verwacht dat hij overgaat tot uitbetaling van een voorschot op het erfdeel van klaagster. Klacht ongegrond.

  • ECLI:NL:TNORSHE:2019:35 Kamer voor het notariaat 's-Hertogenbosch SHE-2019-28

    Beoordeling wilsbekwaamheid/mogelijke beïnvloeding van 83-jarige oom bij wijziging van zijn (levens)testament ten gunste van de thuishulp en BIG-geregistreerde verpleegkundige die tijdens een vakantie verantwoordelijk was geweest voor de zorg voor zijn onlangs overleden echtgenote. Notariaat beschouwt het als zijn plicht om financiële uitbuiting van ouderen te voorkomen en terug te dringen. Ontvankelijkheid: klagers zijn neef en nicht van overleden echtgenote van oom en waren bij zijn eerdere levenstestament als zijn gevolmachtigden aangewezen. Daarom hebben zij een redelijk afgeleid belang bij hun klacht over het levenstestament. Oom had klager in zijn eerdere testament als executeur aangewezen. Daarom heeft klager een redelijk afgeleid belang bij zijn klacht over de wijziging van het testament. Klacht van klaagster op dat klachtonderdeel niet-ontvankelijk. Klager en een derde hadden de notaris vooraf geïnformeerd over hun zorg dat de oom een goede relatie had met de thuishulp en de verpleegkundige en dat hij de notaris mogelijk zou benaderen. Het behoort tot de kerntaak van een notaris om te waken voor een vrije en onafhankelijke wilsvorming van degene die een (levens)testament maakt. De kamer is van oordeel dat de notaris voldoende invulling heeft gegeven aan de op haar rustende zorg- en onderzoeksplicht t.a.v. de wilsbekwaamheid en de mogelijkheid van beïnvloeding. Naar het oordeel van de kamer had de notaris haar dienst niet hoeven weigeren op grond dat beroepsbeoefenaren op het gebied van de individuele gezondheidszorg, die iemand gedurende de ziekte waaraan hij is overleden bijstand hebben verleend, geen voordeel kunnen trekken uit de uiterste wilsbeschikkingen die iemand gedurende de behandeling heeft gemaakt (art. 4:59 BW). Daargelaten of het bestaan van een dergelijke relatie tussen de oom en de verpleegkundige de notaris er in de gegeven omstandigheden op grond van artikel 4:59 BW van had kunnen of moeten weerhouden om haar medewerking te verlenen aan de wijziging van het testament, is de kamer van oordeel dat het niet op de weg van de notaris lag om (verder) onderzoek te doen naar de daadwerkelijke (zorg)relatie tussen de verpleegkundige en de (wilsbekwame) oom voordat zij de akten passeerde. Daarbij neemt de kamer in aanmerking dat pas ná het overlijden van een testateur kan worden beoordeeld of de opgenomen begunstiging mogelijk in strijd is met artikel 4:59 BW. Het oordeel over de vernietigbaarheid is voorbehouden aan de civiele rechter, waarbij opmerking verdient dat de sanctie van vernietigbaarheid ten goede komt aan de testeervrijheid.   

  • ECLI:NL:TNORARL:2019:65 Kamer voor het notariaat Arnhem-Leeuwarden C/05/358999 KL RK 19-118

    Klagers stellen dat de notaris een volmacht heeft opgesteld waarbij vader volmacht heeft verleend aan [ A ]. Vader was echter niet wilsbekwaam om een dergelijke volmacht op te stellen. Klagers verwijten de notaris dat hij zijn zorgplicht heeft geschonden doordat hij het belang van vader niet voorop heeft gesteld.   De notaris stelt dat hij vanwege zijn geheimhoudingsplicht klagers niet kan informeren over hetgeen vader al dan niet bij hem zou hebben geregeld.   De kamer kan niet vaststellen of sprake is van een door de notaris opgestelde volmacht. Voor zover er al sprake zou zijn van een door de notaris opgemaakte volmacht, dan is de kamer van oordeel dat klagers hierbij niet als belanghebbende kunnen worden aangemerkt. Daarom zal de kamer de klacht niet-ontvankelijk verklaren.    

  • ECLI:NL:TNORDHA:2019:26 Kamer voor het notariaat Den Haag 19-33, 19-34 en 19-35

    Op verzoek van partijen (klagers) heeft de advocaat van partijen op 28 september 2017 de notarissen gevraagd om een offerte voor het doen vastleggen en verlijden van een authentieke akte inzake een vaststellingsovereenkomst/tevens inhoudende schuldbekentenis, exact gelijk aan de door de advocaat bij die aanvraag verstrekte tekst.

  • ECLI:NL:TNORDHA:2019:27 Kamer voor het notariaat Den Haag 19-30

    Op 13 oktober 2016 hebben partijen (klagers) de notaris gevraagd om een offerte voor het doen vastleggen en verlijden van een authentieke akte inzake een vaststellingsovereenkomst/tevens inhoudende schuldbekentenis.