ECLI:NL:TNORDHA:2019:27 Kamer voor het notariaat Den Haag 19-30

ECLI: ECLI:NL:TNORDHA:2019:27
Datum uitspraak: 22-10-2019
Datum publicatie: 20-12-2019
Zaaknummer(s): 19-30
Onderwerp: Overig
Beslissingen: Klacht ongegrond
Inhoudsindicatie: Op 13 oktober 2016 hebben partijen (klagers) de notaris gevraagd om een offerte voor het doen vastleggen en verlijden van een authentieke akte inzake een vaststellingsovereenkomst/tevens inhoudende schuldbekentenis.  

Kamer voor het notariaat in het ressort Den Haag

Beslissing d.d. 22 oktober 2019 inzake de klacht onder nummer 19-30 van:

[naam klager],

[naam klager BV] ,

hierna ook te noemen: klagers,

tegen

mr. [naam notaris] ,

notaris te [naam vestigingsplaats],

hierna te noemen, de notaris.

De procedure

De Kamer heeft kennisgenomen van:

·         de klacht, ingekomen op 3 februari 2017 bij de Kamer voor het notariaat in het ressort ’s-Hertogenbosch, met bijlagen,

·         het antwoord van de notaris, met bijlagen.

De plaatsvervangend voorzitter van de Kamer voor het notariaat in het ressort ’s-Hertogenbosch heeft op 7 december 2018 de president van het gerechtshof te Amsterdam verzocht een andere Kamer voor het notariaat aan te wijzen voor de behandeling van de onderhavige klacht, nu:

- er acht tuchtzaken en vijfentwintig verzetzaken door een kamer van vijf leden, waaronder twee notarisleden, worden behandeld omdat klagers deze tuchtzaken en verzetzaken hebben ingediend voor 1 januari 2018;

- de kamer vijf notarisleden heeft te weten mrs. [A], [B], [C], [D] en [E];

- op 19 november 2018 een mondelinge behandeling voor voormelde 8 tuchtzaken en 25 verzetzaken gepland stond;

- in de oproepbrieven vermeld stond dat voor deze mondelinge behandeling mrs. [C] en [B] aanwezig zouden zijn;

- klagers voorafgaand aan de mondelinge behandeling tuchtklachten hebben ingediend tegen mrs. [C] en [B] en het daardoor onwenselijk is dat zij aan de mondelinge behandeling van de zaken deelnemen;

- klagers reeds eerder een klacht hebben ingediend tegen mr. [A] waardoor het onwenselijk is dat hij aan de mondelinge behandeling van de zaken deelneemt;

- mr. [D] door de kamer (tijdelijk) niet als notarislid wordt ingezet in afwachting van de uitkomst van een lopend onderzoek van het Bureau Financieel Toezicht op zijn kantoor;

- mr. [E] als enig notarislid overblijft om alle zaken te behandelen.

Bij beslissing van 18 april 2019 heeft de president van het gerechtshof te Amsterdam op de voet van artikel 99 lid 8 van de Wet op het notarisambt (Wna) de Kamer voor het notariaat in het ressort Den Haag aangewezen teneinde zich met de behandeling van voormelde klachten en verzetzaken te belasten.

Klagers zijn op 5 september 2019 opgeroepen te verschijnen ter zitting van deze Kamer op 2 oktober 2019. Daarbij zijn de namen en hoedanigheden van de zittende leden van de Kamer medegedeeld. Aan de notaris is hiervan ook mededeling gedaan.

Het wrakingsverzoek

Klagers hebben eerst bij e-mailbericht van 1 oktober 2019 de gehele samenstelling van de Kamer gewraakt, in het bijzonder de twee notarisleden. Klagers stellen dat zij geen vertrouwen hebben in de onpartijdigheid van de Kamer. Volgens klagers heeft de Kamer in een volledig vergelijkbare klachtzaak in 2017 reeds blijk gegeven van een niet-onpartijdige en onjuiste beoordeling van die klachten. Klagers verzoeken om een voortzetting van de behandeling van de zaken door een Kamer anders dan de Kamers in het ressort Den Haag of ‘s-Hertogenbosch in een samenstelling zonder notarissen.

De Kamer stelt vast dat de kern van het verzoek het feit is dat twee notarisleden in de Kamer zitting hebben. Het verzoek van klagers betreft immers niet de personen die met de behandeling van de zaken zijn belast maar de hoedanigheid waarin zij optreden. Klagers miskennen hier dat het de wetgever is die de samenstelling van de Kamer heeft bepaald. Ook in een eventuele wrakingskamer zal een notaris in de combinatie zitten. Het verzoek van klagers berust derhalve op feiten die voor elke Kamer gelden. Het wrakingsverzoek van klagers kan dan ook niet tot de door klagers gewenste gevolgen leiden. Om die reden wordt de zaak door deze Kamer afgedaan en wordt verder geen acht geslagen op het verzoek van klagers.   

De Kamer stelt bovendien vast dat klagers het verzoek niet hebben ingediend zodra de daaraan ten grondslag liggende feiten bekend zijn geworden. Op 5 september 2019 zijn die feiten bekend gemaakt. Het wrakingsverzoek is eind van de middag van 1 oktober 2019 gedaan. Van de indiener van een wrakingsverzoek mag worden verwacht dat hij het verzoek doet zodra de daaraan ten grondslag liggende feiten en omstandigheden bekend zijn geworden. Door op het allerlaatste moment het wrakingsverzoek in te dienen komt de gedachte op dat hier een poging wordt gedaan om het procesrecht te misbruiken. 

De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 2 oktober 2019. Daarbij was de notaris aanwezig. Van het verhandelde is proces­verbaal opgemaakt.

De feiten

[naam klager] is directeur en enig aandeelhouder van [naam BV].

Op 13 oktober 2016 hebben partijen (klagers) de notaris gevraagd om een offerte voor het doen vastleggen en verlijden van een authentieke akte inzake een vaststellingsovereenkomst/tevens inhoudende schuldbekentenis.

Het notariskantoor heeft op 17 oktober 2016 de gevraagde werkzaamheden aangeboden tegen een vast tarief van € 305,- exclusief BTW.

Daarna is er over een weer gecorrespondeerd.

Op 18 oktober 2016 stuurt de notaris klagers een nota van € 369,05 inclusief BTW voor de werkzaamheden inzake het opstellen van de akte.

De factuur werd niet binnen de betalingstermijn voldaan door klagers, waardoor zij in verzuim zijn geraakt. De notaris heeft klagers meerdere malen een aanmaning gestuurd.

Op 1 februari 2017 heeft de notaris klagers gedagvaard voor de rechtbank Oost-Brabant.

Klagers hebben op 2 februari 2017 om een specificatie van de nota verzocht.

Bij e-mailbericht heeft de notaris het volgende geantwoord: “…Ik heb uw opdracht op basis van project tegen een vaste vergoeding aangenomen. Ik heb daarom geen urenadministratie bijgehouden.

Indien ik op uurtarief werk declareer ik een uurtarief van € 250,00 excl. BTW, inclusief kantoorkosten. Ik ben met uw dossier in ieder geval zeker 1,5 uur bezig geweest…”.

De nota is vervolgens door klagers betwist en deswege is betaling geweigerd.

De klacht en het verweer van de notaris

Klagers stellen zich op het standpunt dat de notariële akte niet geheel conform de aangeleverde tekst is en wensen dat de passage “Deze akte is uitsluitend een verklaring van de verschenen persoon, handelend, voor mij notaris, afgelegd en door mij in deze akte vastgelegd, tenzij het tegendeel uit deze akte blijkt” wordt verwijderd. Dat is de reden waarom de akte niet gepasseerd is.

Bij voornoemde dagvaarding werden onder meer als producties meegenomen (i) het door klagers opgestelde concept van de akte en (ii) alle correspondentie tussen klagers en de notaris. Door deze vertrouwelijke stukken bij de dagvaarding te voegen heeft de notaris de op hem rustende geheimhoudingsplicht geschonden. Klagers stellen dat de uitzondering op de geheimhoudingsplicht uitsluitend van toepassing is voor de uitoefening van het tuchtrecht ten opzichte van de kamer voor het notariaat en niet van toepassing is bij een procedure bij de rechtbank.

De notaris weigert een specificatie te sturen van de declaratie. Daarmee handelt de notaris in strijd met artikel 55 lid 1 Wna. De door de notaris verrichte werkzaamheden hadden met gemak binnen tien minuten uitgevoerd kunnen zijn. De tijd die de notaris heeft besteed aan andere dan ambtelijke werkzaamheden en/of werkzaamheden waarvoor klagers geen opdracht hebben gegeven blijft voor rekening van de notaris zelf.

De notaris heeft het volgende aangevoerd. De notaris heeft de opdracht van klagers op basis van project tegen een vaste vergoeding aangenomen. Daarom heeft de notaris geen urenadministratie bijgehouden.

Indien de notaris had gedeclareerd op uurtarief dan rekent hij per uur € 250,- excl. BTW, inclusief kantoorkosten. De notaris is in ieder geval 1,5 uur met het dossier bezig geweest.

Ter zitting heeft de notaris desgevraagd aangevoerd dat hij zijn geheimhoudingsplicht niet heeft geschonden. Om zijn vordering aan te tonen heeft hij ter onderbouwing stukken meegestuurd. Op rechters rust ook een geheimhoudingsplicht.

De beoordeling van de klacht

Ter beoordeling van de Kamer staat of de notaris heeft gehandeld in strijd met de tuchtnorm als geformuleerd in artikel 93 Wna. Een notaris is aan tuchtrechtspraak onderworpen ter zake van handelen of nalaten in strijd met hetzij enige bij of krachtens deze wet gegeven bepaling, hetzij met de zorg die hij als notaris behoort te betrachten ten opzichte van degenen te wier behoeve hij optreedt, alsmede ter zake van handelen of nalaten dat behoorlijk notaris niet betaamt. 

De Kamer overweegt als volgt. Wat betreft het klachtonderdeel met betrekking tot de specificatie van de declaratie acht de Kamer het verweer van de notaris steekhoudend. De opdracht was aangenomen tegen een vast tarief. Artikel 55 lid 1 Wna is derhalve niet van toepassing. Dit klachtonderdeel is ongegrond.

Voor zover de klacht ziet op de geheimhoudingsplicht overweegt de Kamer het volgende. Het betreft een incassoprocedure. In de jurisprudentie wordt een afgeleide geheimhoudingsplicht erkend voor een ieder die uit hoofde van zijn dienstbetrekking, functie, hoedanigheid of werkzaamheden kennis neemt van informatie die onder de geheimhoudingsplicht van de oorspronkelijke geheimhouder valt. Dit geldt voor de deurwaarder die de dagvaarding heeft uitgebracht.

In een incassoprocedure van een notaris tegen zijn cliënt, zijn slechts die notaris en zijn cliënt betrokken. Ingevolge artikel 21 Rv zijn partijen verplicht de voor de beslissing van belang zijnde feiten volledig en naar waarheid aan te voeren. Wordt deze verplichting niet nageleefd, dan kan de rechter daaruit de gevolgtrekking maken die hij geraden acht. De door de notaris aan de rechter verstrekte informatie was noodzakelijk om zijn vordering te onderbouwen. Indien de notaris deze informatie niet aan de rechter zou mogen verstrekken, zou hij in een onmogelijke positie worden gedwongen, het zou hem dwingen art. 21 Rv te schenden waarmee hem de mogelijkheid tot het leveren van bewijs ontnomen zou worden. De Kamer overweegt dat de notaris de informatie enkel kenbaar heeft gemaakt aan de rechter in een procedure waarbij geen derden waren betrokken. De notaris heeft aldus de tussen hem en klagers geldende vertrouwelijkheid niet verbroken. De notaris had geen andere mogelijkheden tot zijn beschikking ten aanzien van de waarheidsvinding, dan het verstrekken van de betreffende gegevens. Nu klagers niet wilden betalen, mocht de notaris de stukken in de procedure brengen om aan te tonen dat hij de werkzaamheden verricht had.

Dit klachtonderdeel is ongegrond.

De beslissing

De Kamer voornoemd:

verklaart de klacht op alle onderdelen ongegrond.

Deze beslissing is gegeven door mrs. G.P. van Ham, voorzitter, O. van der Burg, R.J. Groenhof, J.T.A. van der Stok en S.M.L.E. Schoonhoven-Stoot, en in tegenwoordigheid van de secretaris, mr. F.S. Pietersma-Smit, in het openbaar uitgesproken op 22 oktober 2019.

Kopie van deze beslissing wordt bij aangetekende brief aan partijen gezonden. Tegen deze beslissing staat hoger beroep open bij het Gerechtshof te Amsterdam, postbus 1312, 1000 BH  Amsterdam. Het beroepschrift dient binnen dertig dagen na de dagtekening van genoemde brief door het Hof te zijn ontvangen, waarbij de datum van ontvangst door het Hof bepalend is.