Zoekresultaten 12191-12200 van de 40506 resultaten

  • ECLI:NL:TGDKG:2018:158 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam C/13/619953 / DW RK 16/1308

      De door de gerechtsdeurwaarder gehanteerde betaaltermijn is niet tuchtrechtelijk laakbaar. Niet in geschil is dat het proces-verbaal van het gelegde bankbeslag niet binnen acht dagen aan klager is betekend. Dit is in strijd met de wettelijke bepaling. Klacht gedeeltelijk gegrond. Voor het gegronde deel van de klacht wordt de maatregel van berisping opgelegd.

  • ECLI:NL:TGZRZWO:2019:9 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle 161/2018

      Klachten tegen 10 artsen, cardiologen en cardio-thoracaal chirurgen. Klachten afgewezen.

  • ECLI:NL:TGZRZWO:2019:10 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle 160/2018

      Klachten tegen 10 artsen, cardiologen en cardio-thoracaal chirurgen. Klachten afgewezen.

  • ECLI:NL:TADRAMS:2019:22 Raad van Discipline Amsterdam 18-735/A/A

    Voorzittersbeslissing. Klacht kennelijk ongegrond.

  • ECLI:NL:TACAKN:2019:5 Accountantskamer Zwolle 18/821 Wtra AK

    Betrokkene heeft zich tegenover klaagster ten onrechte op zijn geheimhoudingsplicht beroepen, nu uit e-mails van (de bestuurder van) klaagster bezwaarlijk een andere conclusie getrokken kan worden dan dat klaagster in haar hoedanigheid van bestuurder van de opdrachtgever van betrokkene, en aldus namens haar, met het verstrekken van de informatie aan de vennootschap van klager heeft ingestemd. Indien betrokkene van oordeel was dat het hem desondanks niet vrijstond de informatie aan bedoelde vennootschap te verstrekken, dan had betrokkene klaagster kunnen en behoren mee te delen dat hij wel bereid was de verlangde informatie aan zijn opdrachtgever, na een van haar ontvangen verzoek, te verstrekken. Gesteld noch gebleken is dat hij dat heeft gedaan. Maatregel: waarschuwing.

  • ECLI:NL:TGDKG:2018:171 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam C/13/615765 DW RK 16/1038

      De gerechtsdeurwaarder heeft erkend dat niet (tijdig) op de e-mailberichten van klaagster is gereageerd, zodat dit klachtonderdeel terecht is voorgesteld. Artikel 50 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) schrijft voor dat betekening ten aanzien van andere rechtspersonen dient te geschieden aan hun kantoor of aan de persoon of de woonplaats van een van de bestuurders. De gerechtsdeurwaarder heeft dan ook niet tuchtrechtelijk laakbaar gehandeld door het exploot op het in het uittreksel van de Kamer van Koophandel geregistreerde bezoekadres van klaagster achter te laten. De gerechtsdeurwaarder heeft erkend dat een niet voor klaagster bestemd exploot abusievelijk wel bij klaagster terecht is gekomen. Dit is tuchtrechtelijk laakbaar, nu het tot de kerntaken van de gerechtsdeurwaarder behoort om exploten op een juist adres te betekenen en achter te laten. Daarbij heeft klaagster de gerechtsdeurwaarder er per e-mail op gewezen dat er een exploot op haar adres is achtergelaten wat niet voor haar bestemd was, zonder dat dit tot een snelle actie of reactie van beklaagde heeft geleid.

  • ECLI:NL:TGDKG:2018:152 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam /13/625507 / DW RK 17/279

      Beslissing op verzet. De kamer is het met de beslissing van de voorzitter eens en verklaart het verzet ongegrond.

  • ECLI:NL:TGZRZWO:2019:17 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle 163/2018

    Klacht tegen cardioloog ongegrond. Verweerder is alleen voorafgaande aan de operatie op 18 mei 2015 betrokken geweest bij de indicatiestelling voor de operatie. Verweerder is vanaf de operatie niet meer betrokken geweest bij de behandeling van klaagster. De klachtonderdelen zien op de periode na 18 mei 2015 en verweerder kan daarvoor dus niet persoonlijk tuchtrechtelijk verantwoordelijk gehouden worden.

  • ECLI:NL:TADRAMS:2019:6 Raad van Discipline Amsterdam 18-620/A/A

    Klacht over advocaat wederpartij. Uit het klachtdossier volgt dat alle gesprekspartners er tijdens de gesprekken die in november 2016 hebben plaatsgevonden mee bekend waren dat verweerder van beroep advocaat is. Aldus heeft verweerder tijdens die gesprekken geen onduidelijkheid laten bestaan over zijn hoedanigheid. Vanaf januari 2017 is verweerder de heer S als advocaat gaan bijstaan. Gesteld noch gebleken is dat klagers daarmee niet bekend waren. Aldus kan niet gezegd worden dat verweerder onduidelijkheid heeft laten bestaan over de hoedanigheid waarin hij heeft opgetreden. Dat zijn rol gedurende het geschil is veranderd maakt niet dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld. De raad stelt daarbij in zijn algemeenheid voorop dat het ongewenst kan zijn dat advocaten in meer hoedanigheden bij een zaak betrokken zijn, zoals in de onderhavige kwestie het geval was. Daarin schuilt immers het gevaar van schending van de kernwaarde onafhankelijkheid. Daarnaast kan het optreden van een advocaat met meer hoedanigheden een schijn van onvoldoende integriteit opleveren. In onderhavig geval kan aan het optreden van verweerder evenwel niet de gevolgtrekking worden verbonden dat verweerder opzettelijk onduidelijkheid heeft laten bestaan over de hoedanigheid waarin hij heeft opgetreden. Naar het oordeel van de raad heeft bij klagers namelijk geen misverstand kunnen bestaan over de hoedanigheid waarin verweerder optrad in enerzijds de gesprekken in november 2016, en anderzijds de tussen partijen gevoerde procedures vanaf januari 2017. Ook is de raad niet gebleken dat verweerder zich schuldig heeft gemaakt aan belangenverstrengeling. Daarvan zou eerst sprake kunnen zijn indien vaststaat dat verweerder in eerste instantie (mede) namens klagers is opgetreden. Klagers hebben weliswaar gesteld dat verweerder als onpartijdig mediator is opgetreden tijdens de gesprekken die plaatsvonden in november 2016, maar klagers hebben deze stelling onvoldoende onderbouwd. Dat verweerder op enig moment als onpartijdig bemiddelaar of mediator voor zowel klager sub 2 als de heer S zou zijn opgetreden blijkt ook niet uit het klachtdossier. Van een mediationovereenkomst of overeengekomen geheimhoudingsplicht is niet gebleken. Klacht in alle onderdelen ongegrond.

  • ECLI:NL:TGDKG:2018:165 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam C/13/590543 / DW RK 15/609

      Klagers verwijten beklaagde dat hij valsheid in geschrifte heeft gepleegd door het manipuleren van een bewijsstuk en dat hij heeft gelogen tegen de rechter. De kamer concludeert dat de handelswijze van beklaagde een tuchtrechtelijk verwijtbare gedraging in de zin van artikel 34 Gerechtsdeurwaarderswet oplevert. Het feit dat hij de gedragingen niet in de uitoefening van zijn beroep als gerechtsdeurwaarder heeft verricht, doet aan dit oordeel niet af. Klacht gegrond. De enige passende maatregel is die van ontzetting uit het ambt. Aangezien beklaagde op dit moment niet meer werkzaam is als gerechtsdeurwaarder, zal die maatregel nu geen effect hebben. Mocht beklaagde echter weer als gerechtsdeurwaarder werkzaamheden willen uitvoeren, dan zal deze maatregel hem daartoe in de weg staan.