Zoekresultaten 801-810 van de 42363 resultaten

  • ECLI:NL:TADRAMS:2024:10 Raad van Discipline Amsterdam 23-789/A/A

    Voorzittersbeslissing; Klacht over de advocaat wederpartij. Verweerder heeft de grenzen van de vrijheid die hij als advocaat wederpartij geniet niet overschreden. Van intimidatie door verweerder is niet gebleken. Klacht is in zoverre kennelijk ongegrond. Voor zover verweerder onvoldoende professionele distantie tot zijn cliënte wordt verweten, is de klacht kennelijk niet-ontvankelijk. Klaagster heeft geen rechtstreeks eigen belang bij een klacht hierover.

  • ECLI:NL:TADRAMS:2024:17 Raad van Discipline Amsterdam 23-554/A/A

    Raadsbeslissing. Klacht over advocaat als onderzoeker is in alle onderdelen ongegrond. Er bestond een klassieke adviesrelatie tussen de opdrachtgever en verweerster. Verweerster moet daarom worden aangemerkt als de partijdige belangenbehartiger en vertrouwenspersoon van haar opdrachtgever en de kernwaarden, als ook de overige gedragsregels voor advocaten, zijn daarom onverkort van toepassing op haar handelen. Aan de hand van die maatstaf is de raad van oordeel dat geen sprake is van tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen door verweerster.

  • ECLI:NL:TADRAMS:2024:11 Raad van Discipline Amsterdam 23-828/A/A

    Voorzittersbeslissing; Klacht gedeeltelijk niet-ontvankelijk vanwege de termijnoverschrijding van drie jaar en gedeeltelijk k.o. Verweerster is in haar bijstand aan haar cliënte binnen de grenzen gebleven van de vrijheid die zij als advocaat van de wederpartij geniet. Zij heeft geen onnodig grievende uitlatingen gedaan over klaagster of zaken naar voren gebracht die apert onjuist zijn.

  • ECLI:NL:TGDKG:2023:115 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam C/13/712796 DW RK 22/34

    De gerechtsdeurwaarders hebben niet gereageerd op een verzoek tot het treffen van een betalingsregeling. Klachtonderdeel gegrond. Overige klachtonderdelen (geen dagvaarding ontvangen; hoofdsom klopt niet; vonnis niet ontvangen; dagvaarding na voldoening vordering) ongegrond.

  • ECLI:NL:TADRAMS:2024:18 Raad van Discipline Amsterdam 23-566/A/A

    Raadsbeslissing. Nu klager zijn klacht niet van een onderbouwing heeft voorzien en ter zitting ook niet is verschenen om hierop een nadere toelichting te geven, is de raad van oordeel dat de klacht mede gelet het gevoerde verweer onvoldoende onderbouwd is. Tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen door verweerder heeft de raad niet kunnen vaststellen. De klacht wordt ongegrond verklaard.

  • ECLI:NL:TADRARL:2024:10 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 23-490/AL/NN

    Raadsbeslissing. Klacht slaagt deels. Verweerder heeft zich onnodig grievend over klager uitgelaten. Berisping

  • ECLI:NL:TADRAMS:2024:12 Raad van Discipline Amsterdam 23-842/A/A

    Voorzittersbeslissing; kennelijk ongegronde klacht. Verweerder heeft niet klachtwaardig gehandeld door zijn weigering een kortgedingprocedure te starten namens klager. Verweerder heeft toegelicht dat hij geen kans van slagen zag in het opstarten van de kortgedingprocedure. Verweerder is niet verplicht om een zaak in behandeling te nemen en moet dat helemaal niet doen wanneer hij geen heil ziet in de zaak.

  • ECLI:NL:TADRARL:2024:11 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 23-592/AL/GLD

    Raadsbeslissing. Klacht over de advocaat van de wederpartij. Verweerder heeft meerdere door zijn cliënt zelf opgestelde stukken gecombineerd tot één stuk. Het ging daarbij om een samenwerkingsovereenkomst tussen de besloten vennootschap van de cliënt en een andere vennootschap. Inhoudelijk heeft verweerder daar weinig aan veranderd; hij heeft een enkele tekstsuggestie gedaan. De overeenkomst is buiten de aanwezigheid van verweerder door de beide partijen getekend. Toen later een derde partij tot het samenwerkingsverband wilde toetreden hebben partijen dat zelf geregeld. Enkele jaren later is één van de vennootschappen uit het samenwerkingsverband gestapt. Dat heeft geleid tot een aantal gerechtelijke procedures waarbij verweerder optrad voor de overblijvende vennootschappen. De klacht richt zich er (onder meer) op dat bij verweerder sprake zou zijn van belangenverstrengeling als bedoeld in gedragsregel 15. Dit klachtonderdeel is ongegrond: de werkzaamheden van verweerder bij het tot stand komen van de samenwerkingsovereenkomst waren zeer beperkt. Met de toetreding van de derde partij heeft verweerder helemaal geen bemoeienis gehad. Klaagster is geen cliënt van verweerder en is dat ook nooit geweest. Ook de andere klachtonderdelen zijn ongegrond.

  • ECLI:NL:TADRARL:2023:379 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 23-404/AL/MN

    Naar het oordeel van de raad heeft verweerder met zijn uitlatingen in zijn e-mail aan klager de grenzen van het betamelijke overschreden. Waar verweerder gezien de bewogen voorgeschiedenis tussen partijen misschien nog net binnen die grenzen van het betamelijke handelde met zijn opmerking dat klager zich richting zijn cliënten ontpopte als een 'relentless agressive predator', heeft verweerder met de verdere opmerking in diezelfde e-mail, dat klager eigenlijk voorgoed achter slot en grendel zou moeten verdwijnen, zeker die grenzen alsnog overschreden. Daarnaast heeft verweerder in strijd met gedragsregel 25 gehandeld door zonder toestemming klager aan te schrijven terwijl klager werd bijgestaan door een advocaat. Het beroep van verweerder op de uitzondering van het tweede lid doet zich naar het oordeel van de raad in deze zaak niet voor. Verweerder had de brieven met aanzegging met rechtsgevolg tot de advocaat van klager kunnen richten. Bovendien heeft verweerder zich in die rechtstreekse brieven aan klager niet beperkt tot de aanzegging van het rechtsgevolg, maar ook uitvoerig het standpunt van zijn cliënten toegelicht. Dat laatste was onnodig en had verweerder, zeker in de situatie waarbij het geschil tussen partijen escaleerde, in zijn correspondentie aan de advocaat van klager moeten doen. Berisping.

  • ECLI:NL:TADRAMS:2024:13 Raad van Discipline Amsterdam 23-845/A/A

    Voorzittersbeslissing; De klacht is kennelijk niet-ontvankelijk. Ingevolge de rechtspraak van het Hof van Discipline (zie uitspraken van 5 juli 2013, ECLI:NL:TAHVD:2013:4 en van 30 mei 2022, ECLI:NL:TAHVD:2022:117) verzet het rechtszekerheidsbeginsel zich ertegen dat met een klacht die eerder is ingetrokken, voor een tweede maal een klachtprocedure wordt gestart. Klager heeft eerder eenzelfde klacht over verweerders dienstverlening ingediend en daarna ingetrokken, waarna de deken het klachtdossier heeft gesloten. Verweerder mocht ervan uitgaan dat hij zich niet meer, ook niet op een later moment, bij de deken en de tuchtrechter hoefde te verweren tegen de verwijten die klager hem had gemaakt. Niet gebleken is van bijzondere omstandigheden op grond waarvan de klacht alsnog inhoudelijk door de voorzitter kan worden beoordeeld.