ECLI:NL:TGDKG:2023:115 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam C/13/712796 DW RK 22/34

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2023:115
Datum uitspraak: 02-06-2023
Datum publicatie: 01-02-2024
Zaaknummer(s): C/13/712796 DW RK 22/34
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: De gerechtsdeurwaarders hebben niet gereageerd op een verzoek tot het treffen van een betalingsregeling. Klachtonderdeel gegrond. Overige klachtonderdelen (geen dagvaarding ontvangen; hoofdsom klopt niet; vonnis niet ontvangen; dagvaarding na voldoening vordering) ongegrond.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 2 juni 2023 zoals bedoeld in artikel 43 van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de klacht met nummer C/13/712796 DW RK 22/34 LV/JD ingesteld door:

[],

wonende te [],

klaagster,

tegen:

[],

[],

[],

[],

gerechtsdeurwaarders te [],

beklaagden,

gemachtigde: [].

1. Ontstaan en loop van de procedure

Bij klachtenformulier met bijlagen, ingekomen op 19 januari 2022, heeft klaagster een klacht ingediend tegen de gerechtsdeurwaarders. Bij verweerschrift, ingekomen op 22 maart 2022, heeft de gemachtigde van de gerechtsdeurwaarders gereageerd. De klacht is behandeld ter openbare terechtzitting van 24 maart 2023 alwaar klaagster (digitaal) en de gemachtigde van de gerechtsdeurwaarders zijn verschenen. De uitspraak is aanvankelijk bepaald op 8 mei 2023, waarna deze is aangehouden tot vandaag.

2. De feiten

Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden:

- bij exploot van 30 juli 2021 is aan klaagster een dagvaarding betekend;

- op 31 juli 2021 heeft klaagster € 78,38 overgemaakt aan Infomedics;

- op 5 augustus 2021 heeft de gerechtsdeurwaarder klaagster meegedeeld de zitting te kunnen voorkomen door betaling van € 179,76;

- op 31 augustus 2021 is klaagster veroordeeld de vordering van Infomedics te voldoen;

- dit vonnis is aan klaagster betekend bij exploot van 27 september 2021;

- op 5 oktober 2021 en 19 oktober 2021 is klaagster gemaand de vordering van € 435,03 te voldoen;

- op 28 oktober 2021 heeft de raadsman van klaagster verzocht de vordering te verminderen en een betalingsregeling vast te stellen.

3. De klacht

Klaagster beklaagt zich samengevat over het volgende.

a. klaagster heeft geen dagvaarding ontvangen. Uiteindelijk heeft zij deze via de mail ontvangen van [];

b. klaagster heeft duidelijk aangegeven dat de hoofdsom niet klopt omdat zij die op 31 juli 2021 heeft voldaan aan Infomedics. Zij wilde niet dat de zaak voor het gerecht kwam omdat dan nog meer kosten voldaan moeten worden;

c. klaagster heeft meerdere keren om een betalingsregeling gevraagd maar heeft geen reactie ontvangen, daardoor is de zitting bij de rechtbank doorgegaan;

d. klaagster heeft het vonnis niet ontvangen, daardoor kon zij niet in verzet;

e. klaagster heeft gebeld met Infomedics, daar vertelde men haar dat het bedrag op 3 augustus 2021 op de rekening van [] stond en dat de dagvaarding is opgesteld nadat klaagster haar betaling had gedaan.

4. Het verweer van de gerechtsdeurwaarder

De gerechtsdeurwaarder heeft de klacht gemotiveerd weersproken. Voor zover van belang wordt hierna op dat verweer ingegaan.

5. De beoordeling van de klacht

5.1 Gerechtsdeurwaarders zijn aan tuchtrechtspraak onderworpen voor handelen of nalaten in strijd met de Gerechtsdeurwaarderswet en voor handelen of nalaten dat een behoorlijk gerechtsdeurwaarder niet betaamt. Dit is bepaald in artikel 34 lid 1 van de Gerechtsdeurwaarderswet (Gdw). In deze beslissing wordt beoordeeld of de gerechtsdeurwaarder een tuchtrechtelijk verwijt treft in de zin van dat artikel.

5.2 Klaagster heeft haar klacht gericht tegen alle medewerkers (de voorzitter gaat ervan uit dat zij daarmee ook de gerechtsdeurwaarders heeft bedoeld) van []. In het verweerschrift is niet aangegeven welke gerechtsdeurwaarder verantwoordelijk is voor de behandeling van het dossier van klaagster. Nu niet duidelijk is welke gerechtsdeurwaarder verantwoordelijk is voor het handelen dat door klaagster ter discussie wordt gesteld, worden de in de aanhef van deze beschikking vermelde (en aan het kantoor waartegen de klacht zich richt verbonden) gerechtsdeurwaarders als beklaagden aangemerkt.

5.3 Ten aanzien van klachtonderdeel a en d overweegt de kamer als volgt. Klaagster heeft exploten overgelegd waaruit blijkt dat op 30 juli 2021 een dagvaarding, en op 27 september 2021 een vonnis aan haar is betekend. Op grond van het bepaalde in artikel 156 en 157 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (hierna Rv) leveren deze exploten dwingend bewijs op van wat de gerechtsdeurwaarder daarin over zijn verrichtingen heeft verklaard. Dit betekent dat, behoudens tegenbewijs (dat klaagster niet heeft geleverd), het er dus voor moet worden gehouden dat de dagvaarding en het vonnis bij klaagster is achtergelaten in de brievenbus. Van tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen is niet gebleken.

5.4 Ten aanzien van klachtonderdeel b overweegt de kamer als volgt. In de betekende dagvaarding hebben de gerechtsdeurwaarders een hoofdsom van € 78,38 gevorderd, vermeerderd met buitengerechtelijke incassokosten en rente, wat een totaal opleverde van € 118,95. Voor zover klaagster het niet eens was met dat bedrag, had het op haar weg gelegen om verweer te voeren in de gerechtelijke procedure, of om nadien in verzet te gaan tegen het gewezen verstekvonnis. Voor zover klaagster een procedure geheel wilde voorkomen, had het op haar weg gelegen om de vordering volledig te voldoen, alvorens de dagvaarding werd betekend. Klaagster heeft in plaats daarvan op 31 juli 2021 alleen een bedrag van € 78,38 (de hoofdsom) aan Infomedics betaald. Dat de gerechtsdeurwaarders de procedure daarop niet hebben ingetrokken is naar oordeel van de kamer, gelet op het voorgaande, niet tuchtrechtelijk verwijtbaar.

5.5 De gerechtsdeurwaarders hebben in het verweerschrift toegelicht dat de betaling door klaagster op 5 augustus 2021 bij [] is ontvangen van Infomedics. De gerechtsdeurwaarders hebben daarop geen akte vermindering van eis ingediend bij de rechtbank. Dit is naar oordeel van de kamer onzorgvuldig en tuchtrechtelijk verwijtbaar. Het standpunt van de gerechtsdeurwaarders dat dit nalaten geen gevolgen heeft gehad voor het vonnis wordt gepasseerd, reeds omdat met het vonnis een titel is verkregen voor een vordering die – gelet op de betaling door klaagster – te hoog is. Klachtonderdeel b is, gelet op het voorgaande, in zoverre gegrond.

5.6 Ten aanzien van klachtonderdeel c wordt overwogen dat klaagster via haar zorgverlener een betalingsregeling heeft geprobeerd te treffen. Op 28 oktober 2021 heeft de raadsman van klaagster verzocht om een betalingsregeling voor klaagster. Niet is gebleken dat op dit verzoek door [] is gereageerd. De gerechtsdeurwaarders hebben zich op het standpunt gesteld dat klaagster nimmer een concreet voorstel heeft gedaan. Dit ontslaat de gerechtsdeurwaarders echter niet van de tuchtrechtelijke plicht om inhoudelijk te reageren op een dergelijk verzoek. Bovendien heeft de raadsman ook verzocht om de vordering te verminderen, waar ook niet inhoudelijk op is gereageerd. Klachtonderdeel c is dan ook gegrond.

5.7 Ten aanzien van klachtonderdeel e wordt overwogen dat klaagster deze informatie heeft vernomen van een medewerker van Infomedics. Een en ander kan niet juist zijn aangezien de dagvaarding op 30 juli 2021 aan klaagster is betekend.

5.8 De gerechtsdeurwaarders hebben de gemaakte fout ten aanzien van de niet-gemelde betaling erkend en toegelicht dat het interne systeem inmiddels zo is ingericht dat in deze gevallen een notificatie volgt op betaling. De kamer spreekt de verwachting uit, gezien hetgeen hierover ter zitting is verklaard, dat in de toekomst ook zal worden gereageerd als een algemeen voorstel wordt gedaan voor een betalingsregeling. De kamer acht de maatregel waarschuwing in dit geval passend en geboden.

6. Kosten

6.1 Onder de voorwaarden dat een klacht (gedeeltelijk) gegrond wordt verklaard én een maatregel wordt opgelegd, kan, ingevolge het bepaalde in artikel 43a lid 1 Gdw en de Tijdelijke Richtlijn kostenveroordeling kamer voor gerechtsdeurwaarders (Staatscourant 1 februari 2018, nr. 5882), een kostenveroordeling worden opgelegd.

6.2 Op grond van voormelde richtlijn is het uitgangspunt dat een kostenveroordeling wordt opgelegd, tenzij er bijzondere omstandigheden zijn om dat niet te doen, dan wel een lagere kostenveroordeling op te leggen. In dit geval ziet de kamer aanleiding om af te zien van een kostenveroordeling, omdat de op te leggen maatregel de lichtste maatregel betreft, die een zakelijke terechtwijzing inhoudt van de onjuistheid van de handelwijze van de gerechtsdeurwaarder, zonder daarop een al te groot stempel van laakbaarheid te drukken. Met het opleggen van deze maatregel wordt de gerechtsdeurwaarder in de gelegenheid gesteld zich te verbeteren, terwijl tevens de verwachting wordt uitgesproken dat een dergelijke handelwijze niet opnieuw plaatsvindt. De kamer acht het onder deze omstandigheden niet billijk dat de gerechtsdeurwaarder de kosten van de behandeling bij de kamer moet vergoeden.

6.3 Omdat de kamer de klacht gegrond verklaart, stelt de kamer vast dat de gerechtsdeurwaarders op grond van artikel 37 lid 4 Gdw het door klaagster betaalde griffierecht van € 50,00 aan haar dienen te vergoeden.

6.4 Dit alles leidt tot de volgende beslissing.

BESLISSING

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

  • verklaart klachtonderdelen a, b, d, en e ongegrond;
  • verklaart klachtonderdeel c gegrond;
  • legt de gerechtsdeurwaarders de maatregel van waarschuwing op;
  • veroordeelt de gerechtsdeurwaarders tot betaling aan klaagster van € 50,00 aan griffierecht, nadat deze uitspraak onherroepelijk is geworden.

Aldus gegeven door mr. L. Voetelink, plaatsvervangend-voorzitter, mr. A.K. Mireku en M.F.J. Pijnenburg, leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 2 juni 2023, in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing kan binnen dertig dagen na dagtekening van verzending van het afschrift van de beslissing, hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Amsterdam, Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.