Zoekresultaten 12811-12820 van de 42364 resultaten

  • ECLI:NL:TADRSHE:2019:93 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch 19-227/DB/LI

    Niet gebleken dat verweerder klager niet naar behoren heeft bijgestaan, klager ten onrechte een declaratie heeft gestuurd en zich ten onrechte uit de zaak heeft teruggetrokken. Kennelijk ongegrond.

  • ECLI:NL:TADRAMS:2019:119 Raad van Discipline Amsterdam 19-253/A/A

    Voorzittersbeslissing. Klacht over de eigen advocaat. Klager is niet-ontvankelijk in zijn klacht vanwege het verstrijken van de driejaarstermijn.

  • ECLI:NL:TADRSGR:2019:100 Raad van Discipline 's-Gravenhage 18-115/DH/RO

    Verzetbeslissing. Klager verwijt verweerder (voormalig kantoorgenoot van klager) dat hij heeft samengespannen met de voormalig accountant van klager, om klager nadeel toe te brengen. Mede gelet op de verklaring van de getuige ter zitting is de raad van oordeel dat genoegzaam is gebleken van actieve bemoeienis van verweerder,  al dan niet samen met de accountant, om de getuige te overreden het kantoor van klager te verlaten en een samenwerking met hen aan te gaan. Daar komt bij dat verweerder en de accountant aan getuige eerder de financiële gegevens van kantoorgenoten hadden getoond. Dit alles met de kennelijke bedoeling om wrijving teweeg te brengen tussen klager en de getuige. Gelet op het vorenstaande is de raad van oordeel dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld en in elk geval heeft getracht om op oneigenlijke gronden de getuige te bewegen om met verweerder en de accountant samen te werken. Verzet deels en klacht deels gegrond. Waarschuwing. 

  • ECLI:NL:TGDKG:2019:82 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam C/13/655670

    beslissing op verzet. Voldoende aanleiding om aan te nemen dat inventaris en handelsvoorraad op het betreffende adres aan de onderrneming toebehoorden.

  • ECLI:NL:TADRSHE:2019:94 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch 19-096 DB/ZWB

    Het is de verantwoordelijkheid van een advocaat om sturing te geven aan de aanpak van een zaak. De keuze om de vele mails van klager tijdens een gesprek te bespreken is vanuit het oogpunt van efficiency en kostenbeheersing begrijpelijk is. Ook overigens is niet gebleken dat de advocaat onvoldoende voortvarend heeft gehandeld en tekort is geschoten en de behartiging van de belangen van zijn cliënt. Klacht ongegrond  

  • ECLI:NL:TADRAMS:2019:120 Raad van Discipline Amsterdam 19-256/A/A

    Voorzittersbeslissing. Klacht over de advocaat van de wederpartij deels kennelijk ongegrond en deels kennelijk niet-ontvankelijk. Het is niet aan de tuchtrechter om te oordelen over de vraag of de door verweerder in de herzieningsprocedure bij het hof aangevoerde feiten zijn aan te merken als een novum. Voorts geen sprake van onnodig grievende uitlatingen en ook niet gebleken dat verweerder feiten heeft geponeerd die niet juist zijn. De wederpartij kan zich niet beroepen op Regel 7 van de Gedragsregels 1992 (thans Gedragsregel 15).

  • ECLI:NL:TSCTS:2019:1 Tuchtcollege voor de Scheepvaart 2019-01 (2018.V10-Jan Senior ARM7

    In de nacht van maandag 28 op dinsdag 29 augustus 2017 waren inspecteurs van de NVWA voornemens om een visserij-inspectie uit te voeren aan boord van het onder Nederlandse vlag varende zeevissersvaartuig ‘Jan Senior’, visserijnummer ARM 7. Betrokkene was schipper, tevens wachtdoend officier op dit schip (hierna: de ARM 7), dat toen in territoriale wateren van Frankrijk voer. Hem wordt onder meer verweten dat hij zich, althans de ARM 7, aan deze inspectie heeft willen onttrekken en daarbij een gevaarlijke situatie heeft laten ontstaan. Dat laatste door de netten boven/binnen te halen en door te varen terwijl een RHIB (Rigid Hull Inflatable Boat), waarmee de inspecteurs aan boord van de ARM 7 werden/zouden worden gebracht, zich langszij van de ARM 7 bevond, waardoor de RHIB met haar schroef in de netten verstrikt raakte, daardoor een draaiende beweging maakte en, met toen nog de twee bemanningsleden en één van de inspecteurs aan boord, deels onder water, achterstevoren door de ARM 7 werd meegetrokken. Het handelen en nalaten van betrokkene is naar het oordeel van de inspecteur in strijd met het bepaalde in artikel 4 lid 4, in verbinding met artikel 55a, van de Wet zeevarenden (eisen van goed zeemanschap).

  • ECLI:NL:TADRAMS:2019:121 Raad van Discipline Amsterdam 19-265/A/A

    Voorzittersbeslissing. Klacht over de advocaat van de wederpartij deels niet-ontvankelijk vanwege tijdsverloop en voor het overige kennelijk ongegrond. Onder meer is niet gebleken dat verweerder feiten heeft geponeerd die onjuist zijn.

  • ECLI:NL:TSCTS:2019:2 Tuchtcollege voor de Scheepvaart 2019-02 (2018.V11-Jan Senior ARM7)

    In de nacht van maandag 28 op dinsdag 29 augustus 2017 waren inspecteurs van de NVWA voornemens om een visserij-inspectie uit te voeren aan boord van het onder Nederlandse vlag varende zeevissersvaartuig ‘Jan Senior’, visserijnummer ARM 7. J. S. was schipper, tevens wachtdoend officier op dit schip (hierna: de ARM 7), dat toen in territoriale wateren van Frankrijk voer. Hem is onder meer verweten dat hij zich, althans de ARM 7, aan deze inspectie heeft willen onttrekken en daarbij een gevaarlijke situatie heeft laten ontstaan. Dat laatste door de netten boven/binnen te halen en door te varen terwijl een RHIB (Rigid Hull Inflatable Boat), waarmee de inspecteurs aan boord van de ARM 7 werden/zouden worden gebracht, zich langszij van de ARM 7 bevond, waardoor de RHIB met zijn schroef in de netten verstrikt raakte, daardoor een draaiende beweging maakte en, met toen nog de twee bemanningsleden en één van de inspecteurs aan boord, deels onder water, achterstevoren door de ARM 7 werd meegetrokken. Het verwijt aan betrokkene P. G., die een officiersrang had en machinist was, is dat hij niet heeft ingegrepen teneinde de gevaarlijke situatie te voorkomen dan wel daar een einde aan te maken, door de schipper erop aan te spreken dat deze moest stoppen met diens gevaarlijke actie. Het nalaten van betrokkene is naar het oordeel van de inspecteur in strijd met het bepaalde in artikel 4 lid 4, in verbinding met artikel 55a, van de Wet zeevarenden (eisen van goed zeemanschap).

  • ECLI:NL:TGZRAMS:2019:97 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam 2018/537

    Klager heeft een klacht ingediend tegen een arts, werkzaam bij FMMU, die de aanvraag van klager voor een kilometervergoeding in hoger beroep beoordeeld. Volgens klager voldoet de rapportage van de arts niet aan professionele standaard en heeft de arts zonder feitelijke grondslag en zonder externe toetsing een oordeel geveld met voor klager negatieve gevolgen. De arts voert verweer. Ongegrond