Zoekresultaten 42781-42790 van de 43467 resultaten

  • ECLI:NL:TNOKBRE:2008:YC0217 Kamer van toezicht Breda Kl 4/2009 Kl 5/2009 Kl 12/2009

    Overtreding beleidsregels Beperking uitbetaling van gelden aan derden en Adverteren via verwijzers

  • ECLI:NL:TNOKBRE:2009:YC0223 Kamer van toezicht Breda Kl 16/2008

    De kamer stelt met de notaris vast, dat de aan hem verweten gedragingen betrekking hebben op de onderhandse akte van 20 december 1999 en op de door hem daags daarna verleden akte, waarbij [naam] de economische eigendom van de kwestieuze grond aan [naam]heeft overgedragen. Daarentegen hebben klagers eerst op 9 oktober 2008 en derhalve ruimschoots buiten de in artikel 99, lid 12 Wna voorgeschreven termijn van 3 jaren hun klacht ingediend

  • ECLI:NL:TNOKBRE:2007:YC0230 Kamer van toezicht Breda Kl 4/2007

    Onweersproken staat vast dat de in het eerste ontwerp van de akte door kandidaat-notaris [naam 7] opgenomen berekening van de inbrengwaarde onjuist was, nu daarbij werd uitgegaan van een niet correcte verdeling van de hypotheekschulden. Deze fout is weliswaar hersteld in de uiteindelijk verleden definitieve versie van de akte, maar is, naar onweersproken door klagers is aangevoerd, wel uitgangspunt geweest voor de onderhandelingen met de erven. De door notaris aangevoerde omstandigheid dat in het dossier een kopie van het paspoort van klager [naam 1] reeds aanwezig was en dat deze, gelet op zijn eerdere kantoorbezoeken, ook bekend was, laat die verplichting onverlet, nu gesteld noch gebleken is dat in het dossier met betrekking tot die kopie tevens aanwezig was een verklaring dat de identiteit van klager [naam 1] op basis van zijn paspoort was vastgesteld. De in artikel 39, lid 1 Wna voorgeschreven plicht van de notaris tot vaststelling van de identiteit geldt uitsluitend voor (gevolmachtigde) comparanten, derhalve partijen bij de te passeren akte, alsook voor getuigen, zodat de identificatieplicht niet was vereist ten aanzien van de op 13 december 2006 bij het passeren van akte mede verschenen echtgenoot van klaagster [naam 4]. Daarmee is tevens beantwoord de ter gelegenheid van de mondelinge behandeling van de klacht door de notaris te dier zake nog opgeworpen rechtsvraag. Geconstateerd moet derhalve worden dat de notaris ten aanzien van de op 13 december 2006 bij het passeren van de akte voor hem verschenen personen, met uitzondering van de echtgenoot van klaagster [naam], in strijd met voornoemde bepaling heeft gehandeld De notaris heeft evenmin weersproken zijn volgens klagers [naam 1] en [naam 3] tijdens het direct na het passeren van genoemde akte plaatsgehad hebbend gesprek tegen hen gemaakte opmerkingen. Met deze opmerkingen heeft de notaris blijk gegeven van een ongepaste uiting van zijn ongenoegen dat klagers ondanks gemaakte excuses op kwesties wilden terugkomen. Evenals klagers acht de kamer deze opmerkingen een notaris onwaardig.

  • ECLI:NL:TNOKBRE:2007:YC0243 Kamer van toezicht Breda Kl 7/2006

    Op grond van de hiervoor genoemde correspondentie moet worden vastgesteld, dat de notaris eerst in zijn ter zake van de klacht ingediende verweerschrift voldoende uitleg heeft verstrekt over het niet betaald zijn van de nalatenschapschulden.Anders dan hij meent kan uit de door klager destijds ontvangen afrekening niet zonder meer worden afgeleid dat die schulden niet op het aan klager en zijn zuster uit te keren boedelsaldo door de notaris in mindering waren gebracht. Dat daarover bij klager, zeker nadat de betreffende schuldeisers bij hem alsnog op betaling aandrongen, onduidelijk bestond, is dan ook begrijpelijk.

  • ECLI:NL:TNOKBRE:2008:YC0237 Kamer van toezicht Breda Kl 11/2007

    Uit de omstandigheid dat in de hypotheekofferte was vermeld dat uiterlijk bij het passeren van de hypotheekakte het krediet diende te zijn afgelost en te zijn opgezegd en dat de notaris op 16 november beschikte over het bewijs van aflossing van dat krediet, volgt, anders dan klaagster meent, niet dat de notaris op grond daarvan direct vanaf dat tijdstip tot het passeren van de leverings- en hypotheekakten kon overgaan.

  • ECLI:NL:TNOKBRE:2008:YC0218 Kamer van toezicht Breda Kl 6/2008

    Door, zoals door klager in zijn onderzoek is geconstateerd, tot vijfmaal toe een leverings- en hypotheekakte te passeren, zonder dat de betreffende gelden op de derdengeldrekening waren ontvangen, heeft de notaris niet alleen in strijd met deze bepalingen gehandeld, doch tevens veronachtzaamd zijn verplichtingen voortvloeiende uit de door hem op grond van artikel 25 Wna te houden derdengeldrekening en meer in het bijzonder zijn verplichting als bedoeld in artikel 15, lid 1 van de hiervoor genoemde verordening. Laatstgenoemde bepaling schrijft voor dat de aan de notaris toevertrouwde gelden te allen tijden ten volle in geldmiddelen aanwezig dienen te zijn en dat de notaris daarover onmiddellijk en zonder enige beperking moet kunnen beschikken

  • ECLI:NL:TNOKBRE:2009:YC0224 Kamer van toezicht Breda Kl 17/2008

    Ten aanzien van de klachtonderdelen a. en b., betrekking hebbend op het verwijt aan de notaris dat hij klaagster foutief/onjuist heeft geadviseerd en geïnformeerd over het maken en later wijzigen van de huwelijkse voorwaarden, zoals opgenomen in de akten van respectievelijk 19 juli 1991 en 28 december 2004, en dat akten in de opvatting van klaagster onjuist zijn, moet naar het oordeel van de kamer worden vastgesteld, dat klaagster deze onderdelen van haar klacht niet binnen de in artikel 99, lid 12 Wet op het notarisambt voorgeschreven termijn van 3 jaren heeft ingediend. De verweten gedragingen cq. het verweten nalaten van de notaris dateren van rond 19 juli 1991 respectievelijk 28 december 2004, zijnde de tijdstippen waarop de betreffende akten door de notaris zijn verleden, terwijl klaagster haar klacht eerst op 13 oktober 2008 heeft ingediend.

  • ECLI:NL:TNOKBRE:2007:YC0250 Kamer van toezicht Breda Kl 13/2006

    Inzet van de door klagers ingediende klacht betreft het verwijt aan de notaris dat hij zonder hun instemming en geheel buiten hun bedoeling in de akte waarbij de economische eigendom van de hiervoor bedoelde woning aan hun dochter is geleverd, heeft opgenomen een onherroepelijke volmacht waarbij zij aan hun dochter de volledige beschikking over die woning hebben verstrekt. Deze door klagers verweten gedraging dateert reeds van 21 december 1994, zijnde het tijdstip van het passeren van de betreffende akte, terwijl de klacht eerst op 12 oktober 2006 door klagers is ingediend en derhalve zeer ruim na het verstrijken van de bij artikel 99, lid 12 van de Wet op het notarisambt vastgesteld klachttermijn van drie jaar.

  • ECLI:NL:TNOKBRE:2007:YC0231 Kamer van toezicht Breda Kl 5/2007

    De kamer stelt met de notaris vast dat klager zijn klacht niet met in achtneming van de in artikel 99, lid 12 van de Wet op het notarisambt genoemde termijn van 3 jaar heeft ingediend. De verweten gedraging, cq. het verweten nalaten van de notaris, dateert van rond 18 juni 2001, zijnde het tijdstip waarop de door klager gewraakte verklaring door de notaris is opgesteld, dan wel door klager en zijn echtgenote ten overstaan van de notaris is ondertekend, terwijl klager zijn klacht eerst op 4 april 2007 heeft ingediend.

  • ECLI:NL:TNOKBRE:2007:YC0244 Kamer van toezicht Breda Kl 8/2006

    In deze nieuwe klacht van klaagster staat ter beantwoording de vraag of de notaris met zijn als hiervoor door klaagster gewraakte verklaringen, deels afgelegd bij de mondelinge behandeling door de kamer van haar eerdere klacht en deels aangevoerd in het daaraan voorafgaand schriftelijk debat, klaagster en de kamer (doelbewust) heeft misleid en daarmee als notaris onwaardig en derhalve tuchtrechtelijk laakbaar heeft gehandeld. Geconstateerd kan weliswaar worden dat de op 7 juli 2006 via e-mail aan de erfgenamen gedane mededeling van de notaris afwijkt van zijn eerdere, op 5 juli 2006, bij genoemde mondelinge behandeling afgelegde verklaring, zoals weergegeven in het ter zake opgemaakte proces-verbaal, met name op punt hoe hij tot de door klaagster bestreden boedelbeschrijving is gekomen. Het gaat echter naar het oordeel van de kamer te ver op grond daarvan aan te nemen dat de notaris met zijn verklaring van 5 juli 2006 heeft beoogd daarmee klaagster en de kamer te misleiden. Anders dan klaagster meent kan daaruit niet worden afgeleid dat de notaris daarmee zich ten aanzien van de door hem opgestelde en door klaagster bestreden boedelbeschrijving, heeft willen verschuilen achter daarvoor gegeven instructies van de advocate van klaagsters moeder.