Zoekresultaten 13371-13380 van de 44301 resultaten

  • ECLI:NL:TADRAMS:2019:230 Raad van Discipline Amsterdam 19-530/A/DH

    Ongegrond verzet.

  • ECLI:NL:TAHVD:2019:150 Hof van Discipline 's-Hertogenbosch 190222

    Voorzittersbeslissing. Klager is op 8 augustus 2019 per e-mail (met bijlagen) in hoger beroep gekomen tegen de beslissing van de Raad van Discipline van 13 mei 2019. Nu het hoger beroepschrift van klager door de griffie van het hof is ontvangen na afloop van de in artikel 56 lid 1 van de Advocatenwet neergelegde termijn van 30 dagen, is het beroep reeds daarom kennelijk niet-ontvankelijk als bedoeld in artikel 56a, lid 1 van de Advocatenwet.

  • ECLI:NL:TAHVD:2019:195 Hof van Discipline 's-Hertogenbosch 190061

    Dekenappel en beroep inzake klacht over advocaat wederpartij. Klaagster stelt dat verweerder na een behandeling in kort geding onvoldoende professionele afstand heeft bewaard. De raad heeft op basis van een viertal verklaringen van klaagster, haar advocaat, verweerder en diens cliënt de klacht gegrond verklaard. De deken heeft tegen dit oordeel beroep ingesteld omdat op basis van de verklaringen de feiten niet kunnen worden vastgesteld. Het hof volgt de deken in zijn appel. Bij gebrek aan feitelijke grondslag kan de klacht niet worden beoordeeld. Klacht ongegrond. Vernietiging beslissing raad.

  • ECLI:NL:TAHVD:2019:201 Hof van Discipline 's-Hertogenbosch 190056

    Het hof heeft onder het kopje ‘geding in eerste aanleg’ en het kopje ‘beslissing’ een onjuist zaaknummer (18-124/DH/RO-a) opgenomen ten aanzien van de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Den Haag van 28 januari 2019. Dit is een kennelijke verschrijving. De beslissing die het hof bekrachtigt heeft het zaaknummer 18-124/DH/RO-b.

  • ECLI:NL:TAHVD:2019:189 Hof van Discipline 's-Hertogenbosch 190129

    Klacht advocaat tegen advocaat. Verweerder zou in een door hem opgestelde dagvaarding jegens klager onnodig en extreem grievende en onjuiste uitlatingen hebben geformuleerd. Verweerder voert in hoger beroep aan dat de aanleiding voor de gewraakte passage in het processtuk erin is gelegen, dat klager verweerders cliënt wilde dwingen mee te werken aan het presenteren van valse feiten. Het hof overweegt dat, wat er ook zij van de verwijtbaarheid van het inhoudelijke voorstel van klager, verweerder de kwestie niet in deze belastende bewoordingen had mogen adresseren in de dagvaarding. Voor zover verweerder aan het voorstel had willen refereren, had hij dat in neutralere bewoordingen dienen te doen, zonder daarbij ook de confraternele vertrouwelijkheid tussen advocaten te schenden. Het vorenstaande klemt te meer nu de beschuldigingen van ernstige strafbare feiten van verweerder aan het adres van klager – zoals hij zelf heeft aangegeven – niet noodzakelijk waren ter onderbouwing van een standpunt in de door hem namens zijn cliënt geëntameerde procedure. Bekrachtiging beslissing van de raad, bekrachtiging waarschuwing. Proceskostenveroordeling.

  • ECLI:NL:TAHVD:2019:196 Hof van Discipline 's-Hertogenbosch 190076 en 190077

    Klacht over advocaten van de wederpartij. Gebruik van de term “fraude” op zichzelf niet tuchtrechtelijk verwijtbaar. Dat zou anders kunnen zijn indien verweerders de gestelde fraude zouden hebben gepresenteerd als vaststaand feit terwijl er volstrekt onvoldoende grond voor een dergelijke beschuldiging zou zijn. Gelet op de inhoud van de door de werknemers afgelegde getuigenverklaringen, waarin onder meer de term besodemieteren wordt gebruikt, is daarvan evenwel geen sprake. Klacht in alle onderdelen ongegrond. Verkorte bekrachtiging beslissing raad.

  • ECLI:NL:TAHVD:2019:202 Hof van Discipline 's-Hertogenbosch 190262

    Voorzittersbeslissing. Beroep te laat ingesteld. Niet-ontvankelijk.

  • ECLI:NL:TAHVD:2019:190 Hof van Discipline 's-Hertogenbosch 190070

    Bekrachtiging van door raad gegrond verklaarde klacht tegen advocaat wederpartij met waarschuwing. Beschuldiging van strafbare feiten gepresenteerd als vaststaand feit in een e-mail aan derden. In appel is voorts nog gebleken dat de gedane en in de e-mail genoemde aangifte reeds door het OM was geseponeerd.

  • ECLI:NL:TAHVD:2019:184 Hof van Discipline 's-Hertogenbosch 190097

    Klacht tegen eigen advocaat. Verweerster zou zich hebben bemoeid met de afwikkeling van de VOF en hiervoor facturen hebben verstuurd, terwijl klaagster haar geen opdracht voor deze werkzaamheden had gegeven. Ook zou verweerster hebben erkend dat zij over geen, althans te weinig deskundigheid beschikt op financieel gebied. Nu verweerster dit niet eerder heeft gemeld bij klaagster heeft dit tot extra kosten voor klaagster geleid. Ten aanzien van het eerste klachtonderdeel oordeelt het hof, anders dan de raad, dat wel degelijk sprake is geweest van inhoudelijke werkzaamheden na 1 juli 2014. Nu klaagster echter geen grief heeft aangevoerd tegen het oordeel van de raad dat klaagster opdracht heeft gegeven voor deze werkzaamheden, geldt dat het eerste klachtonderdeel ongegrond moet worden verklaard. Ten aanzien van het tweede klachtonderdeel overweegt het hof dat verweerster, uitgaande van een verjaringstermijn van drie jaren, uiterlijk op 25 april 2015 zou moeten hebben geklaagd. Door de datum van 15 december 2015 als vertrekpunt te nemen, namelijk het vroegste moment waarop klaagster stelt bekend te zijn geworden met het – beweerdelijke – gebrek aan deskundigheid van verweerster, heeft de raad aldus een juiste maatstaf aangelegd. Het hof bevestigt dit oordeel van de raad, zulks onder verbetering van de motivering. Hieruit volgt dat klaagster uiterlijk op 15 december 2016 had moeten klagen, zodat dit klachtonderdeel terecht niet-ontvankelijk is verklaard. Bekrachtiging beslissing van de raad.

  • ECLI:NL:TAHVD:2019:197 Hof van Discipline 's-Hertogenbosch 190218

    Beklag art. 13 Advocatenwet (aanwijzing advocaat). Klager heeft de deken verzocht om aanwijzing van een advocaat in een procedure bij de kantonrechter. Klagers beklagschrift is te laat ingediend en daarom niet-ontvankelijk. Ten overvloede overweegt het hof dat een wettelijke aanwijzingsplicht voor de deken bestaat in gevallen waarin verplichte vertegenwoordiging door een advocaat is voorgeschreven. Die verplichte vertegenwoordiging door een advocaat is niet voorgeschreven bij een procedure voor de kantonrechter. Om die reden heeft de deken op goede gronden geweigerd aan klager een advocaat aan te wijzen. Dat de tegenpartij ervoor heeft gekozen wel een advocaat in te schakelen, maakt dit niet anders. Beklagschrift is niet-ontvankelijk.