ECLI:NL:TGDKG:2019:208 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam C/13/636714 DW Rk 17/1008

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2019:208
Datum uitspraak: 17-05-2019
Datum publicatie: 02-12-2019
Zaaknummer(s): C/13/636714 DW Rk 17/1008
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: 1. de gerechtsdeurwaarder heeft niet professioneel gecommuniceerd met klager, in dit specifieke geval is dit niet tuchtrechtelijk laakbaar. 2. dat de gerechtsdeurwaarder terzake van de betekening van het vonnis niet zou hebben aangebeld bij klager, kan klager niet aantonen. Betekeningsexploot is authentieke akte. Dat betekent dat de inhoud daarvan, zoals de vermelding op welke wijze deze is betekend (i.c. ‘in gesloten envelop achterlatend’), op voorhand vaststaat. 3.Ingevolge het bepaalde in artikel 475 Rv kan direct derdenbeslag worden gelegd zonder dat een beveltermijn van toepassing is. Dit betekent dus dat er na betekening van het vonnis géén wachttermijn geldt om derdenbeslag te leggen. 4.Er bestaat geen wettelijk voorschrift voor het vermelden van een tijdstip op exploten. 5.De onderzoeksplicht van de gerechtsdeurwaarder is ingevolge zijn ministerieplicht marginaal en zal zich (doorgaans) beperken tot het toetsen of een betreffende titel voldoende grond biedt voor executeren daarvan. 6.In het geval van een bankbeslag wordt beslag gelegd onder de bank, zonder dat de gerechtsdeurwaarder zicht heeft op de rekeningen van de debiteur. Onder deze omstandigheden kan niet op voorhand gesproken worden van het leggen van disproportioneel beslag door de gerechtsdeurwaarder. Gelet op het feit dat de gerechtsdeurwaarder handelde uit hoofde van een hem ter hand gestelde executoriale titel kan evenmin van ten onrechte gelegde beslagen worden gesproken. 7. de gerechtsdeurwaarder de wettelijke verplichting heeft om geincasseerde bedragen af te dragen aan zijn opdrachtgever. Als klager het hier niet mee eens is, dient klager zich te voegen bij de bevoegde rechter.

Beslissing van 17 mei 2019 zoals bedoeld in artikel 43 van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de klacht met nummer C/13/636714 / DW RK 17/1008 ingesteld door:

mr. [..],

woonplaats kiezende te [..],

klager,

tegen:

[..],

gerechtsdeurwaarder te [..],

beklaagde,

gemachtigde: mr. [..].

Ontstaan en loop van de procedure

Bij brief met bijlagen, ingekomen op 9 oktober 2017, heeft klager een klacht ingediend tegen de gerechtsdeurwaarder. Bij verweerschrift, ingekomen op 3 november 2017, heeft de gerechtsdeurwaarder op de klacht gereageerd. De klacht is behandeld ter openbare terechtzitting van 5 april 2019 alwaar klager en de gemachtigde van de gerechtsdeurwaarder zijn verschenen. Van de behandeling ter zitting zijn aantekeningen gemaakt. De uitspraak is bepaald op 17 mei 2019.

1. De feiten

Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden:

-        bij exploot van 2 augustus 2017 heeft de gerechtsdeurwaarder een op 21 juli 2017 gewezen vonnis aan klager betekend;

-        bij exploot van 2 augustus 2017 heeft de gerechtsdeurwaarder beslag gelegd onder de ABN Amro Bank, waarna op dezelfde dag het beslag is overbetekend aan klager;

-        tussen 3 augustus 2017 en 26 september 2017 is er meermaals telefonisch - en per e-mail - contact geweest tussen klager en de gerechtsdeurwaarder;

-        op 4 augustus 2017 heeft klager de vordering van € 1.812,39 voldaan aan de gerechtsdeurwaarder.

2. De klacht

Klager verwijt de gerechtsdeurwaarder - samengevat – het volgende.

a)     De gerechtsdeurwaarder heeft artikel 12 van de Verordening Beroeps- en Gedragsregels gerechtsdeurwaarders geschonden door klager en diens secretaresse tijdens telefoongesprekken op een schreeuwerige toon en met stemverheffingen toe te spreken.

b)     De gerechtsdeurwaarder heeft in strijd met artikel 46 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) juncto artikel 47 Rv heeft gehandeld door het exploot niet persoonlijk af te geven, dan wel aan ander persoon die zich daar (lees: de woning) bevond. Het exploot is door de gerechtsdeurwaarder in de brievenbus achtergelaten, terwijl de huishoudster van klager aanwezig was.

c)     De gerechtsdeurwaarder had moeten beseffen dat het niet zinvol was een exploot in een gesloten envelop achter te laten, omdat het niet zeker was dat het exploot klager tijdig zou bereiken en het daadwerkelijk onmogelijk was om direct aan het bevel te voldoen.

d)     De gerechtsdeurwaarder heeft in strijd met artikel 15 van de Gerechtsdeurwaarderswet een onduidelijk exploot betekend. In het exploot heeft de gerechtsdeurwaarder namelijk bevel gedaan om onmiddellijk (om derdenbeslag te voorkomen) althans binnen twee dagen ter voorkoming van overige executiemaatregelen aan de inhoud van de betekende titel te voldoen.

e)     De gerechtsdeurwaarder heeft niet het exacte tijdstip vermeld waarop de exploten aan hem zijn betekend.

f)      De gerechtsdeurwaarder heeft niet onderzocht of hij de opdracht wel met het door de opdrachtgever gewenste gevolg kon uitvoeren. Ook heeft de gerechtsdeurwaarder disproportioneel beslag gelegd.

g)     De gerechtsdeurwaarder had moeten vaststellen dat schuldeisers alleen tezamen een opdracht aan hem konden verstrekken om klager het bevel op te leggen om aan de proceskostenveroordeling te voldoen.

h)     De gerechtsdeurwaarder heeft niet bevestigd of hij al dan niet zou overgaan tot het in depot houden van het door klager betaalde bedrag van € 1.500,-.

i)      De gerechtsdeurwaarder heeft de indruk heeft gewekt dat hij het door klager betaalde bedrag in depot zou houden.

3. Het verweer van de gerechtsdeurwaarder

De gerechtsdeurwaarder heeft de klacht gemotiveerd weersproken. Voor zover van belang wordt hierna op dat verweer ingegaan.

4. De beoordeling van de klacht

4.1 Op grond van artikel 34 lid 1 van de Gerechtsdeurwaarderswet zijn gerechtsdeurwaarders, waarnemend gerechtsdeurwaarders, toegevoegd gerechtsdeurwaarders, kandidaat -gerechtsdeurwaarders en degene die is toegevoegd in het kader van de stageverplichting bij de in artikel 25, eerste lid bedoelde opleiding, onderworpen aan tuchtrechtspraak ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met enige bij of krachtens deze wet gegeven bepaling en ter zake van enig handelen of nalaten dat een behoorlijk gerechtsdeurwaarder niet betaamt. Ter beoordeling staat of de handelwijze van de gerechtsdeurwaarder een tuchtrechtelijk verwijtbare gedraging in de zin van dit artikel oplevert.

4.2 Ten aanzien van klachtonderdeel a. overweegt de kamer als volgt. De gerechtsdeurwaarder heeft ter zitting erkend dat er stevige gesprekken zijn gevoerd. Dit was echter tussen professionals onderling, zoals hij heeft gesteld. Nu de kamer ter zitting heeft kunnen vaststellen op welke wijze beide partijen met elkaar communiceren, neemt de kamer aan dat beide partijen verantwoordelijk zijn voor de wijze waarop gecommuniceerd is. Hoewel dit niet getuigt van professioneel gedrag, stelt de kamer geen tuchtrechtelijk laakbaar handelen vast.

4.3 Ten aanzien van klachtonderdeel b. overweegt de kamer als volgt. Uit de door klager overgelegde kopie van het betekeningsexploot blijkt dat het exploot aan klager is betekend op de wijze zoals in het exploot is aangegeven. Een betekeningsexploot is een authentieke akte. Dat betekent dat de inhoud daarvan, zoals de vermelding op welke wijze deze is betekend (i.c. ‘in gesloten envelop achterlatend’), behoudens tegenbewijs op voorhand vast staat. Klager heeft zijn stelling dat zijn huishoudster en de tuinman aanwezig waren en dat de gerechtsdeurwaarder waarschijnlijk niet heeft aangebeld, niet met bewijsmiddelen ondersteund. Aangenomen moet dus worden dat het niet mogelijk was het exploot in persoon te betekenen. Van enig tuchtrechtelijk laakbaar handelen is dan ook niet gebleken.

4.4 Ten aanzien van klachtonderdeel c. overweegt de kamer als volgt. Ingevolge het bepaalde in artikel 430 lid 3 Rv kan een titel worden tenuitvoergelegd na betekening. Ingevolge het bepaalde in artikel 475 Rv kan direct derdenbeslag worden gelegd zonder dat een beveltermijn van toepassing is. Dit betekent dus dat er na betekening van het vonnis géén wachttermijn geldt om derdenbeslag te leggen. De gerechtsdeurwaarder heeft door aldus te handelen (betekening van het exploot en vervolgens direct daarna de betekening van het gelegde bankbeslag) in dit geval niet tuchtrechtelijk laakbaar gehandeld.

4.5 Ten aanzien van klachtonderdeel d. en e. overweegt de kamer als volgt. Er bestaat geen wettelijk voorschrift voor het vermelden van een tijdstip op exploten. Gebleken is dat de betekening is geschied conform de wettelijke richtlijnen. Enig tuchtrechtelijk laakbaar hande­len is daarbij niet gebleken.

4.6 Ten aanzien van klachtonderdeel f. en g. overweegt de kamer dat op een gerechtsdeurwaarder een ministerieplicht rust indien hem wordt verzocht ambtshandelingen, waartoe hij bevoegd is, te verrichten. Op het moment dat de gerechtsdeurwaarder een opdracht tot het verrichten van een ambtshandeling ontvangt en er geen uitsluiting van bevoegdheid is, is daarmee automatisch de verplichting ontstaan tot het verrichten van de ambtshandeling. De onderzoeksplicht van de gerechtsdeurwaarder is ingevolge zijn ministerieplicht marginaal en zal zich (doorgaans) beperken tot het toetsen of een betreffende titel voldoende grond biedt voor executeren daarvan. Anders dan klager meent, behoefde de gerechtsdeurwaarder dus niet te onderzoeken of hij de opdracht wel met het door de opdrachtgever gewenste gevolg kon uitvoeren. Niet is gesteld noch gebleken dat hiervan geen sprake was of zou moeten zijn. Evenmin waren er reden om aan te nemen dat het onmogelijk dan wel verboden was om het vonnis te executeren. De kamer oordeelt dat het leggen van beslag door de gerechtsdeurwaarder niet in strijd is met de tuchtrechtelijke norm, nu klager op grond van artikel 3:276 van het Burgerlijk Wetboek met zijn hele vermogen instaat voor de vordering. Het staat de gerechtsdeurwaarder op grond van artikel 435 Rv vrij om beslag te leggen op alle vermogensobjecten van klager. Van disproportionaliteit zou sprake kunnen zijn als de gerechtsdeurwaarder beslag zou leggen op een object waarvan hij weet dat de waarde de openstaande vordering naar objectieve maatstaven van redelijkheid onevenredig overstijgt. In het geval van een bankbeslag wordt beslag gelegd onder de bank, zonder dat de gerechtsdeurwaarder zicht heeft op de rekeningen van de debiteur. Onder deze omstandigheden kan niet op voorhand gesproken worden van het leggen van disproportioneel beslag door de gerechtsdeurwaarder. Gelet op het feit dat de gerechtsdeurwaarder handelde uit hoofde van een hem ter hand gestelde executoriale titel kan evenmin van ten onrechte gelegde beslagen worden gesproken.

Daarnaast geldt dat een geschil met betrekking tot tenuitvoerlegging van een executoriale titel te worden voorgelegd aan de bevoegde (executie)rechter. Het tuchtrecht is daarvoor niet de geëigende weg.

4.7 Ten aanzien van klachtonderdeel h. en i. overweegt de kamer dat de gerechtsdeurwaarder de wettelijke verplichting heeft om geincasseerde bedragen af te dragen aan zijn opdrachtgever. Als klager het hier niet mee eens is, dient klager zich te voegen bij de bevoegde rechter als bedoeld onder overweging  4.6.Van enig tuchtrechtelijk laakbaar handelen is op dit punt niet gebleken. De stelling van klager dat de gerechtsdeurwaarder dit eerder aan hem had moeten meedelen, zodat klager zich op andere rechtsmaatregelen had kunnen bezinnen, maakt dit niet anders, aangezien klager, gezien zijn professie had moeten weten dat de gerechtsdeurwaarder de verplichting heeft de bedragen af te dragen.

4.8 Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.

BESLISSING

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

-      verklaart de klacht op alle onderdelen ongegrond.

Aldus gegeven door mr. L. Voetelink, plaatsvervangend-voorzitter, mr. W.M. de Vries en mr. J.N. Reijn, leden, uitgesproken ter openbare terechtzitting van 17 mei 2019, in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing kan binnen dertig dagen na dagtekening van verzending van het afschrift van de beslissing, hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Amsterdam, Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.