Zoekresultaten 3971-3980 van de 42647 resultaten

  • ECLI:NL:TGZCTG:2022:212 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2020.207

    Klacht tegen een klinisch geriater tevens internist. Klaagster is de dochter van de in 2019 op hoge leeftijd overleden patiënte. Patiënte is vanaf 2009 in het ziekenhuis in behandeling geweest in verband met een vulvacarcinoom. De aangeklaagde klinisch geriater en internist is sinds begin 2019 werkzaam als voorzitter van de Raad van Bestuur van het ziekenhuis. Klaagster verwijt de klinisch geriater en internist dat zij niet open en transparant is geweest, zich niet toetsbaar heeft willen opstellen, dat zij niet wil luisteren en niet toegankelijk is voor een gesprek, dat zij het belang van patiënt niet voorop heeft gesteld en geen belang hecht aan kwaliteit en veiligheid voor wat betreft patiëntenzorg, en dat zij een onderzoek naar dwaling en misleiding door Medirisk heeft geweigerd. Het Regionaal Tuchtcollege acht de klacht kennelijk ongegrond. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep van klaagster tegen deze beslissing.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2022:206 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2020.213

    Klacht tegen een gynaecoloog. Klaagster is de dochter van de in 2019 op hoge leeftijd overleden patiënte. Patiënte is vanaf 2009 in het ziekenhuis in behandeling geweest in verband met een vulvacarcinoom. De aangeklaagde gynaecoloog is werkzaam in een ander ziekenhuis en op verschillende momenten betrokken geweest bij de behandeling van patiënte.Klaagster verwijt de aangeklaagde gynaecoloog dat zij het dossier niet goed heeft bijgehouden, dat de gynaecoloog patiënte o.a. de op 20 september 2017 in het multidisciplinair overleg van het ziekenhuis besproken liesbreuken zowel links als rechts niet heeft meegedeeld, en dat zij heeft geweigerd een revisie te doen van de biopten uit 2012 en 2014, dat zij het overleg met dr. Resink (MST) niet heeft genoteerd in het medisch dossier.Samenvattend geeft klaagster aan dat de second opinion bij de gynaecoloog geen enkele toegevoegde waarde heeft gehad. Er is sprake van een samenzwering. Het Regionaal Tuchtcollege acht de klacht kennelijk ongegrond. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep van klaagster tegen deze beslissing.

  • ECLI:NL:TGZREIN:2022:65 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Eindhoven H2021/3658

    Klaagster verwijt internist dat zij, ondanks hoge INR-waarde, bloedverdunners heeft voorgeschreven en heeft laten toedienen aan haar overleden echtgenoot. Internist was tevens verantwoordelijk als hoofdbehandelaar. Internist was niet persoonlijk betrokken bij het voorschijven of toedienen van de bloedverdunners. Ook als hoofdbehandelaar niet tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld, internist was niet op de hoogte en arts-assistent was bevoegd tot zelfstandig handelen. Klacht ongegrond.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2022:213 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2020.206

    Klacht tegen een gynaecoloog. Klaagster is de dochter van de in 2019 op hoge leeftijd overleden patiënte. Patiënte is vanaf 2009 in het ziekenhuis in behandeling geweest in verband met een vulvacarcinoom. Klaagster verwijt de gynaecoloog dat hij de operatie in 2009 niet zelf heeft gedaan, niet aanwezig was in het ziekenhuis en dat hij de ingreep heeft laten uitvoeren door anderen, dat hij onvoldoende informatie heeft gegeven met betrekking tot de ingreep op en rond de operatie in 2009, dat hij te lang heeft gewacht met het uitvoeren van een ileus-operatie, dat hij een paralytische ileus na een vierde operatie heeft verzwegen evenals een mogelijk op handen zijnde vijfde operatie, dat hij onvoldoende/onjuiste informatie heeft gegeven tijdens het telefonisch contact in 2016 over de behandeling van patiënte in 2009, dat sprake is van een onjuiste dossiervoering en foutieve vermeldingen, en dat hij geen veiligheid heeft gegeven en geen kwaliteit van zorg. Het Regionaal Tuchtcollege acht de klacht kennelijk ongegrond. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep van klaagster tegen deze beslissing.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2022:207 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2020.212

    Klacht tegen een radioloog. Klaagster is de dochter van de in 2019 op hoge leeftijd overleden patiënte. Patiënte is vanaf 2009 in het ziekenhuis in behandeling geweest in verband met een vulvacarcinoom. De aangeklaagde radioloog is werkzaam in een ander ziekenhuis. Patiënte is voor een second opinion naar dit ziekenhuis verwezen. In 2017 heeft er een second opinion door de radioloog plaatsgevonden van de CT-abdomen en CT-thorax.Klaagster verwijt de aangeklaagde radioloog dat hij onvolledige verslaglegging heeft gedaan van de revisie van de CT-scan van 2017 door een aantal bevindingen niet op te nemen in de verslaglegging, dat hij de niet vermelde bevindingen niet aan patiënte heeft meegedeeld terwijl dat wel had gemoeten, en dat hij ten onrechte geen aanvullende onderzoek adviezen heeft gegeven. Het Regionaal Tuchtcollege acht de klacht kennelijk ongegrond. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep van klaagster tegen deze beslissing.

  • ECLI:NL:TGZRAMS:2022:181 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2022/4262

    Klacht kennelijk niet-ontvankelijk tegen een psychiater. Verweerder is psychiater en als bestuurder zorg werkzaam bij een zorgaanbieder. In zijn hoedanigheid als bestuurder heeft verweerder namens de zorgaanbieder een schriftelijke reactie ingediend op de klacht van klaagster bij de geschillencommissie. Klaagster verwijt verweerder dat hij onjuiste medische informatie heeft aangeleverd, waarbij sprake is van valsheid in geschrift. Er heeft geen behandelrelatie tussen klager en verweerder bestaan. De eerste tuchtnorm is daarom niet van toepassing op deze klacht. De tweede tuchtnorm is ook niet van toepassing. Uit de brief volgt niet dat verweerder deze reactie in zijn hoedanigheid van psychiater heeft opgesteld, of vanuit psychiatrisch oogpunt een reactie heeft gegeven; deze reactie had evengoed door een andere bestuurder zonder het specialisme psychiater kunnen zijn geschreven. Zoals is opgemerkt in het verweerschrift, is het indienen van een reactie door de bestuurder zorg in een dergelijke procedure een beleidsmatige keuze van de zorgaanbieder. Dat betekent dat verweerder geacht moet worden uitsluitend in zijn hoedanigheid als bestuurder op de klacht van klaagster bij de geschillencommissie te hebben gereageerd, onder bijvoeging van het dossier zoals dat door de behandelende zorgverleners is opgesteld. Dit handelen van verweerder heeft onvoldoende weerslag op de individuele gezondheidszorg.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2022:201 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2022/1331

    Klacht tegen gz-psycholoog. Klager was enige tijd bewindvoerder van een bij de gz‑psycholoog onder behandeling zijnde vrouw. Klager verwijt de gz-psycholoog dat zij in het medisch dossier een aantal zeer tendentieuze en negatieve opmerkingen over klager heeft opgenomen. Hiermee heeft zij volgens klager gehandeld in strijd met de Beroepscode voor psychologen 2015. Het Regionaal Tuchtcollege acht de klacht gegrond en legt aan de gz‑psycholoog een berisping op. Het Centraal Tuchtcollege is van oordeel dat klager geen rechtstreeks belanghebbende is en dus niet klachtgerechtigd is. Klager wordt alsnog in de klacht niet-ontvankelijk verklaard.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2022:214 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2022/1231

    Klacht tegen een mdl-arts. Klager is gedurende ruim anderhalf jaar onder behandeling geweest bij de mdl-arts in verband met een colitis ulcerosa. Hij werd hiervoor behandeld met verschillende medicijnen. Klager was ontevreden over deze behandeling en is daarna in behandeling gekomen bij een andere mdl-arts, die een behandeling met adalimumab (behorende tot de zogenoemde biologicals) gestart. Klager verwijt de mdl-arts dat hij klager (en zijn huisarts) de ernst van de aandoening had moeten meedelen en klager had moeten wijzen op het alternatief van biologicals. Het Regionaal Tuchtcollege acht de klacht kennelijk ongegrond. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep van klager tegen deze beslissing.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2022:208 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2020.211

    Klacht tegen een patholoog. Klaagster is de dochter van de in 2019 op hoge leeftijd overleden patiënte. Patiënte is vanaf 2009 in het ziekenhuis in behandeling geweest in verband met een vulvacarcinoom. De aangeklaagde patholoog is sinds 1994 patholoog en sinds 2012 werkzaam in een bepaald laboratorium. In 2012 ontving dit laboratorium van de behandelend gynaecoloog een biopt van patiënte ter beoordeling. Van dit biopt zijn microscopisch preparaten gemaakt en deze preparaten zijn door de patholoog beoordeeld. De patholoog heeft het onderzoeksverslag in 2012 geautoriseerd. In 2019 is het biopt op verzoek van klaagster in een ander ziekenhuis gereviseerd waarbij bleek dat er sprake was van een discordantie. Klaagster verwijt de patholoog dat hij een verkeerde diagnose heeft gesteld waardoor patiënte geen behandeling heeft gehad, en dat hij ten onrechte geen controle heeft verricht van de bevindingen. Het Regionaal Tuchtcollege acht de klacht kennelijk ongegrond. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep van klaagster tegen deze beslissing.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2022:202 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2022/1303

    Klacht tegen psychiater. Klager is tijdelijk opgenomen geweest in een forensisch psychiatrische kliniek. Op één van de afdelingen waar hij verbleef was de psychiater werkzaam en klagers hoofdbehandelaar. In dat verband maakt klager de psychiater meerdere verwijten. De psychiater zou niet hebben ingegrepen toen klager werd bedreigd door een medepatiënt en is een verkeerd behandelplan met verkeerde diagnoses naar de reclassering gestuurd. Ook zou het behandelplan niet met klager zijn besproken en zou er op het bord in de kliniek ten onrechte staan vermeld dat klager daar vrijwillig verbleef. Het Regionaal Tuchtcollege heeft de klachtonderdelen 1 en 3 kennelijk ongegrond verklaard, klachtonderdeel 2 van onvoldoende gewicht verklaard en klachtonderdeel 4 kennelijk niet-ontvankelijk verklaard. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het door klager ingestelde beroep.