Zoekresultaten 20121-20130 van de 42611 resultaten

  • ECLI:NL:TNORSHE:2016:31 Kamer voor het notariaat 's-Hertogenbosch SHE/2013/32

    BFT-onderzoek naar handelwijze (thans kandidaat-) notaris. Het notariskantoor waar hij destijds het ambt uitoefende trad op als projectnotaris bij diverse onroerend goed projecten van een woningbouwvereniging. De omvang van de zorgplicht van een notaris wordt in hoge mate bepaald door de concrete omstandigheden van het geval. Wat deze omstandigheden betreft stelt de kamer voorop dat de transacties die voorwerp van onderzoek door het BFT zijn geweest, veelal aangegaan zijn door professionele partijen, die daarbij bijgestaan werden door (fiscaal) deskundigen. Uitgangspunt bij dergelijke transacties tussen grote en deskundige partijen is dat de notariële zorgplicht haar grens vindt waar de notaris goede grond heeft erop te kunnen vertrouwen dat de betreffende belanghebbende zichzelf reeds op de hoogte had gesteld en dat deze tevoren reeds voldoende inzicht had in hetgeen nodig was ter bereiking van het beoogde resultaat. Voorts acht de kamer van belang dat de notaris bij de totstandkoming van de transacties (de obligatoire fase) veelal niet betrokken was. Resumerend komt de kamer tot de slotsom dat de notaris kan worden tegengeworpen dat de dossiervorming op enkele punten te wensen overgelaten lijkt te hebben en dat in een enkele akte van levering duidelijker tot uitdrukking gebracht had kunnen worden dat de tegenprestatie reeds voldaan was ter gelegenheid van een eerdere transactie. De kamer acht deze conclusies van onvoldoende gewicht voor een gegrond te achten bedenking jegens de notaris. Daarbij betrekt de kamer wat de dossiervorming betreft dat de notaris thans niet meer de houder van het protocol is. Niet uitgesloten is dat de dossiervorming wel op orde was maar stukken buiten toedoen van de notaris geen onderdeel meer uitmaken van de betreffende dossiers. De kamer beoordeelt deze conclusies van onvoldoende gewicht om de bedenkingen tegen de notaris gegrond te achten.

  • ECLI:NL:TADRSGR:2015:295 Raad van Discipline 's-Gravenhage 15-166/DH/RO

    Klacht van client tegen zijn advocaat over de kwaliteit van de dienstverlening. Klacht kennelijk ongegrond.

  • ECLI:NL:TGZRZWO:2017:1 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle 281/2015

      Klacht tegen radioloog. Hij heeft een opname van zijn moeder in het verpleeghuis verkregen door te wijzen op de mogelijkheid van een fractuur, terwijl daarvoor onvoldoende onderbouwing bestond. Verder een verklaring zelf opgesteld en een verklaring verkregen van een collega om daarmee in procedures waarin hij partij was de rechter te beïnvloeden. Berisping.  

  • ECLI:NL:TGZRZWO:2017:2 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle 046/2016

      Klacht tegen psychiater gegrond. Verweerder heeft, door vérgaande conclusies te trekken over de psychische gesteldheid van klager zonder dat hij klager ooit heeft gesproken of gezien, een duidelijke grens overschreden. Van een redelijk bekwame beroepsbeoefenaar mag worden verlangd dat hij zijn medische oordeel staaft aan de hand van eigen onderzoek van de betrokken patiënt. Door dit na te laten en door zijn oordeel te baseren op een eenzijdig gebruik van beschikbare informatie, waarover hij bovendien niet de beschikking had mogen hebben, heeft verweerder de norm van een redelijk bekwame beroepsuitoefening geschonden. Ook het doen van uitspraken over de meest wenselijke gezags- en omgangsregeling tussen klager en diens dochter, zonder hen ooit te hebben gesproken of gezien, is in strijd met die norm. Maatregel: berisping.

  • ECLI:NL:TGZRZWO:2017:3 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle 081/2015

      Verweerder heeft klaagster onderzocht in het kader van geschiktheidsprocedure CBR. Klaagster verwijt verweerder dat hij de keuring niet zorgvuldig heeft uitgevoerd en klaagster niet goed heeft geïnformeerd over het inzage- en blokkeringsrecht. Klachten ongegrond.  

  • ECLI:NL:TGZRZWO:2017:4 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle 155/2015

      Klacht tegen specialist ouderengeneeskunde. De klacht betreft de behandeling van de partner van klaagster, hierna te noemen patiënt. Klaagster verwijt verweerster -zakelijk weergegeven- dat zij patiënt niet heeft toegestaan de afdeling te verlaten om naar buiten te gaan, geen lichamelijk onderzoek bij patiënt heeft verricht nadat hij ten val was gekomen, patiënt niet naar het ziekenhuis heeft gestuurd voor onderzoek, een te hoge dosis morfine heeft voorgeschreven waardoor patiënt is overleden en klaagster niet heeft willen informeren over de doodsoorzaak van patiënt. Het college heeft geen aanwijzingen gevonden dat verweerster patiënt in zijn vrijheden heeft beperkt door hem te verbieden met klaagster naar buiten te laten gaan. Verweerster heeft zorgvuldig gehandeld door patiënt te onderzoeken en haar bevindingen te bespreken met de arts van de Spoedeisende Hulp. Het college acht het verdedigbaar dat patiënt, gezien zijn gezondheidstoestand, niet is doorgestuurd naar het ziekenhuis. Niet is gebleken dat verweerster een te hoge dosis morfine heeft voorgeschreven en klaagster niet heeft geïnformeerd. Klacht afgewezen. 

  • ECLI:NL:TNORARL:2016:72 Kamer voor het notariaat Arnhem-Leeuwarden AL/2015/148

      De klacht dat de notaris onzorgvuldig heeft gehandeld bij de executieveiling van het pand van klagers is ongegrond.

  • ECLI:NL:TNORARL:2016:73 Kamer voor het notariaat Arnhem-Leeuwarden KL RK 16-92

      De kamer is van oordeel dat de kandidaat-notaris in haar verweer voldoende verklaring heeft gegeven voor de trage afwikkeling van de nalatenschap. De kandidaat-notaris was bij het zetten van stappen in de afwikkeling van de nalatenschap telkens afhankelijk van de erfgenamen die geen overeenstemming konden bereiken. Uit het verweer blijkt dat zij niet meer heeft kunnen doen dan hetgeen zij heeft gedaan om voortgang te houden in de afwikkeling. De kamer neemt hierbij in aanmerking dat de kandidaat-notaris op het moment dat zij niet meer verder kwam met de afwikkeling het initiatief heeft genomen om zich tot de kantonrechter te wenden om op die manier uit de ontstane impasse te komen. De trage afwikkeling kan de kandidaat-notaris niet worden verweten.

  • ECLI:NL:TNORARL:2016:74 Kamer voor het notariaat Arnhem-Leeuwarden KL RK 16-95

      De indiening van een klacht dient hetzij direct, hetzij indirect verband te houden met het eigen belang van degene die de klacht indient. Tijdens de mondelinge behandeling van de klacht is klaagster diverse malen expliciet gevraagd wat haar belang bij indiening van deze twee klachtonderdelen is. Klaagster heeft hierop telkens geantwoord dat zij kwetsbare ouderen wil beschermen tegen notarissen die willen profiteren van hun naïviteit, waardoor ouderen kosten maken die niet zinvol zijn. De kamer is van oordeel dat dit door klaagster aangevoerde belang niet kan worden aangemerkt als een eigen redelijk belang van klaagster bij de door haar ingediende klachten.

  • ECLI:NL:TNORARL:2015:108 Kamer voor het notariaat Arnhem-Leeuwarden AL/2014/109

      Na de gesloten vaststellingsovereenkomsten tussen de erfgenamen is de notaris in zoverre bij de afwikkeling van de nalatenschap van moeder betrokken geraakt, dat hij van de executeur de opdracht heeft gekregen de nalatenschap conform die overeenkomsten af te wikkelen. Dat er sprake zou zijn geweest van het verstrekken aan de notaris van een algehele afwikkelingsbevoegdheid is niet gebleken. Gelet op de verkregen opdracht was de notaris niet bevoegd zelfstandig beslissingen te nemen in het geval de erfgenamen twistten over (de uitleg van) de overeenkomsten. De notaris heeft dan ook niet onjuist gehandeld door de advocaten van partijen te informeren over de tegengestelde standpunten wat betreft de vermeende dubbeltelling van kosten, zodat de advocaten daarover een oplossing konden bereiken.