Zoekresultaten 20021-20030 van de 42611 resultaten

  • ECLI:NL:TGZCTG:2017:34 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2016.177

      De klacht is gericht tegen een arts. Klaagster verwijt de arts kort gezegd (1) dat hij zich heeft voorgedaan als bedrijfsarts, (2) dat hij zijn bevoegdheden heeft overschreden, (3) dat hij onzorgvuldig heeft gehandeld door onder onderbouwing aan te geven dat klaagster zonder partner op het spreekuur diende te verschijnen en (4) dat het oordeel van de arts dat klaagster weer arbeidsongeschikt was op onzorgvuldige wijze is totstandgekomen. Het Regionaal College heeft de klacht geheel gegrond verklaard en de arts de maatregel van voorwaardelijke schorsing voor de duur van zes maanden opgelegd. Beroep arts slaagt voor over het de gegrondverklaring van klachtonderdeel (4) en de opgelegde maatregel betreft. Het Centraal Tuchtcollege legt de maatregel van voorwaardelijke schorsing voor de duur van een maand op.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2017:28 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2015.358

      Klacht tegen gz-psycholoog. Tbs-gestelde klaagt erover dat hij in tbs-kliniek behandeld is, zonder dat strafdossier in die kliniek aanwezig was. Centraal Tuchtcollege oordeelt, evenals het Regionaal Tuchtcollege, dat van tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen geen sprake is en verwerpt het beroep. Op basis van de in de kliniek beschikbare informatie kon een juiste behandeling worden ingezet.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2017:35 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2016.196

      De klacht is gericht tegen een verzekeringsarts. Klager verwijt de arts kort gezegd dat hij in zijn rapport een onjuiste melding heeft gedaan en dat hij ondanks door klager geuite bezwaren een verzekeringstechnisch onderzoek is gestart. Het Regionaal Tuchtcollege heeft de klacht afgewezen. Beroep klager verworpen.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2017:29 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2015.359

      Klacht tegen psychotherapeut. Tbs-gestelde klaagt erover dat hij in tbs-kliniek behandeld is, zonder dat strafdossier in die kliniek aanwezig was. Centraal Tuchtcollege oordeelt dat van tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen geen sprake is. Op basis van de in de kliniek beschikbare informatie kon een juiste behandeling worden ingezet. Klacht over PCL-R onderzoek ook ongegrond. Niet gebleken dat dit onderzoek niet op de juiste wijze is verlopen. Voorts is niet tuchtrechtelijk verwijtbaar geoordeeld dat de longstay-aanvraag van klager niet de afwijkende mening over klager van twee sociotherapeuten vermeldt, omdat in de longstay-aanvraag het standpunt van het multidisciplinaire behandelteam staat. Tot slot is ook de klacht over onjuiste mededeling die de psychotherapeut aan een derde over klager zou hebben gedaan niet gegrond, omdat niet kan worden vastgesteld dat de betreffende mededeling is gedaan.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2017:23 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2015.352

      Klacht tegen een verpleegkundige, ingediend door de echtgenoot van een patiënt die door een Fact-team behandeld wordt. Klager klaagt erover dat hij niet betrokken is bij de behandeling van zijn echtgenote en dat aan hem geen informatie is verschaft. Regionaal Tuchtcollege heeft de klacht ongegrond verklaard, omdat patiënte geen toestemming had gegeven informatie aan klager te verstrekken en de verpleegkundige daarom vanwege haar beroepsgeheim geen informatie kon verstrekken. Het Centraal Tuchtcollege verklaart de klacht gegrond. Gezien de werkwijze van een Fact-team en de richtlijn bipolaire stoornissen, moeten naasten bij de behandeling van een patiënt worden betrokken. Dat kon ook zonder het verstrekken van informatie die onder het medisch beroepsgeheim valt. Aan de verpleegkundige wordt geen maatregel opgelegd, omdat zij inzicht heeft getoond in haar handelen en omdat zij het onderwerp in haar team heeft besproken en het team het probleem vervolgens niet op de juiste wijze heeft opgepakt. Dit laatste is de verpleegkundige niet aan te rekenen.

  • ECLI:NL:TADRARL:2017:2 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 16-575

    Motivering maatregel. Kennelijke verschrijving. Herstelbeslissing.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2017:30 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2015.360

      Klacht tegen gz-psycholoog. Tbs-gestelde klaagt erover dat hij in tbs-kliniek behandeld is, zonder dat strafdossier in die kliniek aanwezig was. Centraal Tuchtcollege oordeelt, evenals het Regionaal Tuchtcollege, dat van tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen geen sprake is en verwerpt het beroep. Op basis van de in de kliniek beschikbare informatie kon een juiste behandeling worden ingezet.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2017:24 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2015.353

      Klacht tegen een psycholoog, ingediend door de echtgenoot van een patiënt die door een Fact-team behandeld wordt. Klager klaagt erover dat hij niet betrokken is bij de behandeling van zijn echtgenote en dat aan hem geen informatie is verschaft. Regionaal Tuchtcollege heeft de klacht ongegrond verklaard, omdat patiënte geen toestemming had gegeven informatie aan klager te verstrekken en de psycholoog daarom vanwege haar beroepsgeheim geen informatie kon verstrekken. Het Centraal Tuchtcollege verklaart de klacht gegrond. Gezien de werkwijze van een Fact-team en de richtlijn bipolaire stoornissen, moeten naasten bij de behandeling van een patiënt worden betrokken. Dat kon ook zonder het verstrekken van informatie die onder het medisch beroepsgeheim valt. Aan de psycholoog wordt de maatregel van waarschuwing opgelegd.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2017:31 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2016.051

    Op 2 maart 2012 heeft de huisarts de patiënt, de inmiddels overleden echtgenoot van klaagster, thuis bezocht en hem onder vermelding van mogelijke maag-, darm- en leverproblemen naar de afdeling spoedeisende hulp van het ziekenhuis doorverwezen, waar later die dag een myocardinfarct bij de patiënt is vastgesteld. Klager verwijt de huisarts onzorgvuldig handelen dat bestaat uit niet adequaat optreden, het te laat ondernemen van actie en het stellen van een verkeerde diagnose. Het Regionaal Tuchtcollege heeft aan de huisarts de maatregel van waarschuwing opgelegd. Het Centraal Tuchtcollege is van oordeel dat op het moment van het huisbezoek de klachten van de patiënt, in samenhang met zijn voorgeschiedenis bezien, voor de huisarts aanleiding hadden moeten vormen een cardiovasculair risico in de differentiaal diagnose op te nemen en daar naar te handelen. De huisarts heeft door dit na te laten onnodig veel tijd verloren laten gegaan. De maatregel van een waarschuwing is daarom passend en geboden. Het beroep van de huisarts wordt verworpen.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2017:25 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2015.453

      Klacht tegen specialist ouderengeneeskunde. Klaagster is de dochter van een inmiddels overleden patiënt. Patiënt woonde in een verpleeghuis, waar de arts werkzaam is als specialist ouderengeneeskunde. De arts was de behandelend arts van patiënt. Patiënt droeg een verblijfskatheter. Op 30 oktober 2014 heeft een verzorgende bij het weghalen van de deken de katheter meegetrokken. Nadat patiënt op 30 oktober 2014 onwel was geworden heeft een andere arts (eveneens aangeklaagd: C2015.455) patiënt op 31 oktober 2014 beoordeeld en patiënt vervolgens ingestuurd naar het ziekenhuis. Met bloedingen en pijn is patiënt via de afdeling spoedeisende hulp (SEH) op de afdeling urologie van het ziekenhuis opgenomen. Op 31 oktober 2014 heeft deze arts gezorgd voor een mondelinge overdracht aan de arts. Op 4 november 2014 is patiënt met veel pijn teruggekeerd naar het verpleeghuis. Op 10 november 2014 heeft de verpleegkundige (eveneens aangeklaagd: C2015.456) de arts gemeld dat klaagster nog niet was geïnformeerd over voornoemd incident met de katheter. De arts heeft klaagster die dag verteld over het incident. Later die dag is patiënt overleden. Klaagster verwijt de arts dat zij: 1) heeft nagelaten informatie over het incident met de katheter aan het ziekenhuis te verstrekken; 2) heeft nagelaten informatie over het incident met de katheter te verstrekken aan klaagster in haar hoedanigheid van dochter en mentor van de patiënt. RTG Amsterdam: Ad 1) ongegrond. De mededeling was medisch niet relevant voor het handelen van de behandelend uroloog. Ad 2) gegrond. De arts had klaagster eerder kunnen en moeten inlichten over het katheter-incident. Waarschuwing. Zowel het principaal beroep, door klaagster ingesteld, als het incidenteel beroep, door verweerster ingesteld, wordt verworpen. De beslissing van het Regionaal Tuchtcollege blijft in stand.