Zoekresultaten 3311-3320 van de 42643 resultaten

  • ECLI:NL:TADRARL:2023:53 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 22-606/AL/GLD/D

    Dekenbezwaar. De raad verklaart het dekenbezwaar gegrond. Verweerder heeft in verschillende procedures partijen met tegenstrijdige belangen bijgestaan en de meeste van die partijen staat hij nog steeds bij. Verweerder had in die procedures een eigen belang en uit verschillende rechterlijke uitspraken is gebleken dat verweerder in deze zaak de belangen van de wederpartij op ontoelaatbare wijze heeft geschonden. De raad acht dit handelen van verweerder zeer kwalijk. Verweerder heeft hiermee belangrijke regels overtreden en in strijd gehandeld met de kernwaarden die een advocaat in acht dient te nemen. Zelfs na de uitspraken van de Raad van Discipline en het Hof van Discipline waarin is geoordeeld dat er belangentegenstelling was ontstaan en verweerder zich uit eigen beweging uit de zaak had moeten terugtrekken, is verweerder in deze procedure blijven optreden. Ook aan diverse verzoeken van de deken om zich in alle geschillen als advocaat te onttrekken heeft hij niet voldaan. In het nadeel van verweerder houdt de raad er rekening mee dat verweerder eerder in deze zelfde zaak en deels ter zake van hetzelfde soort verwijtbare handelen een berisping opgelegd heeft gekregen. De raad legt een voorwaardelijke schorsing van 12 weken op met als bijzondere voorwaarde dat verweerder in geen enkele procedure die betrekking heeft op het feitencomplex van deze zaak als advocaat zal optreden.

  • Klachten over meerdere transacties. Klagers, hoewel geen partij bij de akte van 17 november 2020, hebben als oorspronkelijke eigenaren van het (door hen net een half jaar eerder verkochte) bedrijfspand een redelijk belang bij hun klacht tegen deze akte. De akte van 17 november 2020 vormt immers het sluitstuk van een zogenaamde ABC-transactie, zodat klagers niet het recht ontzegd kan worden de rol van de notaris in dit verband aan de kamer ter toetsing voor te leggen. Het ontvankelijkheidsverweer dat de notarissen hier gevoerd hebben, wordt daarom gepasseerd.De kamer is verder inhoudelijk van oordeel dat de notarissen in ieder geval bij de voorbereiding en het passeren van de akten van 20 mei 2020 hun informatie-, onderzoeks- en waarschuwingsplicht hebben verwaarloosd of onvoldoende zorgvuldig hebben ingevuld. Klacht in zoverre gegrond.Fundamentele ambtsverplichting geschonden. Kennelijk bewust als gevolg van een onjuiste ambtsopvatting. Berisping nu geen van beide notarissen eerder een tuchtrechtelijke maatregel opgelegd heeft gekregen.

  • ECLI:NL:TADRARL:2023:47 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 22-346/AL/GLD

    Klacht deels niet-ontvankelijk omdat deze is ingediend na het verstrijken van de driejaarstermijn als bedoeld in artikel 46g 1 sub a Advocatenwet. Klacht voor het overige ongegrond.

  • ECLI:NL:TADRSGR:2023:46 Raad van Discipline 's-Gravenhage 22-798/DH/RO

    Verweerder heeft klaagsters zaak onzorgvuldig en veel te traag behandeld. De raad neemt verweerder deze handelwijze des te maak kwalijk omdat de deken verweerder had verzocht klaagster – in opvolging van diverse eerder betrokken gemachtigden – bij te staan. Klaagster had recht op duidelijke communicatie en een doortastende opstelling. Dit heeft zij van verweerder niet gekregen. Berisping.

  • ECLI:NL:TADRSGR:2023:47 Raad van Discipline 's-Gravenhage 22-427/DH/RO

    Gegrond verzet omdat de voorzitter de klacht te beperkt heeft opgevat. Klacht alsnog ongegrond.

  • ECLI:NL:TADRSHE:2023:30 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch 22-720/DB/ZWB

    Raadsbeslissing. Klacht over de eigen advocaat over de kwaliteit van de dienstverlening. Dat het teleurstellende resultaat van de procedure het gevolg is geweest van een ondermaats optreden van verweerder is noch uit het overgelegde vonnis van de rechtbank noch anderszins gebleken. Ongegrond.

  • ECLI:NL:TADRSGR:2023:48 Raad van Discipline 's-Gravenhage 23-017/DH/RO

    Voorzittersbeslissing. Klacht over de kwaliteit van dienstverlening kennelijk ongegrond.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2023:44 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2022/1371

    Klacht tegen een verzekeringsarts. De verzekeringsarts heeft klager in het kader van het aflopen van de WAO-wachttijd gezien en sociaal medisch beoordeeld. De verzekeringsarts heeft een verslag opgesteld en een FML ingevuld met als conclusie dat klager beschikt over duurzaam benutbare mogelijkheden. Klager verwijt de verzekeringsarts dat zij (1) bij haar beoordeling niet alle medische aspecten heeft meegewogen, (2) zij foutief onderzoek heeft uitgevoerd en onvoldoende medische informatie heeft ingewonnen, (3) selectief informatie heeft gebruikt, (4) de beoordeling onrechtmatig niet laat aansluiten bij de door klager ervaren klachten en belemmeringen en (5) bij de beoordeling is uitgegaan van een onjuiste grondslag, namelijk WIA in plaats van WAO. Het Regionaal Tuchtcollege verklaart de klacht kennelijk ongegrond. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep van klager.

  • ECLI:NL:TADRSHE:2023:31 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch 22-660/DB/LI

    Raadsbeslissing. Klacht over advocaat van de wederpartij. Verweerster heeft tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld doordat zij in een kort geding procedure onjuiste c.q. onvolledige informatie heeft verstrekt aan de rechter door slechts een deel van e-mail te overleggen en doordat zij bezwaar heeft gemaakt tegen het in het geding brengen van de volledige e-mail door de advocaat van klaagster. Berisping.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2023:45 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2022/1227

    Klacht tegen huisarts. Klaagster is begin 2021 door de huisarts onderzocht vanwege toegenomen klachten bij het lopen. Zij schreef zelf de klachten toe aan spataderen op het linker onderbeen. De huisarts heeft klaagster zowel staand als zittend en liggend op de onderzoeksbank lichamelijk onderzocht. Klaagster verwijt de huisarts dat hij (1) klaagster op de onderzoeksbank seksueel heeft aangerand en (2) zijn vertrouwenspositie als huisarts heeft gebruikt door haar op persoonlijke plekken aan te raken. Het Regionaal Tuchtcollege kan niet vaststellen hoe het deel van het onderzoek dat op de onderzoeksbank heeft plaatsgevonden precies is verlopen. Dat brengt mee dat niet kan worden vastgesteld of de huisarts grensoverschrijdend gedrag heeft vertoond binnen de behandelrelatie. Het Regionaal Tuchtcollege concludeert wel dat de huisarts lichamelijk onderzoek heeft uitgevoerd dat niet in overeenstemming was met de standaard van de beroepsgroep, zonder deze werkwijze duidelijk toe te lichten aan klaagster, laat staan haar daarvoor om toestemming te vragen. Het Regionaal Tuchtcollege heeft de klacht daarom gegrond verklaard en de arts een waarschuwing opgelegd. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep van de huisarts tegen deze beslissing.