Zoekresultaten 21071-21080 van de 42647 resultaten

  • ECLI:NL:TADRSGR:2016:176 Raad van Discipline 's-Gravenhage 15-630/DH/DH

    Klacht tegen advocaat in privéhoedanigheid. Verwijten dat verweerder: a) heeft meegewerkt aan een ‘een-tweetje’ met zijn advocaat en heeft geciteerd uit confraternele correspondentie; b) misbruik heeft gemaakt van het procesrecht. Met betrekking tot klachtonderdeel a) overweegt de raad dat verweerder – als ervaren advocaat – als geen ander op de hoogte dient te zijn van de voor zijn beroepsgroep geldende gedragsregels. De raad leidt uit uitlatingen van verweerder af dat hij welbewust de keuze heeft gemaakt om tijdens een zitting te citeren uit confraternele correspondentie, terwijl hij wist dat dit een advocaat niet is toegestaan. Door met deze wetenschap desondanks 'met zijn burgerpet op’ de inhoud van de gevoerde onderhandelingen bekend te maken miskent hij de strekking van de gedragsregel en treedt hij de waarborg die deze zijn beroepsgroep beoogt te bieden met voeten. Voor wat betreft het verwijt dat verweerder heeft meegewerkt aan een ‘een-tweetje’ met zijn advocaat, overweegt de raad dat verweerder deze stelling uitdrukkelijk heeft betwist, terwijl de raad op basis van de stukken en het verhandelde ter terechtzitting de juistheid van deze stelling niet kan vaststellen. Daarom is het klachtonderdeel in zoverre ongegrond. Ten aanzien van klachtonderdeel b) overweegt de raad dat partijen ten aanzien van dit verwijt verschillende standpunten hebben ingenomen, waarbij verweerder het verwijt van klagers gemotiveerd heeft betwist. De juistheid van de stelling van klagers is niet gebleken. Klachtonderdeel a) is deels gegrond, klachtonderdeel b) is ongegrond. Waarschuwing, betaling griffierecht aan klagers en kostenveroordeling EUR 1.000,- ten gunste van de NOvA.

  • ECLI:NL:TADRSGR:2016:189 Raad van Discipline 's-Gravenhage 15-403/DH/DH-a

    Beslissing op verzet. De klacht betreft het handelen van verweerder in zijn hoedanigheid van advocaat van de wederpartij van klager. De raad oordeelt dat de voorzitter in haar beoordeling de juiste maatstaf heeft toegepast, in die zin dat de advocaat een grote vrijheid toekomt de belangen van zijn cliënt te behartigen op de wijze die hem passend voorkomt. Die vrijheid mag niet worden beknot ten gunste van de tegenpartij, tenzij diens belangen nodeloos en op ontoelaatbare wijze door het optreden van de advocaat zouden worden geschaad. Naar het oordeel van de raad kunnen de door klager aangevoerde gronden van verzet niet slagen en heeft de voorzitter de klacht terecht kennelijk ongegrond bevonden. Verzet ongegrond.

  • ECLI:NL:TADRSGR:2016:183 Raad van Discipline 's-Gravenhage 16-553/DH/RO

    Voorzittersbeslissing. Verwijt dat verweerder, in zijn hoedanigheid van rechtbankdeskundige en vereffenaar, heimelijk overleg heeft gevoerd met de wederpartij en/of diens advocaat en/of boekhouder. Voorts heeft de wederpartij van klagers, buiten hun medeweten, aan verweerder een specificatie van zijn vordering op klagers overgelegd, welke informatie verweerder  pas tweeënhalf jaar later aan klagers heeft bekendgemaakt. Wanneer een advocaat optreedt in een andere hoedanigheid dan die van advocaat, blijft het advocatentuchtrecht in die zin voor hem gelden, dat indien een advocaat zich bij de vervulling van die andere hoedanigheid zodanig gedraagt dan wel misdraagt dat daardoor het vertrouwen in de advocatuur wordt ondermijnd, sprake kan zijn van een handelen of nalaten in strijd met hetgeen een behoorlijk advocaat betaamt, waarvan hem een tuchtrechtelijk verwijt gemaakt kan worden. Uit de overgelegde stukken volgt dat verweerder, zowel in zijn definitieve deskundigenbericht aan de rechtbank als in het kader van de onderhavige klachtprocedure, heeft verantwoord op welke wijze hij te werk is gegaan. Van heimelijkheid is niet gebleken. Uit de stukken is niet gebleken dat verweerder zich bij de vervulling van zijn taak als vereffenaar en benoemd deskundige zodanig heeft gedragen dat daardoor het vertrouwen in de advocatuur is geschaad. Klacht kennelijk ongegrond.

  • ECLI:NL:TADRSGR:2016:177 Raad van Discipline 's-Gravenhage 15-611/DH/DH-c

    Klacht tegen mede-advocaat. Verwijt dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat hij zich, als advocaat-gemachtigde, in het kader van een klachtprocedure tijdens een zitting van het Hof van Discipline onnodig grievend over klager heeft uitgelaten. Feitelijk is komen vast te staan dat verweerder de verweten uitlatingen heeft gebezigd. Gelet op de inhoud van deze uitlatingen is de raad van oordeel dat deze kunnen worden aangemerkt als onnodig grievend. De klacht is derhalve gegrond. Verweerder betreurt zijn handelen en heeft aangevoerd dat hij zich in de toekomst op een rustigere wijze jegens zijn collega-advocaten zal opstellen. Gezien deze toezegging, en mede gelet op de omstandigheid dat verweerder zijn verontschuldigingen aan klager heeft aangeboden, is de raad van oordeel dat kan worden volstaan met gegrondverklaring van de klacht zonder oplegging van een maatregel.

  • ECLI:NL:TACAKN:2016:89 Accountantskamer Zwolle 15/2633 Wtra AK

      Betrokkene heeft een jaarrekening en zijn beoordelingsverklaring daarbij ongewijzigd opnieuw voorgelegd aan de algemene vergadering van de rechtspersoon, terwijl over die jaarrekening een klachtprocedure aanhangig was bij de Ack. In deze situatie had hij de aandeelhouders erop moeten wijzen dat er in die procedure over werd geklaagd dat hij als accountant betrokken is bij informatie in die jaarrekening die materieel onjuist, onvolledig of misleidend is. Door dat na te laten heeft betrokkene gehandeld in strijd met het fundamentele beginsel van integriteit. Betrokkene is de enige accountant verbonden aan een accountantskantoor in de zin van de NVAK-ass en hij is aan te merken als dagelijks beleidsbepaler van het kantoor. In die hoedanigheid rustte op hem de verplichting zorg te dragen voor een beroepsaansprakelijkheidsverzekering van het kantoor. Strijd met het fundamentele beginsel van vakbekwaamheid en zorgvuldigheid. Berisping.  

  • ECLI:NL:TADRSGR:2016:171 Raad van Discipline 's-Gravenhage 16-292/DH/DH c

    Voorzittersbeslissing. De voorzitter is van oordeel dat klaagster onvoldoende feiten heeft gesteld om haar klacht nader te onderbouwen. Zij volstaat met algemene verwijten aan het adres van verweerster en verwijst naar handelen van verweerster dat zij reeds in de twee andere door haar op 22 februari 2016 ingediende klachten aan de orde heeft gesteld. Nu voor de door klaagster in de onderhavige klacht gemaakte verwijten een voldoende feitelijke grondslag ontbreekt, zal de voorzitter de klacht in haar geheel kennelijk ongegrond verklaren.

  • ECLI:NL:TADRSGR:2016:184 Raad van Discipline 's-Gravenhage 16-564/DH/RO

    Voorzittersbeslissing. Verwijten dat verweerster: a) klager heeft misleid door niet bij aanvang van de zaak aan te geven dat voor het verkrijgen van vervangende toestemming voor verhuizing naar het buitenland een aparte procedure gestart zou moeten worden; b) zij klager niet tijdig en deugdelijk heeft geïnformeerd over de voortgang van de zaak, zij niet met hem heeft overlegd wat er in de stukken moest staan en zij dikwijls stukken op het laatste moment heeft ingediend; c) zij haar geheimhoudingsplicht heeft geschonden door met haar partner over de zaak van klager te spreken; d) zij de klachten van klager niet serieus heeft genomen en heeft geweigerd hem een deel van het door hem betaalde bedrag terug te betalen; e) zij heeft geweigerd het dossier van klager over te dragen aan de opvolgend advocaat. Met betrekking tot klachtonderdeel a oordeelt de voorzitter dat niet aannemelijk is dat verweerster ten tijde van het opstellen van de opdrachtbevestiging kon voorzien dat een dergelijke aparte procedure zou moeten worden gevoerd en dat klager ervan uit mocht gaan dat deze procedure bij de prijs was inbegrepen. Ten aanzien van klachtonderdeel b overweegt de voorzitter dat uit de stukken niet blijkt dat verweerster klager te laat heeft geïnformeerd. Met betrekking tot klachtonderdeel c overweegt de voorzitter dat de partner van verweerster op haar kantoor werkzaam is en dat hij daarom een afgeleide geheimhoudingsplicht heeft. Klachtonderdeel d: tijdens een bespreking op 17 februari 2015 is de situatie tussen klager en verweerster geëscaleerd, waarna verweerster zich genoodzaakt heeft gezien haar werkzaamheden voor klager te beëindigen. Op dat moment waren alle werkzaamheden in de echtscheidingsprocedure reeds verricht. Op 11 maart 2015 is de echtscheiding tussen klager en zijn ex-echtgenote uitgesproken. Gelet daarop valt niet in te zien waarom klager recht zou hebben op terugbetaling van (een gedeelte van) het bedrag van EUR 4.000,-. Klachtonderdeel e: verweerster heeft gemotiveerd aangevoerd dat zij een compleet dossier heeft overgedragen aan de opvolgend advocaat van klager. Bovendien heeft klager na een bemiddelingsgesprek met de deken van verweerster het originele dossier ontvangen. Klacht geheel kennelijk ongegrond.

  • ECLI:NL:TADRSGR:2016:178 Raad van Discipline 's-Gravenhage 15-611/DH/DH-b

    Klacht tegen mede-advocaat. Verwijt dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat zijn advocaat-gemachtigde zich in het kader van een klachtprocedure tijdens een zitting van het Hof van Discipline onnodig grievend over klager heeft uitgelaten. Hoewel is komen vast te staan dat de advocaat-gemachtigde van verweerder de verweten uitlatingen namens verweerder heeft gebezigd, is de raad gelet op de specifieke omstandigheden van het geval – waaronder het langdurige conflict tussen klager en verweerder en het feit dat de bewoordingen zijn geuit in het kader van een klachtprocedure – niet van oordeel dat dit verweerder tuchtrechtelijk kan worden aangerekend. Dit geldt temeer nu verweerder juist een deskundige buitenstaander had ingeschakeld met de intentie om afstand van de situatie te bewaren. De raad is er voldoende van overtuigd dat verweerder zelf ook overvallen was door de heftigheid van het betoog van zijn advocaat-gemachtigde. Hij heeft zijn spijt betuigd en zijn excuses aangeboden voor hetgeen namens hem in de hoger beroepsprocedure over klager was gezegd. Naar het oordeel van de raad heeft hij hiermee betoond dat hij de gedragsregels wel degelijk serieus neemt en zijn verantwoordelijkheid genomen nadat de namens hem gedane schending ervan zich had voorgedaan. Klacht ongegrond.

  • ECLI:NL:TADRSHE:2016:130 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch 16-694/DB/ZWB

    Advocaat mag in beginsel afgaan op de informatie van zijn cliënt. Klacht kennelijk ongegrond.

  • ECLI:NL:TADRAMS:2016:179 Raad van Discipline Amsterdam 16-640/A/NH

    Voorzittersbeslissing. Klacht tegen eigen advocaat. Klacht kennelijk ongegrond.