Zoekresultaten 13791-13800 van de 42647 resultaten

  • ECLI:NL:TNORARL:2018:58 Kamer voor het notariaat Arnhem-Leeuwarden C/05/338433 KL RK 18 - 76

    In een eerdere beslissing tussen partijen heeft de kamer geoordeeld dat de notaris op grond van artikel 55 Wna gehouden is een urenspecificatie te overleggen. In onderhavige zaak beklaagt klaagster zich over het feit dat de notaris, ondanks de eerdere kamerbeslissing, nog steeds geen urenspecificatie wenst over te leggen. Ook reageert de notaris niet op e-mails en heeft hij de gemachtigde van klaagsters telefonisch onheus te woord gestaan.                          De kamer is van oordeel dat het, gezien de beslissing van de kamer van 8 mei 2018 en de verzoeken van klager van 1 juni 2018 en 8 juni 2018, op de weg van de notaris had gelegen om zo spoedig mogelijk de specificatie als bedoeld in artikel 55 Wna aan de gemachtigde van klager te verstrekken. Door dit na te laten, althans ontwijkend te antwoorden op bedoelde verzoeken van klager om een urenspecificatie en om naleving van de beslissing van de kamer, heeft de notaris onzorgvuldig gehandeld. De kamer weegt daarbij mee dat de notaris pas na de aanmaning van de advocaat van de gemachtigde van klaagster een specificatie heeft verstrekt. Deze specificatie van werkzaamheden heeft de notaris bovendien niet rechtstreeks aan klaagster, maar aan de kamer verstrekt. Van belang is verder dat de notaris niet heeft toegelicht hoeveel tijd hij aan welke werkzaamheid heeft besteed. Hij heeft ten onrechte volstaan met een opgave van het tot aan aantal aan de zaak bestede uren. Blijkens het overzicht  heeft hij daarbij ook nog eens de tijd in rekening gebracht voor de behandeling van de eerdere klacht van klaagster. Deze tijd komt echter, gelet op de vaste rechtspraak en naar bij de notaris bekend mag worden verondersteld, niet in aanmerking voor declaratie bij klaagster. De kamer is daarom van oordeel dat de klacht op al haar onderdelen gegrond is en dat de notaris tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld. De kamer legt de notaris de maatregel van berisping op.  

  • ECLI:NL:TNORARL:2019:13 Kamer voor het notariaat Arnhem-Leeuwarden C/05/339157 / KL RK 18 - 85

    Klager verwijt de notaris allereerst dat sprake is geweest van een negatieve bewaringspositie. Verder verwijt klager de notaris dat hij zich tijdens zijn schorsing niet heeft gedragen zoals van een geschorst notaris verwacht mag worden. Tot slot heeft klager bij de notaris op kantoor vijf akten aangetroffen die zijn gepasseerd maar niet waren ingeschreven in het repertorium, niet ter registratie waren aangeboden, niet waren ingebonden en ook niet waren opgeslagen in de kantoorkluis.   De kamer heeft klachtonderdeel een en twee ongegrond verklaard. Het derde klachtonderdeel is door de kamer gegrond verklaard en aan de notaris is de maatregel van berisping opgelegd.

  • ECLI:NL:TNORARL:2019:14 Kamer voor het notariaat Arnhem-Leeuwarden C/05/336214 / KL RK 18 - 56

    Klager stelt dat de notaris, gelet op artikel 138 lid 2 BW, niet had mogen meewerken aan de verkoop van de woning door de voorwaardelijke erfgenamen. Door dit toch te doen heeft de notaris het aanzien van de beroepsgroep geschaad. Verder verwijt klager de notaris dat hij met zijn handelen klager in een kwaad daglicht heeft gezet, aangezien klager als notaris zelf eerder zijn medewerking aan de verkoop weigerde vanwege de voorwaardelijke positie van de aspirant verkopers.   De kamer heeft de klacht op alle onderdelen ongegrond verklaard.  

  • ECLI:NL:TNORARL:2019:15 Kamer voor het notariaat Arnhem-Leeuwarden C/05/335580 / KL RK 18 - 45

    Tussen klagers en X bestond een samenwerkingsverband. In het kader van die samenwerking heeft de (oud)notaris diverse akten opgesteld. Klagers verwijten de (oud)notaris dat zij onzorgvuldig heeft gehandeld, waarbij de klacht is onderverdeeld in verschillende klachtonderdelen. De kamer verklaart de klacht grotendeels niet-ontvankelijk vanwege overschrijding van de klachttermijn. Voor het overige heeft de kamer de klacht ongegrond verklaard.  

  • ECLI:NL:TNORARL:2019:16 Kamer voor het notariaat Arnhem-Leeuwarden C/05/339924 / KL RK 18-95

    De klacht valt uiteen in de volgende onderdelen: -          Overtredingen van de risicoprofilering, cliëntmonitoring en het verscherpt cliëntenonderzoek ex artikel 3 jo 8 WWft -          Schending van de onderzoeksplicht ex artikel 17 Wna -          Schending van de weigeringsplicht ex artikel 21 Wna -          Overtreding van de meldingsplicht ex artikel 16 Wwft. -          Ontbreken van procedures Wwft en niet voldoen aan opleidingsverplichting ex artikel 35 Wwft.   De oud-notaris heeft zowel in zijn verweerschrift als tijdens de zitting de verwijten van klager erkend. De kamer stelt vast dat de oud-notaris onvoldoende heeft voldaan aan de eisen die aan hem werden gesteld, zowel op grond van de Wwft als de Wna. De oud-notaris heeft door onvoldoende onderzoek te doen, de dienstverlening niet op te schorten en onvoldoende invulling te geven aan de op hem rustende verplichtingen op grond van de Wwft, zijn poortwachtersrol niet waargemaakt. Een notaris dient te allen tijde en ongeacht de omstandigheden, waarin hij en/of zijn notariskantoor zich bevinden, de op hem rustende wettelijke verplichtingen na te komen. Nu de oud-notaris dit heeft nagelaten, acht de kamer dit tuchtrechtelijk verwijtbaar. Daarom heeft de kamer de klacht op alle onderdelen gegrond verklaard.   De oud-notaris heeft laakbaar gehandeld. De gegronde klachtonderdelen raken de kern van het notariaat. Daarbij komt dat ze niet zien op één akte, maar op tien akten van aandelenoverdrachten. De conclusie is gerechtvaardigd dat de oud-notaris de ondernemingsrechtelijke afdeling van zijn kantoor onvoldoende onder controle had. Zowel in aard als in aantal betreffen het ernstige kwesties, die in de notariële praktijk niet mogen voorkomen. Gelet op de ernst van de gemaakte verwijten zou in beginsel een schorsing van enige duur op zijn plaats zijn. De oud-notaris heeft aangevoerd dat tussen de start van het onderzoek door klager in mei 2016 en het indienen van de klacht zesentwintig maanden zijn verstreken. Tussen het afronden van het onderzoek door klager en het indienen van de klacht zijn elf maanden verstreken. De oud-notaris heeft de kamer verzocht om bij de beoordeling van de klacht en bij het eventueel bepalen van de strafmaatregel rekening te houden met deze lange duur. De kamer gaat aan dit verzoek voorbij omdat klager de klacht binnen de geldende klachttermijn van artikel 99 lid 21 Wna heeft ingediend. De oud-notaris heeft verder in zijn verweerschrift aangevoerd dat hij naar aanleiding van het onderzoek van klager het kantoorbeleid heeft bijgewerkt en aangescherpt. Ook hebben de oud-notaris en zijn medewerkers verschillende opleidingen op het gebied van de Wwft gevolgd. Hieruit blijkt naar het oordeel van de kamer dat de oud-notaris zich heeft ingespannen om herhaling van deze kwalijke kwesties te voorkomen. Voorts houdt de kamer rekening met het feit dat aan de oud-notaris nog niet eerder een tuchtrechtelijke maatregel is opgelegd. Gelet op de aard en de ernst van de onzorgvuldigheid enerzijds en het feit dat de oud-notaris thans geen notarispraktijk meer voert en ook geen notariële werkzaamheden meer verricht als kandidaat-notaris anderzijds, acht de kamer de maatregel van berisping in combinatie met een geldboete van € 15.000,- passend en geboden.    

  • Klaagster verwijt de notaris en de kandidaat-notaris dat zij onvoldoende voortvarend en onvoldoende zorgvuldig hebben gehandeld en gecommuniceerd.   Voor zover de klachten zijn gericht tegen de notaris, overweegt de kamer dat in de periode waar het hier om gaat de notaris in de uitoefening van zijn werkzaamheden was geschorst. De notaris heeft met dit dossier geen persoonlijke bemoeienis gehad. Voor zover de klacht is gericht tegen de notaris wordt deze daarom bij gebrek aan feitelijke grondslag ongegrond verklaard.   Ten aanzien van het handelen van de kandidaat-notaris overweegt de kamer dat het op de weg van de kandidaat-notaris had gelegen klaagster destijds (duidelijker) te informeren over de voorgenomen aanpak van de zaak en het te verwachten (tijds)verloop daarvan. Op dit punt is naar het oordeel van de kamer sprake van een tuchtrechtelijk verwijtbaar tekortschieten van de kandidaat-notaris. Verder is de kamer van oordeel dat de kandidaat-notaris klaagster op de hoogte had behoren te stellen van het feit dat zij gedurende de behandeling van het dossier niet of nauwelijks telefonisch bereikbaar zou zijn. Ook op dit punt wordt de klacht gegrond verklaard. Voor het overige heeft de kamer de klacht ongegrond verklaard.   Gezien de aard en de ernst van de geconstateerde tekortkomingen en de tuchtrechtelijke verwijtbaarheid daarvan heeft de kamer de kandidaat-notaris de maatregel van waarschuwing opgelegd.  

  • ECLI:NL:TADRSHE:2019:41 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch 19-074/DB/LI

    Grenzen van aan advocaat van de wederpartij toekomende vrijheid niet overschreden. Kennelijk ongegrond.

  • ECLI:NL:TADRSHE:2019:42 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch 18-618/DB/OB

    Verweerder heeft, als kantoordirecteur, de behandeld advocaat van klagers opdracht gegeven zijn werkzaamheden te beëindigen in verband met een forse betalingsachterstand. Niet gebleken van de door klagers gestelde afspraak nu de rechtbank de vorderingen van het kantoor van verweerder in de incassoprocedure tegen klagers heeft toegewezen. Gelet op de hoogte van de betalingsachterstand mocht verweerder zijn kantoorgenoot opdragen diens werkzaamheden te beëindigen. Beëindiging was niet onzorgvuldig. Klacht ongegrond.

  • ECLI:NL:TGZRAMS:2019:43 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam 2018/548

      Klaagster verwijt de reumatoloog dat hij een onjuiste diagnose heeft gesteld, waardoor een delay in de behandeling van - naar later bleek - uitgezaaide bot- en leverkanker is ontstaan. In haar medische voorgeschiedenis was er bij klaagster ruim tien jaar eerder sprake geweest van borstkanker.     Ongegrond

  • ECLI:NL:TADRSHE:2019:43 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch 18-652/DB/OB

    Verweerder Niet gebleken van de door klagers gestelde afspraak nu de rechtbank de vorderingen van het kantoor van verweerder in de incassoprocedure tegen klagers heeft toegewezen. Gelet op de hoogte van de betalingsachterstand mocht verweerder zijn werkzaamheden voor klagers beëindigen. Beëindiging was niet onzorgvuldig want tijdig besproken en duidelijk aangegeven welke werkzaamheden de opvolgend advocaat zou moeten verrichte. Geen ongeoorloofde druk uitgeoefend om meer betaling te krijgen en niet gebleken dat verweerder klagers uit de weg zou zijn gegaan. Klacht ongegrond.