Zoekresultaten 13061-13070 van de 42613 resultaten

  • ECLI:NL:TADRAMS:2019:119 Raad van Discipline Amsterdam 19-253/A/A

    Voorzittersbeslissing. Klacht over de eigen advocaat. Klager is niet-ontvankelijk in zijn klacht vanwege het verstrijken van de driejaarstermijn.

  • ECLI:NL:TADRSGR:2019:100 Raad van Discipline 's-Gravenhage 18-115/DH/RO

    Verzetbeslissing. Klager verwijt verweerder (voormalig kantoorgenoot van klager) dat hij heeft samengespannen met de voormalig accountant van klager, om klager nadeel toe te brengen. Mede gelet op de verklaring van de getuige ter zitting is de raad van oordeel dat genoegzaam is gebleken van actieve bemoeienis van verweerder,  al dan niet samen met de accountant, om de getuige te overreden het kantoor van klager te verlaten en een samenwerking met hen aan te gaan. Daar komt bij dat verweerder en de accountant aan getuige eerder de financiële gegevens van kantoorgenoten hadden getoond. Dit alles met de kennelijke bedoeling om wrijving teweeg te brengen tussen klager en de getuige. Gelet op het vorenstaande is de raad van oordeel dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld en in elk geval heeft getracht om op oneigenlijke gronden de getuige te bewegen om met verweerder en de accountant samen te werken. Verzet deels en klacht deels gegrond. Waarschuwing. 

  • ECLI:NL:TGDKG:2019:82 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam C/13/655670

    beslissing op verzet. Voldoende aanleiding om aan te nemen dat inventaris en handelsvoorraad op het betreffende adres aan de onderrneming toebehoorden.

  • ECLI:NL:TADRSHE:2019:94 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch 19-096 DB/ZWB

    Het is de verantwoordelijkheid van een advocaat om sturing te geven aan de aanpak van een zaak. De keuze om de vele mails van klager tijdens een gesprek te bespreken is vanuit het oogpunt van efficiency en kostenbeheersing begrijpelijk is. Ook overigens is niet gebleken dat de advocaat onvoldoende voortvarend heeft gehandeld en tekort is geschoten en de behartiging van de belangen van zijn cliënt. Klacht ongegrond  

  • ECLI:NL:TADRAMS:2019:120 Raad van Discipline Amsterdam 19-256/A/A

    Voorzittersbeslissing. Klacht over de advocaat van de wederpartij deels kennelijk ongegrond en deels kennelijk niet-ontvankelijk. Het is niet aan de tuchtrechter om te oordelen over de vraag of de door verweerder in de herzieningsprocedure bij het hof aangevoerde feiten zijn aan te merken als een novum. Voorts geen sprake van onnodig grievende uitlatingen en ook niet gebleken dat verweerder feiten heeft geponeerd die niet juist zijn. De wederpartij kan zich niet beroepen op Regel 7 van de Gedragsregels 1992 (thans Gedragsregel 15).

  • ECLI:NL:TSCTS:2019:1 Tuchtcollege voor de Scheepvaart 2019-01 (2018.V10-Jan Senior ARM7

    In de nacht van maandag 28 op dinsdag 29 augustus 2017 waren inspecteurs van de NVWA voornemens om een visserij-inspectie uit te voeren aan boord van het onder Nederlandse vlag varende zeevissersvaartuig ‘Jan Senior’, visserijnummer ARM 7. Betrokkene was schipper, tevens wachtdoend officier op dit schip (hierna: de ARM 7), dat toen in territoriale wateren van Frankrijk voer. Hem wordt onder meer verweten dat hij zich, althans de ARM 7, aan deze inspectie heeft willen onttrekken en daarbij een gevaarlijke situatie heeft laten ontstaan. Dat laatste door de netten boven/binnen te halen en door te varen terwijl een RHIB (Rigid Hull Inflatable Boat), waarmee de inspecteurs aan boord van de ARM 7 werden/zouden worden gebracht, zich langszij van de ARM 7 bevond, waardoor de RHIB met haar schroef in de netten verstrikt raakte, daardoor een draaiende beweging maakte en, met toen nog de twee bemanningsleden en één van de inspecteurs aan boord, deels onder water, achterstevoren door de ARM 7 werd meegetrokken. Het handelen en nalaten van betrokkene is naar het oordeel van de inspecteur in strijd met het bepaalde in artikel 4 lid 4, in verbinding met artikel 55a, van de Wet zeevarenden (eisen van goed zeemanschap).

  • ECLI:NL:TADRAMS:2019:121 Raad van Discipline Amsterdam 19-265/A/A

    Voorzittersbeslissing. Klacht over de advocaat van de wederpartij deels niet-ontvankelijk vanwege tijdsverloop en voor het overige kennelijk ongegrond. Onder meer is niet gebleken dat verweerder feiten heeft geponeerd die onjuist zijn.

  • ECLI:NL:TSCTS:2019:2 Tuchtcollege voor de Scheepvaart 2019-02 (2018.V11-Jan Senior ARM7)

    In de nacht van maandag 28 op dinsdag 29 augustus 2017 waren inspecteurs van de NVWA voornemens om een visserij-inspectie uit te voeren aan boord van het onder Nederlandse vlag varende zeevissersvaartuig ‘Jan Senior’, visserijnummer ARM 7. J. S. was schipper, tevens wachtdoend officier op dit schip (hierna: de ARM 7), dat toen in territoriale wateren van Frankrijk voer. Hem is onder meer verweten dat hij zich, althans de ARM 7, aan deze inspectie heeft willen onttrekken en daarbij een gevaarlijke situatie heeft laten ontstaan. Dat laatste door de netten boven/binnen te halen en door te varen terwijl een RHIB (Rigid Hull Inflatable Boat), waarmee de inspecteurs aan boord van de ARM 7 werden/zouden worden gebracht, zich langszij van de ARM 7 bevond, waardoor de RHIB met zijn schroef in de netten verstrikt raakte, daardoor een draaiende beweging maakte en, met toen nog de twee bemanningsleden en één van de inspecteurs aan boord, deels onder water, achterstevoren door de ARM 7 werd meegetrokken. Het verwijt aan betrokkene P. G., die een officiersrang had en machinist was, is dat hij niet heeft ingegrepen teneinde de gevaarlijke situatie te voorkomen dan wel daar een einde aan te maken, door de schipper erop aan te spreken dat deze moest stoppen met diens gevaarlijke actie. Het nalaten van betrokkene is naar het oordeel van de inspecteur in strijd met het bepaalde in artikel 4 lid 4, in verbinding met artikel 55a, van de Wet zeevarenden (eisen van goed zeemanschap).

  • ECLI:NL:TGZRAMS:2019:97 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam 2018/537

    Klager heeft een klacht ingediend tegen een arts, werkzaam bij FMMU, die de aanvraag van klager voor een kilometervergoeding in hoger beroep beoordeeld. Volgens klager voldoet de rapportage van de arts niet aan professionele standaard en heeft de arts zonder feitelijke grondslag en zonder externe toetsing een oordeel geveld met voor klager negatieve gevolgen. De arts voert verweer. Ongegrond

  • ECLI:NL:TACAKN:2019:41 Accountantskamer Zwolle 17/1482 Wtra AK

    Klacht curatoren (ingediend op 10 juli 2017) over het ten onrechte afgeven op 15 juli 2011 van een goedkeurende verklaring bij de jaarrekening over 2010 van een vastgoedconcern (gefailleerd op 23 november 2012) en over het  vergaren van (onvoldoende/geschikte) controle-informatie bij de controle van het bestuursverslag en een groot aantal posten op de balans. Bij indienen klacht is de termijn van zes jaar in artikel 22 Wtra (oud) niet overschreden en ook niet de termijn van drie jaar. Of de termijn van zes jaar is overschreden is onderwerp van ambtshalve toetsing door de Accountantskamer, gezien de aard van de regel, die beschouwd moet worden als een bepaling van openbare orde. Bekendheid van klagers (als curatoren) met (posten in) de jaarrekening, het bestuursverslag, de goedkeurende controleverklaring en de administraties van de failliete vennootschappen houdt niet in dat klagers ook kennis droegen van alle gegevens die door betrokkene in aanmerking zijn genomen bij de controle en van de afwegingen en de beoordeling die betrokkene aan de hand van die gegevens heeft gemaakt, laat staan dat klagers daaraan enig vermoeden van tekortschieten bij die controle en bij het vastleggen van die gegevens en afwegingen in het controledossier konden ontlenen. Klacht in (vrijwel) alle onderdelen gegrond. Niet alle gegevens waarvan betrokkene in het verweerschrift stelt dat hij die in aanmerking heeft genomen bij zijn beoordeling van de aanvaardbaarheid van (de verwerking en de schatting van) posten op de jaarrekening, zijn (voldoende duidelijk) opgenomen in het controledossier. Betrokkene heeft naar voren gebracht dat de “interpretatie” van de Standaarden sinds 2010 stringenter is geworden en dat destijds nog niet was vereist dat elke overweging in het controledossier werd vastgelegd. De Accountantskamer kan betrokkene hierin niet volgen. Er is geen enkele reden om het verplichtend karakter van de voorschriften van de NVCOS te laten afhangen van het tijdsgewricht waarin het handelen of nalaten waarover wordt geklaagd, heeft plaatsgevonden. Tijdelijke doorhaling voor een termijn van drie maanden, mede gelet op de lange duur van de klachtprocedure.