Zoekresultaten 40461-40470 van de 44770 resultaten

  • ECLI:NL:TADRSGR:2011:YA1580 Raad van Discipline 's-Gravenhage R. 3645/11.47

    Vooropgesteld wordt dat een advocaat bij de behandeling van een zaak de leiding heeft en vanuit zijn eigen verantwoordelijkheid dient te bepalen met welke aanpak de belangen van zijn cliënt het beste zijn gediend. Daarbij komt de advocaat een grote mate van vrijheid toe om de belangen van zijn cliënt te behartigen op een wijze die hem passend voorkomt. In het algemeen kan een tuchtrechtelijke maatregel eerst geïndiceerd zijn indien en voor zover de advocaat bij de behandeling van de zaak kennelijk onjuist optreedt en adviseert en de belangen van de cliënt daardoor worden geschaad of kunnen worden geschaad.

  • ECLI:NL:TADRSGR:2011:YA1593 Raad van Discipline 's-Gravenhage R. 3627/11.29a en b

    Een advocaat heeft bij de behandeling van een zaak de leiding en dient vanuit zijn eigen verantwoordelijkheid te bepalen met welke aanpak de belangen van zijn cliënt het beste zijn gediend. Daarbij komt de advocaat een grote mate van vrijheid toe om de belangen van zijn cliënt te behartigen op een wijze die hem passend voorkomt. In het algemeen kan een tuchtrechtelijke maatregel eerst geïndiceerd zijn indien en voor zover de advocaat bij de behandeling van de zaak kennelijk onjuist optreedt en adviseert en de belangen van de cliënt daardoor worden geschaad of kunnen worden geschaad.

  • ECLI:NL:TADRSGR:2011:YA1574 Raad van Discipline 's-Gravenhage R. 3659/11.61

    Een tuchtrechtelijke procedure leent zich niet voor feitenonderzoek op grond waarvan zou kunnen worden vastgesteld dat verweerder de gestelde valsheid in geschrifte en/of fraude heeft gepleegd.

  • ECLI:NL:TADRSGR:2011:YA1587 Raad van Discipline 's-Gravenhage R. 3470/10.100

    Een advocaat dient ook rekening te houden met de gerechtvaardigde belangen van de wederpartij. In casu kan niet worden vastgesteld dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2011:YG1062 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2010.161

    Klager is in 2001 van de fiets gevallen en heeft zijn rechter pols gebroken. Hij bezoekt de SEH van het ziekenhuis en is aldaar gezien door een arts-assistent. Er worden röntgenfoto’s gemaakt waaruit wordt geconcludeerd dat sprake is van een zogeheten Collesfractuur. Er wordt een gispverband aangebracht door een verpleegkundige/gipsverbandmeester. Klager komt nog tweemaal voor controle. Enige tijd nadat het gisp is verwijderd, wordt reflexdystrofie vastgesteld bij klager. Een half jaar later wordt geconstateerd dat sprake is geweest van een verkeerde diagnose vanaf het begin: er was geen sprake van een Collesfractuur maar van een zogenaamde Smithfractuur. Een reconstructieve operatie van de pols wordt uitgevoerd. Klager verwijt –kort gezegd- dat een onzorgvuldige diagnose heeft plaatsgevonden en dat zijn pols verkeerd is behandeld door verweerder. Het RTG overweegt dat niet met zekerheid is vast te stellen dat verweerder de persoon was die het gispverband heeft aangelegd en wijst de klacht af. Het CTG bekrachtigt deze uitspraak omdat ook in hoger beroep niet is komen vast te staan dat verweerder de persoon was die bij het eerste consult –toen de diagnose werd gesteld en het gisp werd aangebracht- aanwezig was.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2011:YG1056 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2010.068

    Klacht tegen huisarts. Klaagster verwijt huisarts dat deze geen adequaat onderzoek heeft verricht naar klachten in haar borsten en haar ten onrechte heeft gerustgesteld. Het Regionaal Tuchtcollege heeft de maatregel van waarschuwing opgelegd. Hoger beroep huisarts. Het Centraal Tuchtcollege overweegt dat n iet in geschil is dat de huisarts klaagster lichamelijk heeft onderzocht en daarbij weliswaar een zwelling in de linkerborst heeft gevoeld, maar dat deze zwelling een afwijking betrof die overeenkwam met eerder in het ziekenhuis vastgestelde cysten. Bij die stand van zaken bestond er voor de huisarts geen aanleiding de zwelling aan te merken als een nieuwe klacht, zodat hij niet opnieuw het protocol, zoals de NHG-standaard die beschrijft bij een nieuwe klacht over pijn in de borst, hoefde te doorlopen. De huisarts heeft terecht de voorgeschiedenis van klaagster betrokken bij zijn diagnose en bij het bepalen van het behandelplan. Klachtonderdeel alsnog ongegrond.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2011:YG1063 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2009.258

    In eerste aanleg heeft klager een 7-tal klachten aangevoerd naar aanleiding van de wijze waarop de gz-psycholoog als deskundige de opdracht van de rechtbank heeft uitvoerd om -kort gezegd- tussen de ex-echtgenoten tot een omgangsregeling voor de kinderen te komen. De klachten komen er op neer dat klager twijfelde aan de onafhankelijkheid van de gz-psycholoog en dat hij zich door haar niet serieus genomen voelde. Een deel van de klachten is door het RTG gegrond verklaard. Klager heeft hoger beroep ingesteld m.b.t. de klachten die door het RTG ongegrond zijn verklaard. Het hoger beroep slaagt niet.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2011:YG1057 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2010.159

    De klacht betreft een arts die de functie bekleedt van directeur patientenzorg in een kliniek en die daarnaast (voor het grootste deel van de werktijd) samen met andere specialisten als arts in die kliniek werkzaam is. Door de klager, die bij een operatie in de kliniek ernstig verminkt is, wordt hem in hoofdzaak verweten dat hij heeft toegelaten dat die operatie werd uitgevoerd door een plastisch chirurg die niet als zodanig in Nederland geregistreerd was. Het regionale tuchtcollege oordeelt dat de arts ook in zijn hoedanigheid van directeur patientenzorg tuchtrechtelijk aansprakelijk kan zijn. Het legt hem een waarschuwing op omdat hij ten onrechte niet gecontroleerd had of de plastisch chirurg in Nederland was ingeschreven. Ook het Centraal Tuchtcollege is van oordeel dat het handelen van artsen in een bestuurlijke of leidinggevende functie in beginsel tuchtrechtelijk getoetst kan worden; wel moet voorkomen worden dat een arts aansprakelijk wordt gehouden voor keuzen in d e bedrijfsvoering waarvoor hem in zijn managementsfunctie in beginsel beleidsvrijheid toekomt. Ten aanzien van de klacht verenigt het Centraal College zich met het oordeel in eerste aanleg; het verwerpt het beroep van de arts.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2011:YG1064 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2010.135

    In geschil is de vraag of de gz-psycholoog bij het intake gesprek in voldoende mate de mede met gezag beklede ouder betrokken heeft. Moeder heeft zich met het minderjarige kind bij de gz-psycholoog gemeld in een crisis-situatie. De psycholoog heeft wel gevraagd naar de contactgegevens van de vader, maar moeder had deze niet voor handen. Vervolgens heeft het meer dan een maand geduurd voordat de gz-psycholoog de vader heeft gesproken. Zij heeft wel gepoogd te bellen, maar pas in later stadium. Het RTG heeft de ter zake ingediende klacht gegrond verklaard en de maatregel van waarschuwing opgelegd. Het CTG heeft overwogen dat ook in de intake fase (ook wanneer er nog geen sprake is van een behandelingsovereenkomst) de met gezag beklede ouder(s) moeten worden geïnformeerd en dat hun instemming moet worden vastgesteld. Dit is onvoldoende gebeurd. Nu hier een nieuwe norm is gesteld, dient een maatregel achterwege te blijven.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2011:YG1058 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2010.279

    Klacht tegen psychiater. Klager is op basis van verklaring van de arts met rechterlijke machtiging opgenomen in psychiatrisch ziekenhuis. Het Regionaal Tuchtcollege oordeelt dat er geen aanwijzingen zijn dat de arts de verklaring valselijk heeft opgemaakt zoals hem door klager wordt verweten en wijst de klacht af. Het Centraal Tuchtcollege bevestigt in beroep het oordeel van het Regionaal Tuchtcollege en verwerpt het beroep.