Zoekresultaten 1-1 van de 1 resultaten

  • ECLI:NL:TAHVD:2020:101 Hof van Discipline 's-Hertogenbosch 190233

    Verzoek van de Raad van Orde van Advocaten op grond van artikel 8e Advocatenwet tot schrapping van een advocaat wegens het niet meer stelselmatig en langdurig uitoefenen van het beroep van advocaat. Artikel 12 lid 5 Advocatenwet is niet van toepassing. Verweerder is al geruime tijd niet meer aan het werk( arbeidsongeschikt) en voert al meer dan vijf jaar geen praktijk meer. Het hof oordeelt dat artikel 8e Advocatenwet van toepassing is en dat gezien de langdurige periode dat verweerder niet meer in staat is zijn praktijk uit te voeren, verweerder bij gebrek aan nadere gegevens niet meer in staat kan worden geacht op voldoende niveau invulling te geven aan zijn praktijk. In tegenstelling tot wat verweerder heeft aangevoerd, rust op de Raad van de Orde niet de verplichting te onderzoeken of verweerder daadwerkelijk nog in staat kan worden geacht het vak uit te oefenen als hij dit al 5 jaar feitelijk niet meer gedaan heeft. Verweerder heeft onvoldoende belang bij het voeren van de titel ‘advocaat’ en het beschikken over de bijzondere positie die daarbij hoort, enkel op basis van zijn staat van dienst als sociaal advocaat en het feit dat verweerder zeer gehecht is aan die titel. Beroep van verweerder is ongegrond en de beslissing van de raad wordt bekrachtigd.