Zoekresultaten 15881-15890 van de 21655 resultaten
-
ECLI:NL:TADRARN:2013:222 Raad van Discipline Arnhem 13-134
- Datum publicatie: 13-02-2014
- Datum uitspraak: 16-12-2013
- ECLI:NL:TADRARN:2013:222
Klager verwijt verweerder onder meer doof te zijn voor herhaaldelijk aandringen op voortgang in de zaak, afspraken niet na te komen en niet adequaat en krachtig op te treden alsmede de tijd die was gemoeid met beklag over de voortgang van de zaak in rekening te brengen bij klager en bedrog te plegen hij het opstellen van de factuur. De zaak is in november 2010 in behandeling gegeven en per datum indiening van de klacht op 27 juni 2012 (na 20 maanden) was er nog altijd geen dagvaarding uitgebracht, hoewel klager daar van meet af aan op aandrong en het hier geen bovenmatig ingewikkelde zaak betrof. Bovendien heeft verweerder klager toezeggingen gedaan over het moment waarop de dagvaarding zou worden uitgebracht, althans over de voortgang van de zaak. De raad is aldus van oordeel dat verweerder door te traag te werken en zijn toezeggingen over de voortgang van de zaak niet na te komen niet heeft gehandeld zoals een behoorlijk advocaat betaamt. Deze klachtonderdelen zijn derhalve gegrond. Of een post in een nota van de advocaat, ziende op een gesprek met de cliënt over de voortgang van de zaak, terecht in rekening is gebracht, hangt af van de vraag of een in dat gesprek door de cliënt geuite klacht omtrent die voortgang, terecht is geuit. Als dat het geval is, vloeit de tijd die de advocaat in dat gesprek aan de zaak besteedt, immers voort uit diens tekortschieten in de zaaksbehandeling. Het staat hem dan in redelijkheid niet vrij die tijd in rekening te brengen. Wanneer van dat tekortschieten geen sprake is, vloeit die tijdsbesteding voort uit de wijze waarop de cliënt de zaak behandeld wenst te zien. Het staat de advocaat in dat geval wel vrij die tijd in rekening te brengen. Naar het oordeel van de raad is niet voldoende gebleken dat er op 17 maart 2011 (circa vier maanden na aanvang van de bijstand in de civiele zaak) reeds onvoldoende voortvarendheid in die bijstand was betracht. Om die reden, en om reden van het feit dat verweerder de ten aanzien van 17 april 2011 in rekening gebrachte tijd uiteindelijk uit de nota heeft geschrapt, is de raad van oordeel dat dit klachtonderdeel ongegrond is.
-
ECLI:NL:TADRARN:2013:216 Raad van Discipline Arnhem 13-216
- Datum publicatie: 13-02-2014
- Datum uitspraak: 10-10-2013
- ECLI:NL:TADRARN:2013:216
Klacht over optreden van een advocaat in een andere hoedanigheid, in casu als lid van de tuchtraad van de specialisatievereniging vFAS. Geen sprake van noodzaak zich terug te trekken als lid van die raad bij het behandelen van een klacht over een voormalig collega-redactielid van een vaktijdschrift. Klager heeft ook geen gebruik gemaakt van de in die procedure voorziene mogelijkheid van wraking. Kennelijk ongegrond.
-
ECLI:NL:TADRARN:2013:223 Raad van Discipline Arnhem 13-135
- Datum publicatie: 13-02-2014
- Datum uitspraak: 16-12-2013
- ECLI:NL:TADRARN:2013:223
Klager verwijt verweerder onder meer doof te zijn voor herhaaldelijk aandringen op voortgang in de zaak, afspraken niet na te komen en niet adequaat en krachtig op te treden. De zaak is in november 2010 in behandeling gegeven en per datum indiening van de klacht op 27 juni 2012 (na 20 maanden) was er nog altijd geen dagvaarding uitgebracht, hoewel klager daar van meet af aan op aandrong en het hier geen bovenmatig ingewikkelde zaak betrof. De zaak werd behandeld door een stagiaire van verweerder, die klager toezeggingen heeft gedaan over het moment waarop de dagvaarding zou worden uitgebracht, althans over de voortgang van de zaak. Verweerder kende de problemen die klager met het optreden van zijn stagiaire had en dat vergrootte zijn verantwoordelijkheid om ervoor te zorgen dat de zaak na het terugkrijgen van de opdracht met voortvarendheid werd opgepakt. De raad van oordeel dat verweerder niet met de vereiste voortvarendheid aan de zaak van klager heeft gewerkt. Dat verwijt treft hem zowel ten opzichte van de voortgang die klager in het algemeen mocht verwachten, als ook ten opzichte van de voortgang die hij op grond van de toezeggingen van stagiaire en verweerder mocht verwachten. De raad is aldus van oordeel dat verweerder door onvoldoende toezicht te houden op zijn stagiaire en hem bij zijn werkzaamheden onvoldoende te begeleiden en deze zo nodig als behandelaar niet zelf te verrichten niet heeft gehandeld zoals een behoorlijk advocaat betaamt. Deze klachtonderdelen beoordeelt de raad gegrond.
-
ECLI:NL:TADRARN:2013:217 Raad van Discipline Arnhem 13-281
- Datum publicatie: 13-02-2014
- Datum uitspraak: 16-12-2013
- ECLI:NL:TADRARN:2013:217
Klachten over de wijze waarop verweerder de hoger beroepszaak van klager heeft aangepakt. Kennelijk ongegrond, omdat verweerder er geen misverstand over heeft laten bestaan dat hij de zaak van klager in appel slechts wilde behandelen indien klager uitdrukkelijk en schriftelijk zou instemmen met de door verweerder geadviseerde strategie. Dat het verweerders goed recht was voor deze opstelling te kiezen komt voort uit de beleidsvrijheid die de advocaat heeft. Wanneer klager niet (langer) achter de eerder geaccordeerde strategie stond, had hij de bijstand door verweerder eigener beweging dienen te beëindigen.
-
ECLI:NL:TADRARN:2013:224 Raad van Discipline Arnhem 13-147
- Datum publicatie: 13-02-2014
- Datum uitspraak: 02-12-2013
- ECLI:NL:TADRARN:2013:224
Klaagster verwijt verweerster onder meer voor haar geen toevoeging te hebben aangevraagd. Verweerster heeft gemotiveerd aangegeven dat en waarom zij niet bereid was om op basis van een toevoeging de zaak voor klaagster te behandelen, dat zij daarover tegenover klaagster duidelijk is geweest en dat de afspraak dat zij betalend zou optreden door verweerster is vastgelegd. Tussen partijen staat vast dat klaagster niet tegen de opdrachtbevestiging heeft geprotesteerd en ook niet tegen de later verzonden declaratie en deze heeft voldaan. Kennelijk was klaagster op dat moment van mening dat deze declaratie terecht was. Ook heeft klaagster ter zitting nog eens erkend, dat zij bij aanvang van de rechtsbijstand aan verweerster heeft aangegeven dat partijen over een aanzienlijk vermogen beschikten, waaronder aandelen, auto’s, een woning, polissen en voorts is door klaagster ter zitting niet bestreden dat er ook nog vermogen was, dat niet in de aangifte inkomstenbelasting was vermeld. Op een advocaat rust een zware verplichting om met zijn cliënt duidelijke afspraken te maken over de financiële basis waarop de werkzaamheden worden verricht en de cliënt te informeren over de mogelijkheid van een toevoeging. Een advocaat is echter vrij om een zaak al dan niet op basis van een toevoeging te behandelen en verweerster heeft daarover volstrekte helderheid aan klaagster verschaft. Gaat een cliënt met behandeling op betalende basis akkoord dan is een cliënt net als bij willekeurig welke andere aan de gemaakte afspraak gebonden. In de wijze waarop verweerster met deze materie is omgesprongen ziet de raad, mede in het licht van de vermogensbestanddelen die er waren volgens de eigen opgave van klaagster, geen tuchtrechtelijk verwijt. Klachtonderdeel is derhalve ongegrond.
-
ECLI:NL:TADRARN:2013:218 Raad van Discipline Arnhem 13-283
- Datum publicatie: 13-02-2014
- Datum uitspraak: 16-12-2013
- ECLI:NL:TADRARN:2013:218
Er bestaat geen rechtsplicht voor de advocaat om een ieder die daar om verzoekt rechtsbijstand te verlenen. In casu heeft verweerder klager weliswaar gezegd vrijblijvend naar zijn zaak te zullen kijken, maar dat brengt nog geen verplichting tot het aannemen van de zaak met zich. Het stond verweerder naar het oordeel van de voorzitter vrij om de zaak van klager niet aan te nemen en om hem te vragen het dossier op te halen.
-
ECLI:NL:TADRARN:2013:219 Raad van Discipline Arnhem 13-287
- Datum publicatie: 13-02-2014
- Datum uitspraak: 06-12-2013
- ECLI:NL:TADRARN:2013:219
Voorzittersbeslissing. Verweerder adviseerde klaagster hoger beroep niet door te zetten en heeft zich teruggetrokken omdat hij de zaak kansloos achtte. Hij kwam tot dat oordeel o.a. na contact met de vorige advocaat van klaagster. Verweerder heeft zich niet ontijdig teruggetrokken. Klaagster stelt dat verweerder buiten haar medeweten geen contact had mogen opnemen met de advocaat die haar in het kader van de eerste aanleg had bijgestaan. Klacht kennelijk ongegrond.
-
ECLI:NL:TADRARN:2013:220 Raad van Discipline Arnhem 13-118
- Datum publicatie: 13-02-2014
- Datum uitspraak: 02-12-2013
- ECLI:NL:TADRARN:2013:220
Klager beklaagt zich erover dat verweerster zich in een brief aan de rechtbank heeft gepresenteerd als raadsvrouwe van L BV op een moment dat deze vennootschap geen bestuur had en mede namens deze vennootschap om aanhouding van de behandeling van de faillissementsaanvraag van de vennootschap heeft verzocht. Klager stelt zich op het standpunt dat dit juridisch onmogelijk is. De raad is op grond van de daarover bekende jurisprudentie van oordeel, dat het door verweerster ingenomen standpunt, inhoudende dat het voor haar cliënt mogelijk was om voor deze vennootschap zonder bestuur als zaakwaarnemer op te treden, in ieder geval pleitbaar was. Dat de rechtbank in een latere beslissing kennelijk anders heeft geoordeeld doet hieraan niet af. Waar het om gaat is wat verweerster met de kennis van dat moment als redelijk handelend advocaat mocht doen. Voorts is - aldus de raad - niet uit de verf is gekomen, dat de gewraakte mededelingen in de brief aan de rechtbank door verweerster met opzet zo zijn ingericht dat de rechtbank op een verkeerd been werd gezet. Klachten ongegrond.
-
ECLI:NL:TADRARN:2013:221 Raad van Discipline Arnhem 13-124
- Datum publicatie: 13-02-2014
- Datum uitspraak: 16-12-2013
- ECLI:NL:TADRARN:2013:221
Klaagster verwijt verweerster geen, althans te weinig werkzaamheden in haar schadezaak te hebben verricht, waardoor klaagster nog meer schade heeft opgelopen en slecht bereikbaar voor klaagster te zijn geweest. De raad overweegt het volgende. Uit het feitencomplex zoals dat blijkt uit het klachtdossier en het verhandelde ter zitting blijkt dat een eventuele vertraging in de zaak veroorzaakt is door de eigen handelwijze van verweerster, die lang gewacht heeft met het aanleveren van gegevens, waarom verweerster diverse malen in heldere bewoordingen had gevraagd. Die gegevens waren nodig voor een verdere juridische onderbouwing van de vordering van klaagster, voor het kunnen starten van een medisch haalbaarheidsonderzoek en voor de financiële basis waarop verweerster haar werkzaamheden zou uitvoeren. Klaagster kon niet van verweerster verlangen dat zij (zolang er geen toevoeging was) zonder uitzicht op betaling van haar declaratie en (toen de toevoeging er was) zonder de betaling van de eigen bijdrage (ondanks de gemaakte afspraak tot betaling in termijnen), haar werkzaamheden zou voortzetten. Dat klaagster met een andere advocaat in het verleden een andere ervaring had gehad maakt dat niet anders. Klacht ongegrond.
-
ECLI:NL:TADRARN:2013:215 Raad van Discipline Arnhem 13-220
- Datum publicatie: 13-02-2014
- Datum uitspraak: 10-10-2013
- ECLI:NL:TADRARN:2013:215
Klachten over optreden van verweerder in 2008 welke in april 2013 zijn ingediend. Klacht is niet binnen een redelijk termijn ingediend en klager heeft niet aangevoerd dat de klacht niet eerder ingediend had kunnen worden. Kennelijk niet-ontvankelijk.
- Vorige pagina zoekresultaten
- Pagina: 1
- ...
- Pagina: 1588
- Pagina: 1589
- Pagina: 1590
- ...
- Pagina: 2166
- Volgende pagina zoekresultaten