Zoekresultaten 13481-13490 van de 43919 resultaten
-
ECLI:NL:TADRARL:2019:145 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 18-552
- Datum publicatie: 25-09-2019
- Datum uitspraak: 15-04-2019
- ECLI:NL:TADRARL:2019:145
Klager klaagt over verweerder in zijn hoedanigheid van lid van het bestuur van een Stichting waar ook klager bij betrokken is. Het is vaste jurisprudentie van het Hof van Discipline dat het in de artikelen 46 en volgende van de Advocatenwet geregelde tuchtrecht betrekking heeft op het handelen en nalaten van advocaten als zodanig en het beoogt een behoorlijke beroepsuitoefening te waarborgen. Maar ook wanneer een advocaat optreedt in een andere hoedanigheid dan die van advocaat – zoals hier: in privéhoedanigheid –, blijft voor hem het advocatentuchtrecht gelden. Indien hij zich bij de vervulling van die andere functie zodanig gedraagt dat daardoor het vertrouwen in de advocatuur wordt geschaad, zal in het algemeen sprake zijn van een handelen of nalaten in strijd met wat een behoorlijk advocaat betaamt, waarvan hem tuchtrechtelijk een verwijt kan worden gemaakt. Privégedragingen van een advocaat zijn alleen dan tuchtrechtelijk van belang indien er voldoende aanknopingspunten zijn (of: verband bestaat, of: verwevenheid is) met de praktijkuitoefening om de daarvoor geldende maatstaven te laten gelden, dan wel de gedraging voor een advocaat in het licht van zijn beroepsuitoefening absoluut ongeoorloofd moet worden geacht. In dit geval heeft de Raad aangenomen dat verweerder de notulen van een vergadering van de Stichting heeft vervalst waardoor klager aanzienlijke financiële schade leed. De raad vindt dit absoluut ongeoorloofd en acht dit gedrag in strijd met de integriteit die van een advocaat mag worden verwacht, ook in een situatie waarin hij niet in die hoedanigheid is opgetreden. Deze klacht is daarom gegrond. Daarnaast heeft verweerder tegen de zoon van klager die advocaat is zonder voorafgaand onderzoek een tweetal klachten ingediend. Verweerder heeft deze klachten ingetrokken toen hij in de klachtenprocedure het verweer van de zoon las en begreep dat deze geen rol als advocaat in de kwestie met de vader, klager, had. Door zonder voorafgaand onderzoek klachten tegen de zoon van klager in te dienen gaat de raad ervan uit dat de klachten van verweerder zijn ingegeven door andere motieven dan waarvoor het tuchtrecht is bedoeld, welke motieven dan kennelijk, bij gebreke van een andere (door verweerder) gegeven verklaring, in de hoek van het geschil met klager moeten worden gevonden Daarmee heeft verweerder het advocatentuchtrecht gebruikt voor een ander doel dan waarvoor het in het leven is geroepen. Dergelijk gedrag is in strijd met hetgeen een behoorlijk advocaat betaamt. Klagers verwijt is daarom gegrond. Omdat de klachten, zoals hiervoor toegelicht, kennelijk relateren aan een met klager bestaand geschil, is klager met betrekking tot deze klacht als belanghebbende aan te merken, en is hij daarin ontvankelijk. Verweerder krijgt een geldboete opgelegd van €5000.
-
ECLI:NL:TGZRZWO:2019:116 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle 071/2019
- Datum publicatie: 25-09-2019
- Datum uitspraak: 25-09-2019
- ECLI:NL:TGZRZWO:2019:116
tandarts handelt niet met de vereiste bekwame spoed na uitval volwassen tand bij minderjarige jongen. Klacht gegrond, waarschuwing
-
ECLI:NL:TAHVD:2019:160 Hof van Discipline 's-Hertogenbosch 190119
- Datum publicatie: 25-09-2019
- Datum uitspraak: 20-09-2019
- ECLI:NL:TAHVD:2019:160
Verzoek aanwijzing advocaat ex art. 13 Advocatenwet. Twee maal heeft de deken een advocaat aangewezen, die door de houding van klaagster hun werk niet konden doen. Beklag ongegrond.
-
ECLI:NL:TGZRZWO:2019:117 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle 080/2019
- Datum publicatie: 25-09-2019
- Datum uitspraak: 25-09-2019
- ECLI:NL:TGZRZWO:2019:117
Klacht niet-ontvankelijk. Klager heeft in casu als collega-tandarts geen rechtstreeks belang bij de klacht.
-
ECLI:NL:TAHVD:2019:161 Hof van Discipline 's-Hertogenbosch 190067
- Datum publicatie: 25-09-2019
- Datum uitspraak: 20-09-2019
- ECLI:NL:TAHVD:2019:161
Klacht advocaat tegen advocaat. Klager verwijt verweerder dat hij heeft samengespannen met de accountant om klager bewust nadeel toe te brengen en om klager zowel privé als in zijn hoedanigheid van advocaat in diskrediet te brengen. Op verzoek van verweerder zijn ter zitting van het hof twee getuigen gehoord. Gelet op hun verklaringen is het hof van oordeel dat niet is komen vast te staan dat de aan verweerder verweten gedragingen zich hebben voorgedaan. De verklaringen van deze getuigen zijn onverenigbaar met de eerder bij de raad afgelegde verklaring van een derde getuige. Het hof kan niet anders dan vaststellen dat door (één van) de getuige(n) een meinedige verklaring is afgelegd, bij de raad dan wel het hof. Het benaderen van een advocaat om toe te treden tot een ander advocatenkantoor is an sich niet klachtwaardig. De wijze waarop dit gebeurt kan een klachtwaardig handelen opleveren, zij het dat daarvan in casu niet is gebleken, noch van enig nadeel aan de zijde van klager. Vernietiging raadsbeslissing (met uitzondering van de beslissing over verzet) en ongegrondverklaring. Ook de door de raad aan verweerder opgelegde maatregel van waarschuwing komt hiermee te vervallen.
-
ECLI:NL:TGZRGRO:2019:50 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Groningen G2019/30
- Datum publicatie: 24-09-2019
- Datum uitspraak: 24-09-2019
- ECLI:NL:TGZRGRO:2019:50
Klacht tegen bedrijfsarts. Klager is een huisarts die – net als verweerder – werkzaam is geweest bij een gezondheidscentrum van Defensie. Verweerder werkte daar al toen klager solliciteerde op de functie van huisarts. Verweerder probeerde de aanstelling van klager te voorkomen, zich beroepend op negatieve berichten over klager, die hem tijdens een spreekuurcontact (met een doktersassistente die met klager had gewerkt) ter ore waren gekomen. Toen klager toch werd aangesteld, heeft verweerder naar aanleiding van een incident de leidinggevenden geïnformeerd over wat hij over klager had gehoord tijdens spreekuurcontacten met het ondersteunend personeel en in de wandelgangen. Klager is op non-actief gesteld en later overgeplaatst naar een andere kazerne. Klager verwijt verweerder dat hij zijn functie van bedrijfsarts heeft misbruikt om klager van zijn werkplek te laten uitsluiten, en – meer algemeen – dat hij de grenzen van zijn functie heeft overschreden door zich met het aanstellingsbeleid van de organisatie waar hij werkt te bemoeien. Ook verwijt klager verweerder dat hij – terwijl klager onderdeel uitmaakte van de verzorgingspopulatie van verweerder – negatieve verklaringen over hem heeft afgelegd aan derden op basis van wat hij tijdens spreekuurcontacten en in de wandelgangen heeft gehoord zonder dat hij ooit met klager hierover in gesprek is gegaan. Het college verklaart de klacht in zijn geheel gegrond en berispt verweerder.
-
ECLI:NL:TAHVD:2019:157 Hof van Discipline 's-Hertogenbosch 180288
- Datum publicatie: 24-09-2019
- Datum uitspraak: 25-03-2019
- ECLI:NL:TAHVD:2019:157
Hoger beroep tegen beslissing van de raad, inhoudende een ongegrond verklaring van klagers verzet. Appelverbod. Naar het oordeel van het hof is niet gebleken van een schending van fundamentele rechtsbeginselen, zodat het beroep van klager tegen de beslissing van de raad de toets van doorbreking van het appelverbod niet kan doorstaan en daarom niet-ontvankelijk dient te worden verklaard.
-
ECLI:NL:TAHVD:2019:151 Hof van Discipline 's-Hertogenbosch 190085
- Datum publicatie: 24-09-2019
- Datum uitspraak: 03-05-2019
- ECLI:NL:TAHVD:2019:151
Voorzittersbeslissing. Aangezien de beslissing van de raad op 4 maart 2019 is toegezonden aan klaagster, kon klaagster uiterlijk op 3 april 2019 hoger beroep instellen. Het beroepschrift is echter pas per e-mail van 4 april 2019 ter griffie van het hof ontvangen. Het per aangetekende post verzonden beroepschrift met bijlagen is een dag later, te weten op 5 april 2019 ter griffie van het hof ontvangen. Nu het beroepschrift van klaagster door de griffie van het hof is ontvangen na afloop van de in artikel 56 lid 1 van de Advocatenwet neergelegde termijn, is het beroep reeds daarom kennelijk niet-ontvankelijk als bedoeld in artikel 56a, lid 1 van de Advocatenwet.
-
ECLI:NL:TAHVD:2019:158 Hof van Discipline 's-Hertogenbosch 190087
- Datum publicatie: 24-09-2019
- Datum uitspraak: 28-06-2019
- ECLI:NL:TAHVD:2019:158
Beklag art. 13 Advocatenwet (aanwijzing advocaat). Klager heeft verzocht om aanwijzing van een advocaat voor het instellen van hoger beroep tegen een beschikking van de rechtbank tot wijziging kinderalimentatie. De deken heeft dit verzoek afgewezen omdat de gemachtigde van klager zich onvoldoende heeft ingespannen om een advocaat te vinden. Ook heeft zij geen gebruik gemaakt van het meermaals herhaalde aanbod om zich te wenden tot het bureau van de Orde van Advocaten Gelderland, dat namen en adressen had kunnen geven van advocaten die klager mogelijk hadden kunnen bijstaan. Het hof stelt vast dat de termijn voor het instellen van hoger beroep tegen de beschikking van de rechtbank, na verleend uitstel, is verstreken op 6 maart 2019. Dit betekent dat geen sprake meer is van een procedure waarvoor bijstand van een advocaat benodigd is in de zin van artikel 13 lid 1 Advocatenwet. Klager heeft geen belang meer bij zijn beklag en dient daarin dan ook niet-ontvankelijk te worden verklaard. Overigens heeft het hof in het dossier geen aanknopingspunten gevonden om de beslissing van de deken voor onjuist te houden. Verzoek is niet-ontvankelijk.
-
ECLI:NL:TAHVD:2019:152 Hof van Discipline 's-Hertogenbosch 180306
- Datum publicatie: 24-09-2019
- Datum uitspraak: 10-05-2019
- ECLI:NL:TAHVD:2019:152
Klacht tegen eigen advocaat. Verweerder zou klager bij het aangaan van de overeenkomst van opdracht met het incassobureau onvoldoende hebben geïnformeerd over de hieraan verbonden voorwaarden; verweerder zou deze overeenkomst zijn aangegaan zonder overleg met klager over de daaraan verbonden voorwaarden en kosten en die kosten vervolgens hebben doorberekend aan klager; verweerder zou klager onvoldoende informeren over de uitvoering van de incasso-opdracht. Het hof is van oordeel dat verweerder te lichtvaardig in zee is gegaan met het incassobureau, nadat zijn vaste deurwaarder, gelet op het gevraagde voorschot voor zijn werkzaamheden, niet in aanmerking kwam. De gebrekkige informatievoorziening door verweerder voorafgaand aan het aangaan van de incasso overeenkomst weegt niet op tegen de - naar het hof ook aanneemt - goede intenties van verweerder om klager te helpen bij de incasso van zijn vordering. Alles overziend acht het hof een maatregel van een waarschuwing voor verweerder passend en geboden. De beslissing van de raad zal dan ook worden vernietigd voor zover er is bepaald geen maatregel op te leggen. Gedeeltelijke vernietiging beslissing van de raad, oplegging waarschuwing.
- Vorige pagina zoekresultaten
- Pagina: 1
- ...
- Pagina: 1348
- Pagina: 1349
- Pagina: 1350
- ...
- Pagina: 4392
- Volgende pagina zoekresultaten